ECLI:NL:RBZWB:2023:5596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2261
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van WW-uitkering wegens te late aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot de verlaging van zijn WW-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Tajjiou, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, dat hem een maatregel van 20% oplegde voor de duur van een maand, omdat hij zijn WW-uitkering niet tijdig had aangevraagd. Het UWV had bij besluit van 15 oktober 2021 vastgesteld dat eiser recht had op een WW-uitkering vanaf 21 juni 2021, maar dat hij deze aanvraag pas op 12 oktober 2021 indiende, wat 106 kalenderdagen na zijn werkloosheid was. Eiser had in de tussenliggende periode in detentie gezeten, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen gegronde reden was voor de vertraging in de aanvraag. De rechtbank concludeert dat eiser niet tijdig een DigiD heeft aangevraagd, wat hem verweten kan worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de maatregel van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2261 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Tajjiou),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J.J. Verhoeven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de verlaging van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor de duur van een maand.
1.1.
Het UWV heeft bij besluit van 15 oktober 2021 eiser medegedeeld dat hij vanaf 21 juni 2021 recht heeft op een WW-uitkering. Er is een maatregel van 20% opgelegd voor de duur van een maand, aangezien eiser de WW-uitkering niet op tijd heeft aangevraagd. Met het bestreden besluit van 5 april 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden een maatregel heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiser is op 21 juni 2021 werkloos geworden. Op 12 oktober 2021 heeft het UWV een aanvraag voor een WW-uitkering en toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) van eiser ontvangen.
Van 10 juli 2021 tot en met 23 augustus 2021 heeft eiser in detentie gezeten.
Bij het besluit van 15 oktober 2021 (primair besluit) heeft het UWV eiser vanaf 21 juni 2021 een WW-uitkering toegekend. Gedurende de periode dat hij in detentie heeft gezeten krijgt eiser geen WW-uitkering. Het UWV heeft de WW-uitkering voor de periode van één maand verlaagd met 20% omdat hij niet tijdig de WW-uitkering heeft aangevraagd.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Op 21 maart 2022 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bestreden besluit
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit aangegeven dat op grond van de WW de verplichting bestaat om binnen één week een WW-uitkering aan te vragen. Indien de WW-uitkering niet binnen een week wordt aangevraagd, wordt er een maatregel opgelegd. Eiser stelt weliswaar dat hij problemen had met het verkrijgen van een DigiD, maar een aanvraag voor een DigiD duurt maximaal 5 dagen, waardoor het mogelijk zou moeten zijn geweest de WW-uitkering tijdig aan te vragen.
Detentie is geen gegronde reden om de uitkering later aan te vragen. Er zit namelijk geruime tijd tussen de eerste WW-dag en de aanvang van de detentieperiode. Bovendien heeft eiser na de detentie niet direct actie ondernomen om een WW-uitkering aan te vragen.
Het standpunt van eiser dat het UWV op de hoogte zou zijn van de problemen met zijn DigiD slaagt niet. Er is namelijk geen inkomende melding van eiser geregistreerd.
Daarnaast blijkt uit de brief van het UWV van 17 september 2020 (Ziektewet), dat eiser gedurende de Ziektewet ook al gebruik van zijn DigiD heeft gemaakt. Dit maakt een probleem met de aanvraag van zijn DigiD niet aannemelijk.
Nu het voor eiser mogelijk is geweest om de WW-uitkering tijdig aan te vragen en eiser niet aan deze verplichting heeft voldaan, wordt er een maatregel van 20% voor de duur van één maand opgelegd.
Beroepsgronden
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat er ten onrechte een korting op de WW-uitkering is toegepast, omdat de uitkering niet tijdig is aangevraagd. Eiser had problemen met zijn DigiD, waardoor hij de uitkering niet eerder kon aanvragen. Het UWV heeft dit onvoldoende weerlegd.
Wettelijk kader
7. Op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW is de werknemer verplicht binnen één week na het intreden van zijn werkloosheid bij het UWV een aanvraag om een uitkering in te dienen.
Op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten is het niet tijdig aanvragen van een WW-uitkering een overtreding van de eerste categorie.
