ECLI:NL:RBZWB:2023:5627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
02-292583-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige helpdeskfraude met oplichting en diefstal door middel van valse sleutels

Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige helpdeskfraude. De verdachte, geboren in 1996 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en diefstal met een valse sleutel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juli 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het oplichten van kwetsbare ouderen door zich voor te doen als bankmedewerkers en hen te dwingen hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in 26 zaken met de bankpassen van de slachtoffers had gepind, waarbij hij in elf zaken zijn betrokkenheid had erkend. De rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder herkenning door verbalisanten en telefoongegevens, voldoende om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 52 maanden op, met inachtneming van de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder banken en individuele slachtoffers, voor de geleden schade door de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-292583-22
vonnis van de meervoudige kamer van 11 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres]
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsvrouw mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juli 2023, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen:
feit 1:personen heeft opgelicht door middel van bankpasfraude;
feit 2:geldbedragen heeft gestolen met door bankpasfraude verkregen bankpassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de aangiftes, de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de beelden van de pintransacties en de telefoon- en bankgegevens van verdachte. Hieruit blijkt duidelijk dat verdachte in alle zaken degene is geweest die heeft gepind met de bankpassen van aangevers. Hij heeft zich dan ook telkens schuldig gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. Er kan ook worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de bankpassen bij de aangevers heeft opgehaald dan wel dat hij daarbij in de directe omgeving aanwezig was. Verdachte wist van en was nauw betrokken bij de oplichting. Dit blijkt uit het feit dat verdachte elke keer op de plaats van de oplichting aanwezig was. Bovendien had verdachte een actieve rol in de afhandeling van het delict. Hiermee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van de oplichting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. In vijftien zaken kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft gepind met de bankpassen noch dat hij de persoon is geweest die de bankpassen bij de aangevers heeft opgehaald. De herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is onvoldoende betrouwbaar omdat dit geen onbevooroordeelde herkenningen betreft. Bovendien zijn de telefoons die onder verdachte in beslag zijn genomen niet van verdachte en was verdachte niet de enige die gebruik maakte van die telefoons. Het feit dat de telefoons een zendmast aanstralen in de omgeving van de pintransacties betekent niet dat verdachte degene is geweest die op dat moment heeft gepind. Datzelfde geldt ook voor de nagetrokken Apple Pay transacties. Ook op basis van deze transacties kan niet worden vastgesteld wie er heeft gepind met de bankpassen van de aangevers.
In de elf zaken waarin wel kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft gepind met de bankpassen dient verdachte ook te worden vrijgesproken. Dit omdat hij wegens het ontbreken van opzet op de oplichting en de diefstal niet als medepleger kan worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Modus operandi
In de tweede helft van 2022 werd bij de politie meerdere malen aangifte gedaan van soortgelijke oplichting en diefstal gepleegd in de periode van 4 augustus 2022 tot en met 9 november 2022. Uit de verschillende aangiftes kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen of aankopen te doen. De aangevers van deze feiten waren steeds (kwetsbare) ouderen, variërend in de leeftijd van 71 tot en met 87 jaar. Zij werden allen gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van de [bank ] met een verhaal over een verdachte transactie (naar het buitenland) of een ander probleem met de bankrekening, zoals dat de bankrekening gehackt zou zijn of dat er fraude met de rekening was gepleegd. De aangevers moesten hun pincode afgeven en hun bankpas in een envelop stoppen waarna deze door een koerier bij de aangevers thuis werd opgehaald. Om vertrouwen te wekken werd door de bankmedewerker in het telefoongesprek een code genoemd die de koerier moest doorgeven. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens aankopen gedaan en geldopnames verricht.
