ECLI:NL:RBZWB:2023:5567
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot opheffing van voorlopige hechtenis in verband met recidivegrond
Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen in de zaak van de verdachte, geboren in 1982, die verzocht om opheffing van zijn voorlopige hechtenis. Dit verzoek werd ingediend op 28 juli 2023. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Vermeirssen, gehoord. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen op 16 februari 2021 vanwege ernstige bezwaren tegen de verdachte voor het produceren van synthetische drugs en voorbereidingshandelingen. De recidivegrond was de basis voor deze voorlopige hechtenis, maar deze was geschorst op 13 augustus 2021.
Bij de beoordeling van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis heeft de rechtbank vastgesteld dat bijna twee jaar na de schorsing van de voorlopige hechtenis, het recidivegevaar niet meer voldoende concreet en acuut is. De rechtbank heeft opgemerkt dat, hoewel de productie van synthetische drugs een lucratieve bezigheid is, het tijdsverloop en het gebrek aan concrete aanwijzingen in het strafdossier niet langer voldoende zijn om de recidivegrond aan te nemen. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.
De rechtbank heeft in raadkamer besloten om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen met ingang van de datum van de uitspraak, 8 augustus 2023.