ECLI:NL:RBZWB:2023:5620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een handhavingsverzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Eiser had op 11 april 2023 een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen een caravan die over de perceelsgrens was geplaatst. Eiser stelde dat het college niet tijdig had beslist op zijn verzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep aanvankelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiser te vroeg in beroep was gegaan. Echter, omdat de beslistermijn inmiddels was verstreken en het college nog steeds geen besluit had genomen, werd het beroep alsnog ontvankelijk verklaard.

De rechtbank constateert dat het college op 23 juni 2023 een voornemen tot het opleggen van een dwangsom had gecommuniceerd, maar dit werd niet als een besluit beschouwd volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college nog steeds niet had beslist op het handhavingsverzoek van eiser. Daarom wordt het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er worden geen proceskosten vergoed, aangezien eiser geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 11 april 2023 om handhavend op te treden tegen de over de perceelsgrens heen geplaatste caravan in [plaatsnaam] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. Eiser is te vroeg in beroep gegaan. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat, was namelijk nog niet voorbij toen eiser het beroep indiende. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
3.1.
In dit geval vindt de rechtbank dat het beroep tóch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels is verstreken en het college nog steeds geen besluit heeft genomen.
Eiser heeft het verzoek om handhaving ingediend op 11 april 2023. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen het college op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. [2] Het college had dus uiterlijk op 6 juni 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft het college op 26 juni 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Heeft het college op het verzoek beslist?
4. Het college stelt zich op het standpunt op 23 juni 2023 een besluit op het ingediende handhavingsverzoek te hebben genomen.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het college op 23 juni 2023 aan de eigenaar van het perceel [naam perceel] te [plaatsnaam] (de overtreder) een voornemen tot het opleggen van een dwangsom kenbaar heeft gemaakt. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is een voornemen tot het opleggen van een dwangsom niet gericht op rechtsgevolg en daarmee geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. [3] De rechtbank stelt dan ook vast dat het college nog niet heeft beslist op het verzoek om handhaving van eiser van 11 april 2023. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
5. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het college de onder 6. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 7. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.
3.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3536.