Het samenwerkingsverband bestond bij de tenlastegelegde feiten uit ten minste drie personen: een beller, een koerier en een pinner. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun bankpas af te geven aan de koerier. De pinner was vervolgens degene die verschillende pintransacties, afwisselend kleine en grote bedragen, met de bankpas verrichtte.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte heeft ter zitting erkend in elf zaken betrokken te zijn geweest als de pinner. Hij heeft hierover verklaard dat hij via een groepsapp de opdracht kreeg om naar een bepaalde locatie te gaan. Op deze locatie werd aan verdachte de bankpas overhandigd, zodat hij met de bankpas kon gaan pinnen. Op grond van de op dit punt bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] (namens [benadeelde 1] ) en [aangever 11] (namens [benadeelde 2] ), acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in die elf zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers de bedragen zoals ten laste gelegd heeft gepind.
In de andere vijftien zaken heeft verdachte ontkend op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest. De rechtbank overweegt over deze vijftien zaken als volgt.
Betrouwbaarheid van de herkenning door [verbalisant 1]
Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer dient de rechtbank allereerst te beoordelen of de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] op de camerabeelden van diverse pintransacties voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken. [verbalisant 1] herkent verdachte namelijk in alle zaken als pinner. Bij de beoordeling van de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde feiten is zijn proces-verbaal van herkenning dus van cruciaal belang.
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
Bij een herkenning spelen verschillende elementen een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Dat maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de beelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar zeer ten dele te zien valt, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Tot slot kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door [verbalisant 1] . Uit zijn proces-verbaal blijkt dat hij de bewegende camerabeelden heeft bekeken. De bewegende beelden zijn, naar de rechtbank heeft vastgesteld, van goede kwaliteit. Hierop zijn specifieke, onderscheidende persoonskenmerken waar te nemen. De herkenning van [verbalisant 1] is ook niet alleen gebaseerd op algemene kenmerken. In tegendeel, hij relateert duidelijk welke specifieke en onderscheidende kenmerken maken dat de man die op de camerabeelden te zien is, verdachte is, zoals de vorm van zijn neus, mond, voorhoofd, de littekens op de rechterwang en op de rechterzijde van het hoofd, zijn haar, beginnende snor en sik. Daar komt bij dat de verbalisant verhoren van verdachte heeft afgenomen waardoor hij beter in staat is geweest om verdachte op de beelden te herkennen. De rechtbank acht de herkenningen van [verbalisant 1] dan ook betrouwbaar, zodat zij het verweer van de raadsvrouw verwerpt.
Inbeslaggenomen telefoons
Bij de aanhouding van verdachte op 9 november 2022 is onder hem de telefoon met [imei-nummer 1] in beslag genomen. Op 17 januari 2023 is in de woning waar verdachte met zijn vriendin en kind en andere familieleden woonde een telefoon met [imei-nummer 2] in beslag genomen. Uit de processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] valt af te leiden dat de genoemde telefoons vaak aanstralen op de locaties en rond de tijdstippen van de pintransacties. Door de verdediging is aangevoerd dat deze telefoons niet van verdachte zijn en/of verdachte niet de enige was die gebruik maakte van de telefoons.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 4 januari 2023 blijkt dat verdachte de telefoon met [imei-nummer 1] bij zich had en gebruikte toen hij bij de Bijenkorf werd aangehouden op 9 november 2022. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 9 november 2022 heeft verdachte die dag zijn telefoon - wat gelet op de bij het dossier gevoegde foto en het feit dat die dag maar één telefoon onder verdachte in beslag is genomen, de telefoon met [imei-nummer 1] is geweest - voor haar ontgrendeld om zijn bellijst te tonen. Verdachte heeft daar gesproken over ‘mijn telefoon’ en heeft gezegd “In mijn foto’s staan wel privé dingen. Het kan wel als ik meekijk zodat ik zeker weet dat je niet verder in mijn mobiel gaat kijken.”
