ECLI:NL:RBZWB:2023:5629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
02-059753-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van diefstallen gepleegd op 16, 20 en 23 januari 2023 bij de Albert Heijn in Middelburg. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie achtte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de winkeldiefstal op 23 januari 2023, maar sprak de verdachte vrij van de andere feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de winkeldiefstal en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke ISD-maatregel geëist, maar de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd in voorarrest, zonder ISD-maatregel.

De rechtbank besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandeling. De rechtbank weegt mee dat de verdachte recent vrijgekomen was uit detentie en positieve gedragsverandering vertoonde, maar dat er ook een hoog recidiverisico was. De rechtbank achtte het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel niet gerechtvaardigd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-059753-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1989 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
raadsman mr. R.S. Vriend, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
16, 20 en 23 januari 2023 diefstallen heeft gepleegd bij de Albert Heijn te Middelburg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Op basis van de aangiftes, de omschrijving van de camerabeelden en de processen-verbaal van bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat verdachte telkens degene is geweest die de winkeldiefstallen heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Er is wel voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig, maar het is niet overtuigend dat verdachte de winkeldiefstal heeft willen plegen, nu er sprake was van een vergissing.
Ook ten aanzien van feiten 2 en 3 moet vrijspraak volgen. Op basis van de onduidelijke schermopnames in het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is die daarop te zien is. De verbalisanten die belast waren met het beschrijven van de camerabeelden hebben verdachte niet herkend. Op de schermopname die aan [verbalisant01] is voorgelegd, is slechts een schim waarneembaar en op basis daarvan kan geen herkenning van verdachte hebben plaatsgevonden. Bij de herkenning door [verbalisant02] is niet duidelijk op basis van welke beelden dit heeft plaatsgevonden. Verdachte ontkent de feiten. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van de feiten te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstal. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het goed alsnog wilde afrekenen niet geloofwaardig. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte van plan was en/of op enige wijze nog heeft geprobeerd het door hem weggenomen goed af te rekenen en verdachte is daarom als heer en meester over het goed gaan beschikken.
Feiten 2 en 3
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen welke goederen uit de winkel zouden zijn weggenomen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat er door de winkel op enig moment goederen worden gemist, maar uit het dossier blijkt niet sinds wanneer deze goederen uit de voorraad ontbreken en of dit dus in verband staat met de ten laste gelegde diefstallen. Er kan dus niet worden vastgesteld of er daadwerkelijk goederen zijn weggenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 23 januari 2023 te Middelburg een kipproduct, dat geheel aan Albert Heijn, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan zou een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend zijn. De door de reclassering geadviseerde voorwaardelijke ISD-maatregel komt op dit moment nog te vroeg. Verdachte is pas vrijgekomen uit detentie en heeft nog niet kunnen bewijzen dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden kan houden. Bij eerdere hulpverleningscontacten was verdachte nog dakloos en verslaafd. Daar is nu geen sprake meer van. Daarnaast is er sprake van positieve ontwikkeling op meerdere leefgebieden, is er sprake van een positieve gedragsverandering en wil verdachte meewerken aan psychologisch onderzoek en ambulante behandeling. Bij een eventuele voorwaardelijke straf zouden wel de geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken overlast en schade voor winkeliers. De samenleving ondervindt ook schade van winkeldiefstallen, onder meer doordat de kosten voor het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door consumenten betaald worden. Door dit feit te plegen heeft verdachte er blijk van gegeven weinig respect voor andermans eigendom te hebben.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden al veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstallen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Emergis van 13 juli 2023. Hieruit blijkt dat er problemen zijn op het gebied van dagbesteding, psychosociaal functioneren en houding. Er is sprake van trauma’s uit het verleden, gebrekkige
oplossingsvaardigheden en verdachte kampt met psychische en psychosociale klachten. Hij heeft momenteel vrijwillige ambulante begeleiding van het [hulpverlening01] en er lijkt sprake te zijn van een prille stabiliteit op het gebied van huisvesting, financiën en het minderen van middelengebruik. Deze stabiliteit is echter nog erg kwetsbaar, mede omdat verdachte wat schuw is in het contact en weinig vertrouwen heeft in hulpverlening. Daarnaast is uit het verleden gebleken dat hij hulpverlening moeilijk toelaat. De tot nu toe opgelegde straffen en ingezette hulpverlening hebben niet geleid tot gedragsverandering. Het recidiverisico wordt dan ook ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. In het verleden is gebleken dat verdachte afspraken aangaande zijn reclasseringstoezicht nakwam, echter blijft er een risico aanwezig op de momenten dat hij niet lekker in zijn vel zit. Hij is dan geneigd om uit het contact te stappen, waarop de kans op recidive en onttrekking aanwezig blijft. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen, omdat er op dit moment sprake is van een prille stabiliteit en de voorwaardelijke ISD-maatregel een stok achter de deur kan zijn zodat verdachte mee blijft werken. Geadviseerd wordt om daaraan te koppelen de voorwaarden van meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan diagnostiek.
De rechtbank stelt voorop dat aan de formele wettelijke vereisten voor oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel is voldaan. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of zij daartoe moet overgaan. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel, ook in voorwaardelijke zin, een zware maatregel is en daarom als ultimum remedium moet gelden.
Uit het reclasseringsrapport en de behandeling ter zitting is gebleken dat er een positieve gedragsverandering bij verdachte wordt waargenomen. Hij is recent vrijgekomen uit detentie, laat zich begeleiden en geeft aan open te staan voor hulp. Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat er nooit eerder binnen een forensisch kader is ingezet op een psychologisch onderzoek en ambulante behandeling. Nu er dus niet eerder via deze weg is geprobeerd de recidivekans te reduceren en gelet op de omstandigheid dat verdachte zich goed aan de voorwaarden lijkt te houden die gelden in het kader van het schorsingstoezicht, ziet de rechtbank aanleiding verdachte een kans te geven met een stok achter de deur in de vorm van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de ernst van het feit het opleggen van de ISD-maatregel in dit geval ook niet rechtvaardigt. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van de ISD-maatregel
Alles afwegende kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 1: diefstal

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 (dertig) dagen, waarvan 12 (twaalf) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Verslavingsreclassering Emergis (adres: 4337 EA Middelburg, Vrijlandstraat 33), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. De toezichthouder zal zorgdragen voor de
aanmelding;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en hoe lang verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd door Forensische Zorg Zeeland van Emergis;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Mulders, voorzitter, mr. A. Hello en
mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2023.
Mrs. Hello en Mulders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.