ECLI:NL:RBZWB:2023:564

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2823
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van bezwaar en terugvordering van bijstandsuitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het college, waarbij zijn recht op bijstandsuitkering werd ingetrokken en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering werd opgelegd. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 januari 2023, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had geen gronden van bezwaar ingediend en was niet aanwezig tijdens de hoorzitting. De rechtbank stelt vast dat eiser de hoogte van het terugvorderingsbedrag niet betwist, maar geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat er geen grond is voor terugvordering. Aangezien het recht op bijstandsuitkering terecht is ingetrokken, is het college verplicht om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien.

De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn gesteld of gebleken en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2823 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. I.A.C. Cools),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college)
(gemachtigde: [gemachtigde college]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 20 mei 2021 waarbij zijn bezwaar tegen het besluit van 8 januari 2021 (primair besluit I) niet-ontvankelijk en zijn bezwaar tegen het besluit van 26 januari 2021 (primair besluit II) ongegrond is verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

1.
Feiten
Eiser ontvangt sinds 7 januari 2020 een uitkering op grond van de Participatiewet. In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek heeft het college bij eiser gegevens opgevraagd, waaronder kopieën van bankafschriften en bewijsstukken van zijn reis naar het buitenland.
Bij besluit van 29 december 2020 heeft het college het recht op bijstand opgeschort met ingang van 28 december 2020 en eiser in de gelegenheid gesteld het door het college gestelde verzuim te herstellen door uiterlijk 6 januari 2021 de gevraagde gegevens in te leveren.
Eiser heeft geen gegevens ingeleverd en heeft geen contact opgenomen met het college.
Bij het primaire besluit I heeft het college het recht op bijstandsuitkering ingetrokken van 15 mei 2020 tot en met 27 december 2020 omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Tevens heeft het college het recht op bijstandsuitkering ingetrokken per 28 december 2020 omdat eiser het verzuim niet voor de gestelde datum heeft hersteld.
Bij het primaire besluit II heeft het college de als gevolg hiervan onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering van eiser teruggevorderd over de periode van 15 mei 2020 tot en met 31 december 2020 tot een bedrag van € 9.172,26 bruto.
Op 6 maart 2021 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit II.
Het college heeft het bezwaarschrift mede gericht geacht tegen het primaire besluit I.
2.
Wettelijk kader
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Gronden van beroep
Eiser wijst in het beroepschrift op de gronden die zijn ingebracht in de bezwaarprocedure en verzoekt deze als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser betwist dat hij teveel uitkering heeft ontvangen en stelt dat er geen grond is voor terugvordering van het bedrag van
€ 9.172,26. Eiser heeft ter onderbouwing hiervan kopieën van bankafschriften over de periode van 15 mei 2020 tot en met 15 december 2020 opgestuurd die hij ter zitting zal toelichten.
4.
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
4.1.
Niet-ontvankelijk verklaring.
Het college heeft het bezwaarschrift van 6 maart 2021 dat was gericht tegen het primaire besluit II terecht mede gericht geacht tegen het primaire besluit I.
Het college heeft eiser verzocht in verband hiermee de gronden van bezwaar aan te vullen en hem meegedeeld dat die uiterlijk 30 maart 2021 ontvangen moeten zijn. Bij brief van 31 maart 2021 deelt (gemachtigde van) eiser mee dat hij de gronden van bezwaar tijdens de hoorzitting zal toelichten. Tijdens de hoorzitting op 6 april 2021 was eiser niet aanwezig en zijn geen gronden aangevoerd. Er is verzocht om een laatste hersteltermijn van twee weken, maar daarvan heeft eiser, ondanks dat het college eiser deze heeft gegeven, geen gebruik gemaakt.
Gelet hierop heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I terecht niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat geen gronden van bezwaar zijn ingediend.
4.2.
Terugvordering.
De rechtbank stelt vast dat eiser, zoals ter zitting bevestigd, de hoogte van het terugvorderingsbedrag en de periode waarover wordt teruggevorderd niet bestrijdt. Eiser stelt dat er geen grond is voor terugvordering, maar motiveert dat niet.
Nu op grond van overweging 4.1. vaststaat dat het recht op bijstandsuitkering terecht is ingetrokken per 15 mei 2020 volgt daaruit dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet verplicht is de als gevolg daarvan onverschuldigd betaalde uitkering van eiser terug te vorderen, tenzij sprake is van dringende redenen.
Dringende redenen om van terugvordering af te zien zijn niet gesteld of gebleken.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 januari 2023 gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb wordt het bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a van de Awb kan, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Participatiewet
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet – voor zover hier van belang – vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Het achtste lid van dit artikel bepaalt dat het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.