De rechtbank gaat er ook vanuit dat de telefoon met [imei-nummer 2] door verdachte werd gebruikt. Deze telefoon is immers in de woning van onder meer verdachte aangetroffen onder in de wasmand in een tasje waarin ook de autosleutel van de auto zat waar verdachte in reed. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 9 november 2022 gezegd dat zijn [telefoonnummer] is. Dat nummer bevond zich van 17 augustus 2022 tot en met 9 november 2022 in de telefoon met [imei-nummer 2] . Die telefoon is vermoedelijk na 9 november 2022 niet meer gebruikt, gelet op het feit dat de telecomprovider slechts historische verkeersgegevens heeft verstrekt tot en met 9 november 2022. Overigens bevond het door verdachte genoemde [telefoonnummer] zich vroeger in de telefoon met [imei-nummer 1] , die hiervoor al is genoemd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de latere verklaring van verdachte dat de genoemde telefoons niet van hem zijn of ook door anderen werden gebruikt niet geloofwaardig. Verdachte heeft deze verklaring bovendien op geen enkele wijze onderbouwd en ook het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat beide telefoons van verdachte zijn en dat alleen verdachte deze telefoons gebruikte.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande en op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte niet alleen in de elf door hem erkende zaken, maar ook in de andere vijftien zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers heeft gepind. Ook in die zaken wordt verdachte namelijk door [verbalisant 1] op de beelden van de pintransacties herkend. Bovendien straalt in dertien zaken in ieder geval één en in sommige gevallen beide telefoons van verdachte aan op een zendmast in de plaats en omstreeks het tijdstip dat de pintransacties hebben plaatsgevonden. Dit was ook steeds het geval in de zaken die door verdachte zijn erkend. Daarbij komt dat de werkwijze bij deze vijftien zaken overeenkomt met de werkwijze bij de elf door verdachte erkende zaken.
Voor zover er op één dag meerdere pintransacties met de bankpassen zijn verricht, waarbij niet van alle pintransacties beelden zijn, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het feit dat verdachte kort voor en/of kort na de pintransacties waarvan geen beelden zijn, degene is geweest die met de bankpassen heeft gepind, er in al de 26 zaken sprake is van dezelfde werkwijze – namelijk het afwisselend pinnen van grote en kleine bedragen – en uit het dossier niet is gebleken dat iemand anders op enig moment met de bankpassen van aangevers heeft gepind, is het aannemelijk dat verdachte ook die pintransacties heeft verricht of in elk geval iemand die (ook) bij de feiten betrokken was.
Voor wat betreft de zaak van [aangever 15] , waar in het geheel geen beelden van de pintransacties zijn, ziet de rechtbank voldoende bewijs in de aangifte, de beelden van de koerier, de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] als zijnde de koerier en het feit dat een van de telefoons van verdachte een zendmast in Drunen aanstraalt om 16:16 uur terwijl de pas omstreeks 16:15 uur bij aangever in Drunen is opgehaald en er om 16:26 uur geld is opgenomen bij een geldautomaat in Drunen. De andere telefoon van verdachte straalt om 16.38 uur ook een zendmast in Drunen aan en om 17.02 en 17.09 uur een zendmast in Waalwijk, waar om 16.56 en 17.04 uur geld is opgenomen bij een geldautomaat. Ook in deze zaak is sprake van exact dezelfde modus operandi, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat of verdachte of iemand met wie hij nauw en bewust samenwerkte, heeft gepind met de bankpas van aangever, zodat ook deze pintransacties aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat niet hoeft komen vast te staan dat verdachte alle transacties heeft verricht aangezien aan hem medeplegen ten laste is gelegd.