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregel maatregelen UWV (de Beleidsregel) stelt het UWV de hoogte en de duur van een op te leggen maatregel vast op 5 procent van het uitkeringsbedrag gedurende een maand bij het niet naleven van een verplichting uit de eerste categorie.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel wordt het percentage van de maatregel verlaagd of verhoogd indien de verminderde of verhoogde ernst of verwijtbaarheid van het niet naleven van de verplichting daartoe aanleiding geven.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregel is van verminderde ernst of verwijtbaarheid, die aanleiding is voor toepassing van een verlaagd percentage sprake indien:
het niet naleven van een niet termijngebonden verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, en evenmin heeft kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor de re-integratie van de betrokkene;
het niet naleven van de verplichting, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene of de omstandigheden waaronder het niet naleven van de verplichting heeft plaatsgevonden, hem slechts in beperkte mate kan worden aangerekend; of
de betrokkene uit eigen beweging de nadelige gevolgen van het niet naleven van de verplichting ongedaan heeft gemaakt voordat het UWV die gedraging had geconstateerd.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel wordt, bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de eerste categorie, de hoogte van de maatregel vastgesteld op 10 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 30 kalenderdagen maar niet groter dan 60 kalenderdagen, en op 20 procent indien de termijnoverschrijding groter is dan 60 kalenderdagen. (…).
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregel wordt indien, bij het niet naleven van een termijngebonden verplichting uit de eerste categorie, sprake is van verminderde verwijtbaarheid, de hoogte van de maatregel vastgesteld op 2 procent in plaats van 5 procent, op 5 procent in plaats van 10 procent, en op 10 procent in plaats van 20 procent.
Mocht er een maatregel worden opgelegd?
8. De rechtbank stelt vast dat eiser op 21 juni 2021 werkloos is geworden. Hij heeft op 12 oktober 2021 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend. Tussen partijen is niet in geschil dat dit 106 kalenderdagen na de ingetreden werkloosheid is geweest. Voor de periode dat eiser in detentie heeft gezeten (10 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021, in totaal 45 kalenderdagen) geldt dat er geen recht is op een WW-uitkering. [1] Deze 45 kalenderdagen heeft het UWV terecht niet meegeteld bij de vaststelling van de hoogte en duur van de maatregel. Het UWV is op goede gronden uitgegaan van een in totaal 61 kalenderdagen te laat ingediende aanvraag.
Nu er sprake is van een termijnoverschrijding die groter is dan 60 kalenderdagen, is op grond van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel een maatregel van 20% gedurende een maand in beginsel een passende sanctie.
Is er sprake van verminderde verwijtbaarheid?
9. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat de gronden van beroep zien op de verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank zal het beroep zo lezen als een beroep op artikel 3 juncto artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregel.
9.1
Eiser stelt dat het hem niet kan worden verweten de aanvraag te laat te hebben ingediend. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij zijn oude DigiD-gegevens was kwijtgeraakt. Na zijn detentie had hij problemen met het verkrijgen van een nieuwe DigiD, waardoor hij de aanvraag niet tijdig kon indienen. De bewindvoerder zou contact hebben opgenomen met het UWV, maar een papieren aanvraag was niet meer mogelijk. Eiser was met andere dingen bezig toen hij net uit detentie kwam.
9.2
Eisers beroep op verminderde verwijtbaarheid kan niet slagen. Niet is gebleken dat eiser in de week na de ingang van de werkloosheid – 21 tot 28 juni 2021 – geheel niet in staat is geweest om een DigiD aan te vragen of om telefonisch contact op te (laten) nemen met het UWV om dit te vermelden. Het had op de weg van eiser gelegen om in dit geval om een papieren aanvraagformulier te verzoeken en dit formulier tijdig in te dienen bij het UWV. Eiser had daarbij zijn bewindvoerder kunnen inschakelen. Niet is gebleken dat hij dat tijdig heeft gedaan.
De rechtbank komt het niet ongeloofwaardig voor dat eiser zijn DigiD-inloggegevens is kwijtgeraakt. Een nieuwe DigiD aanvragen duurt volgens het UWV maximaal 5 dagen. Hierdoor zou het mogelijk moeten zijn de aanvraag binnen één week na het intreden van de werkloosheid in te dienen. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV gesteld dat volgens de website een nieuwe DigiD aanvragen maximaal drie dagen duurt, waardoor het zeker mogelijk moet zijn geweest tijdig een aanvraag in te dienen. Eiser heeft dit niet betwist.
Hoewel de rechtbank het invoelbaar acht dat eiser andere dingen aan zijn hoofd had op het moment dat hij net uit detentie kwam, ontslaat hem dit nog niet van de verplichting om tijdig een aanvraag in te dienen.
9.3
Naar het oordeel van de rechtbank valt het eiser toe te rekenen dat hij de aanvraag voor een WW-uitkering te laat heeft ingediend. Dat betekent dat het UWV op goede gronden een maatregel heeft opgelegd van 20% gedurende een maand.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 19, eerste lid, sub g van de WW