4.2.Omvang totale vermogen bij overlijden vader
4.2.1.[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] stellen dat de omvang van het totale vermogen op het moment van overlijden van vader € 294.455,00 bedroeg plus het (nog nader te bepalen) netto equivalent van de Rabo Toekomstuitkering. Zij verwijzen daarbij naar de aangifte erfbelasting die door [gedaagde 1] is gedaan als executeur in de nalatenschap van vader. [eiseres] neemt dit bedrag eveneens als vertrekpunt, maar meent dat het totale vermogen groter is. In geschil is, zoals reeds overwogen, de waarde van de Rabo Toekomstuitkering, de waardering van de inboedel en of een vordering uit een overeenkomst van geldlening onderdeel uitmaakt van het totale vermogen.
4.2.2.De Rabo ToekomstUitkering betreft een financieel product waarbij periodieke uitkeringen worden gedaan uit opgebouwd vermogen. Na het overlijden van vader ontvangen zijn erfgenamen de resterende periodieke uitkeringen via een eigen Rabo ToekomstUitkering die bij hen zijn belast. Tussen partijen is niet in geschil dat de brutowaarde van de Rabo ToekomstUitkering bij overlijden van vader € 85.407,93 bedroeg en dat de nettowaarde deel uitmaakt van het totale vermogen.
4.2.3.[eiseres] stelt zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met een belastinglatentie van 30% zodat de nettowaarde € 59.785,55 bedraagt, ondanks dat haar kinderen in Bulgarije geen inkomstenbelasting over de uitkering hoeven te betalen, zodat de werkelijke netto-waarde mogelijk nog wat hoger ligt.
4.2.4.[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] stellen zich op het standpunt dat er nog geen concrete nettowaarde bepaald kan worden. Zij vinden dat [eiseres] eerst duidelijk moet maken of de uitkeringen van [naam 1] en [naam 2] zijn afgekocht en als dat niet het geval is, welke uitkeringen zij ontvangen. Pas daarna zullen zij informatie verschaffen over hun uitkeringen.
4.2.5.Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de door [eiseres] gestelde nettowaarde van de Rabo ToekomstUitkering onvoldoende gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft de verzochte informatie als productie 27 voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding gebracht en tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. Van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] had verwacht mogen worden dat zij eerder inzicht hadden gegeven in hun uitkeringen en een standpunt hadden ingenomen over de nettowaarde. Zij hebben bovendien aan het einde van de mondelinge behandeling verklaard geen behoefte te hebben om zich hierover nader uit te laten of te reageren op productie 27. De rechtbank zal daarom uitgaan van een nettowaarde van € 59.785,55.
4.2.6.In het bedrag van € 294.455,00 aan totaal vermogen is inbegrepen een bedrag van € 1.553,00 terzake de waarde van de privé-inboedelgoederen van vader, zijnde die van de lijst behorend bij de samenlevingsovereenkomst (r.o. 2.6). [gedaagde 1] heeft toegelicht dat dit de verkoopwaarde is van de goederen die via Marktplaats zijn verkocht, plus de waarde van de laptop en de elektrische fiets.
4.2.7.[eiseres] stelt dat de toegekende waarde te laag is, zij vindt dat deze getaxeerd moet worden maar schat de waarde zelf in op € 10.000,00. De ouders hadden een inboedel, die na het overlijden van moeder aan vader is toegekomen met partijen als verwachters. Ook de goederen die bij vervreemding van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen door zaaksvervanging in de plaats zijn gekomen, behoren tot het bezwaarde vermogen. Die goederen zijn kennelijk niet meegenomen. Bovendien heeft vader blijkens de bankafschriften in 2014 en in 2017/2018 meubels gekocht.
4.2.8.[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten dat er inboedelgoederen buiten beschouwing zijn gebleven. Er is geen beschrijving van de inboedel van de ouders. Er kan ook niet zomaar van uit worden gegaan dat sprake is van zaaksvervanging – deels is dat in ieder geval niet aan de orde. Zo is het oude bed een logeerbed geworden. Er zijn dan ook niet meer inboedelgoederen waarmee rekening moet worden gehouden in het totale vermogen. Uit de samenlevingsovereenkomst blijkt voorts dat vader en [naam 4] geen gemeenschappelijke inboedel hadden. Alle overige privé-inboedelgoederen van vader heeft vader aan [naam 4] gelegateerd.
4.2.9.De rechtbank oordeelt als volgt. [eiseres] heeft niet onderbouwd dat sprake is van zaaksvervanging terzake van de inboedelgoederen van vader en moeder samen en dit is nadrukkelijk betwist. Dat van zaaksvervanging sprake is, komt daarmee niet vast te staan. Vader heeft zijn privé-inboedelgoederen aan [naam 4] gelegateerd. Deze spelen daarom nog wel een rol in de bepaling van de legitimaire massa (zie verderop in dit vonnis), maar niet in de bepaling van het totale vermogen. De waardering van overgebleven goederen (privé-inboedelgoederen die niet aan [naam 4] zijn gelegateerd) zijn gewaardeerd op € 1.553,00. Dit bedrag is verder niet inhoudelijk betwist, zodat van dat bedrag zal worden uitgegaan. Dit bedrag is, zoals vermeld, al inbegrepen in de € 294.455,00 aan totaal vermogen.
Vordering uit overeenkomst van geldlening
4.2.10.[eiseres] stelt zich op het standpunt dat bij het totale vermogen ook een vordering van € 35.000,00 uit een overeenkomst van geldlening moet worden meegerekend. Zij baseert zich op de aangifte inkomstenbelasting 2017 van vader, waarin die post is opgenomen, en op de brief van [gedaagde 1] van 10 juni 2019 aan de belastingdienst, waarin eveneens is vermeld dat dit een lening betreft (zij het niet per 1 januari 2017 maar pas per eind 2017).
4.2.11.[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten dat er sprake is van een vordering uit een overeenkomst van geldlening. Deze vordering stond wel opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting van vader uit 2017 en daarom ging [gedaagde 1] aanvankelijk ook uit van het bestaan ervan, vandaar haar brief aan de belastingdienst. Later bleek echter dat dit geen geldlening betrof, maar een investering van vader in de woning van [naam 4] omdat hij daar zelf ging wonen. Uit artikel 5 lid 5 van de samenlevingsovereenkomst blijkt dat vader en [naam 4] zijn overeengekomen dat terzake geen schuld is ontstaan en dus geen sprake is van een vordering uit geldlening. Evenmin is sprake van een gift.
4.2.12.Naar het oordeel van de rechtbank komt, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en de bepaling in de samenlevingsovereenkomst, die dateert van na de aangifte inkomstenbelasting 2017, niet vast te staan dat sprake is van een vordering uit een overeenkomst van geldlening.
Tussenconclusie omvang totale vermogen bij overlijden van vader
4.2.13.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de omvang van het totale vermogen bij overlijden van vader € 354.240,55 bedraagt, namelijk € 294.455,00 + € 59. 785,55 terzake de waarde van de Rabo ToekomstUitkering.