Voor wat betreft de pintransacties bij Cro Sneakers Amsterdam in de zaak van [aangever 14] overweegt de rechtbank als volgt. Er is in deze zaak op 4 oktober 2022 om 14:00 uur gepind bij een geldautomaat in Asperen, terwijl om 14:16 uur de eerste pintransactie is verricht bij Cro Sneakers Amsterdam. Het is feitelijk onmogelijk om in zestien minuten van Asperen naar Amsterdam te rijden aangezien dit volgens Google Maps 53 minuten rijden is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat voor de betalingen gebruik is gemaakt van een SumUp, een mobiel betaalhulpmiddel waarvoor per definitie geldt dat deze niet aan een locatie is gekoppeld maar aan een bankrekening van de ontvanger van de betaling. De SumUp kan daarom overal zijn gebruikt. Ook deze pintransacties worden dus aan verdachte toegerekend.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in alle 26 zaken de persoon is geweest die met de bankpassen van aangevers de bedragen zoals ten laste gelegd heeft gepind.
Juridische kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich met deze gedragingen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel. Deze wijze van oplichting en diefstal, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bankmedewerkers om zodoende de beschikking te krijgen over bankpassen en pincodes en daarmee te pinnen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Verdachte heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en had daarin zijn eigen taak, namelijk het pinnen van de geldbedragen, hetgeen ook cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. Onder andere de korte tijd tussen het ophalen van de bankpassen van aangevers en het pinnen van de geldbedragen wijst erop dat verdachte in nauw contact stond met de mededaders en nauw met hen samenwerkte. Er was dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Voor wat betreft het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad op de diefstal en de oplichting omdat hij meende te pinnen voor een vriend van een vriend, overweegt de rechtbank tot slot als volgt. Verdachte heeft niet één keer met een bankpas die niet van hem was pintransacties verricht, maar met 28 verschillende bankpassen, op locaties door heel Nederland, vaak meerdere keren per week. De bankpassen stonden op naam van personen die onbekenden van verdachte waren. Met de bankpassen heeft verdachte veelvuldig kleine en grote bedragen gepind en ook dure spullen gekocht, waaronder voor duizenden euro’s aan zonnebrillen op hetzelfde moment. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank opzet af. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Eindconclusie
De rechtbank acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2022 tot en met 9 november 2022 te
Zierikzee en Goes en Koudekerke en Vrouwenpolder en Baarle-Nassau en Oostkapelle en Schagen en Bentveld en Houten en Swifterbant en Hardenberg en Zwolle en Raalte
en Lichtenvoorde en Asperen en Spijkenisse en Numansdorp en Zwijndrecht en Valkenswaard en Drunen en Kollum en Drachten en ’s-Gravenzande en Noordwijkerhout en Leerdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen meermalen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door
een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen, te weten [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 16] en [aangever 17] en [aangever 5] en [aangever 18] en [aangever 19] en [aangever 6] en [aangever 20] en [aangever 7] en [aangever 21] en [aangever 22] en [aangever 23] en [aangever 14] en [aangever 8] en [aangever 24] en [aangever 9] en [aangever 25] en [aangever 15] en [benadeelde 1] en [aangever 26] en [aangever 27] en [aangever 28] en [benadeelde 2] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer bankpassen en bijbehorende pincode(s),
door bij bovengenoemde personen telkens één of meer van onderstaande handelingen uit te voeren:
- telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een medewerker van de [bank ] , en/of
- mede te delen dat een bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn en/of dat er storing zou zijn en/of dat er een (grote) geldoverboeking zou gaan plaatsvinden of dat er getracht is geld van een bankrekening te halen, althans er frauduleuze handelingen met een bankrekening van voorgenoemde personen waren gepleegd en/of op het punt stonden
te gebeuren, en/of
- mede te delen dat het programma Anydesk op de computer van voorgenoemde personen
geïnstalleerd diende te worden en/of er enige handelingen op de computer van voorgenoemde personen diende
nuitgevoerd te worden en/of hiervoor een bankmedewerker nu aan de deur zou staan welke zij binnen diende
nte laten, en/of
- mede te delen dat de opnamelimiet verhoogd diende te worden en/of
er enig geldbedrag van de/een spaarrekening overgeboekt diende te worden naar de
betaalrekening om zo het geld van de spaarrekening veilig te stellen, en/of
- mede te delen dat de bank hun bankpassen nodig had en de bijbehorende pincodes en dat de bankpas aan de bankmedewerker (welke aan de deur stond en/of spoedig zou langskomen en/of reeds binnen was) afgegeven diende te worden, en/of
- het in ontvangst nemen en meenemen van bovengenoemde bankpassen en pincodes,
en/of
- het gebruiken van bovengenoemde bankpassen en pincodes.
Feit 2
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2022 tot en met 9 november 2022 te
Zierikzee en Nieuwerkerk en Rotterdam en Goes en Kapelle en Wemeldinge en Kloetinge en Middelburg en Vrouwenpolder en Vlissingen en Baarle-Nassau en Domburg
en Roosendaal en Schagen en Zandvoort en Houten en Dronten en Emmen en Zwolle en Amsterdam en Raalte en Lichtenvoorde en Groenlo en Asperen en Vianen en Spijkenisse en Numansdorp en Zwijndrecht en Valkenswaard en Drunen en Waalwijk en Groningen en Kollum en Drachten en ’s-Gravenzande en Almere en Noordwijkerhout en Leerdam en Utrecht en Culemborg, tezamen en in verenging met een ander of anderen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit meer geldautomaten en middels pinbetalingen in winkels heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal ongeveer 103.918,17 Euro), in elk geval enige geldbedragen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, waarbij hij, verdachte en zijn mededaders, die weg te nemen
geldbedragen telkens onder hun, verdachte en diens mededaders, bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van, middels oplichting verkregen en
zonder toestemming tot gebruikmaking van de eigenaren, bankpassen en pincodes, te weten van:
[aangever 1] (in totaal) 4203,24 Euro en
[aangever 2] (in totaal) 7420,00 Euro en
[aangever 3] (in totaal) 3956,25 Euro en
[aangever 4] (in totaal) 8419,86 Euro en
[aangever 16] (in totaal) 4352,50 Euro en
[aangever 17] (in totaal) 1200,00 Euro en
[aangever 5] (in totaal) 5447,33 Euro en
[aangever 18] (in totaal) 1200,00 Euro en
[aangever 19] (in totaal) 4307,25 Euro en
[aangever 6] (in totaal) 4104,98 Euro en
[aangever 20] (in totaal) 1000,00 Euro en
[aangever 7] (in totaal) 5759,00 Euro en
[aangever 21] (in totaal) 8076,30 Euro en
[aangever 22] (in totaal) 1500,00 Euro en
[aangever 23] (in totaal) 4355,09 Euro en
[aangever 14] (in totaal) 3200,00 Euro en
[aangever 8] (in totaal) 3500,00 Euro en
[aangever 24] (in totaal) 2441,32 Euro en
[aangever 9] (in totaal) 7162,50 Euro en
[aangever 25] (in totaal) 1100,00 Euro en
[aangever 15] (in totaal) 2740,00 Euro en
[benadeelde 1] (in totaal) 7876,96 Euro en
[aangever 26] (in totaal) 1124,97 Euro en
[aangever 27] (in totaal) 5157,18 Euro en
[aangever 28] (in totaal) 1200,00 Euro en
[aangever 11] en/of [benadeelde 2] (in totaal) 3113,44 Euro.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Er dient aansluiting te worden gezocht bij het oriëntatiepunt voor fraude. Dit oriëntatiepunt indiceert voor een benadelingsbedrag van € 70.000,00 tot € 125.000,00 een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden of een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een lange gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist, staat niet in verhouding tot de rol van verdachte. Verdachte moet als een loopjongen worden gezien. Van de aspecten die deze feiten zo kwalijk maken, wist hij niets af. Het is dan ook niet eerlijk verdachte verantwoordelijk te houden voor het geheel. Hij heeft van zijn fouten geleerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich ruim drie maanden lang meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal van geld. Door middel van georganiseerde helpdeskfraude zijn van 26 slachtoffers op geraffineerde wijze de bankpassen en pincodes bemachtigd. Vervolgens is met die bankpassen steeds zoveel mogelijk geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen. De totale buit bedroeg ruim € 103.000,-.
Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en de mededaders hebben hen - door het hele land - bewust hierop uitgekozen en als gemakkelijke prooi gezien. Zij hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad.
Uit de veelheid van zaken blijkt ook dat verdachte niet eenmalig of in een opwelling heeft gehandeld. Maandenlang heeft hij tientallen keren de keuze gemaakt om te pinnen met bankpassen die op slinkse wijze aan kwetsbare ouderen waren ontfutseld. Hij heeft blijkbaar op geen enkel moment rekening gehouden met de schade die hij bij aangevers veroorzaakte en zich daar in elk geval niet door laten weerhouden. Wat er met het gestolen geld is gebeurd, is niet volledig duidelijk geworden. Wel is duidelijk geworden dat voor duizenden euro’s aan luxegoederen, zoals cadeaukaarten van de Bijenkorf, schoenen en dure zonnebrillen, is besteed. Verdachte heeft kennelijk gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en de daarmee aangerichte materiële en immateriële schade. Bij de politie heeft verdachte zich vrijwel steeds op zijn zwijgrecht beroepen en pas ter zitting heeft hij - schoorvoetend - bekend dat hij in elf van de tenlastegelegde zaken de pinner is geweest. Hij heeft echter ook daar volgehouden dat hij zich van geen kwaad bewust is geweest en dacht dat het om een bankpas van “een vriend van een vriend” ging. Van oprecht berouw over zijn handelen is dan ook niet gebleken.
In de leeftijd van verdachte ziet de rechtbank - anders dan de officier van justitie - geen strafverminderende omstandigheid. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat de leeftijd van verdachte - hij was 26 jaar ten tijde van het plegen van deze feiten - het maken van verstandige keuzes heeft verhinderd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een forse gevangenisstraf kan worden volstaan. Helpdeskfraude is een veel voorkomend probleem waarvan met name ouderen het slachtoffer worden, zodat het plegen daarvan – mede uit het oogpunt van generale preventie – streng moet worden bestraft.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 52 maanden, met aftrek van het voorarrest, opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen (feit 2)

7.1
De benadeelde partij [bank ] .
De benadeelde partij [bank ] . vordert een schadevergoeding van in totaal € 83.107,63 bestaande uit € 82.147,63 aan materiële schade en € 960,00 aan proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat de schade die de bank heeft geleden, zowel de vergoedingen aan haar gedupeerde klanten als de kosten voor noodzakelijk onderzoek, door toedoen van verdachte (en zijn mededaders) is ontstaan. Er is dus sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank dan ook in zijn geheel toewijsbaar.
Kosten opstellen van de voeging
De gevorderde kosten van het opstellen van de voeging komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten vallen namelijk niet onder proceskosten in de zin van artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
7.2
De benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 500,00, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en de mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
7.3
De benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] heeft een vordering ingediend, maar daarop een te vorderen bedrag van € 00,00 vermeld.
De rechtbank constateert dat uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de schade reeds door de [bank ] is vergoed. De benadeelde partij heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op de vordering en zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.4
De benadeelde partij [aangever 16]
De benadeelde partij [aangever 16] vordert een schadevergoeding van € 4.352,50, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank constateert dat uit de vordering van de [bank ] blijkt dat de schade reeds door de [bank ] is vergoed. De benadeelde partij heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op de vordering en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.5
De benadeelde partij [aangever 17]
De benadeelde partij [aangever 17] vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.888,00, bestaande uit € 1.388,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.320,00. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde reiskosten van de broer van benadeelde staan niet in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en de mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. De benadeelde is daarbij zelfs in haar huis opgezocht. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
7.6
De benadeelde partij [aangever 20]
De benadeelde partij [aangever 20] vordert een schadevergoeding van € 500,00, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat een verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Op het rekeningafschrift is immers een pintransactie van de ING-rekening te zien terwijl aan verdachte alleen de transactie van de Rabobankrekening ten laste is gelegd. Bovendien dateert deze pintransactie van 19 november 2022 terwijl verdachte op 9 november 2022 is aangehouden. De rechtbank acht de vordering ongegrond en zal deze afwijzen.
7.7
De benadeelde partij [aangever 21]
De benadeelde partij [aangever 21] vordert een schadevergoeding van € 8.076,30, bestaande uit materiële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat van de bankrekening van aangever een bedrag van € 8.076,30 is afgeschreven als gevolg van de diefstal en dit bedrag niet door de [bank ] is vergoed. Er is dus sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook in zijn geheel toewijsbaar.
7.8
De benadeelde partij [aangever 22]
De benadeelde partij [aangever 22] vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.172,30, bestaande uit € 672,30 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt. De schade is weliswaar invoelbaar, maar er is geen sprake van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Bovendien is dit deel van de vordering niet onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en de mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
7.9
De benadeelde partij [aangever 14]
De benadeelde partij [aangever 14] vordert een schadevergoeding van € 1.950,00, bestaande uit materiële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat van de ING-bankrekening van aangever een bedrag van € 1.950,00 is afgeschreven als gevolg van de diefstal. Er is dus sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook in zijn geheel toewijsbaar.
7.1
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 500,00, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en de mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
7.11
De benadeelde partij [aangever 27]
De benadeelde partij [aangever 27] vordert een schadevergoeding van in totaal € 10.607,18, bestaande uit € 5.607,18 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat van de bankrekening van aangever een bedrag van € 5.157,18 is afgeschreven als gevolg van de diefstal en dit bedrag niet door de [bank ] is vergoed. Er is dus sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 5.157,18.
De gevorderde kosten voor het aanschaffen van een nieuwe iPad staan niet in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde heeft voorts aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde onvoldoende concreet onderbouwd dat er sprake is van nadelige psychische gevolgen als gevolg van het handelen van verdachte.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt namelijk niet dat de gevorderde schade volledig is ontstaan door het bewezenverklaarde. Nu het causale verband tussen het bewezenverklaarde en de schade onvoldoende is komen vast te staan, zal de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
7.12
De benadeelde partij [aangever 28]
De benadeelde partij [aangever 28] vordert een schadevergoeding van € 1.200,00 bestaande uit materiële schade.
De rechtbank constateert dat uit de vordering van de [bank ] blijkt dat de schade reeds door de [bank ] is vergoed. De benadeelde partij heeft dus geen belang meer bij een beslissing op de vordering en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.13
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.14
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de toegekende schadevergoedingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Feit 2 is begaan met behulp van de scanners. De zonnebril is betaald met door de diefstal verkregen geld. De rechtbank zal de in beslag genomen goederen dan ook verbeurd verklaren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 52 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK zonnebril (omschrijving: G2525434, goud, merk: Cartier);
* 2 STK elektronica (omschrijving: G_753109 ABN AMRO scanner, groen, merk: ABN AMRO);
* 4 STK elektronica (omschrijving: G_753238 Rabo scanner, wit/blauw, merk: Rabobank);
Benadeelde partijen
De benadeelde partij [bank ] .
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bank ] . van € 82.147,63 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bank ] ., € 82.147,63 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 440 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 4]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [aangever 16]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 16] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [aangever 17]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 17] van € 1.820,00, waarvan € 1.320,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 17] € 1.820,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 28 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 20]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 20] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [aangever 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 21] van € 8.076,30, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 21] € 8.076,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 75 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 22]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 22] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 22] € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 14]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 14] van € 1.950,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 14] € 1.950,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 29 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 27]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 27] van € 5.157,18 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 27] € 5.157,18 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 60 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [aangever 28]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 28] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 augustus 2023.
Mr. Los, mr. Van Nieuwkerk en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.