ECLI:NL:RBZWB:2023:5567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
02-036443-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot opheffing van voorlopige hechtenis in verband met recidivegrond

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen in de zaak van de verdachte, geboren in 1982, die verzocht om opheffing van zijn voorlopige hechtenis. Dit verzoek werd ingediend op 28 juli 2023. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Vermeirssen, gehoord. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen op 16 februari 2021 vanwege ernstige bezwaren tegen de verdachte voor het produceren van synthetische drugs en voorbereidingshandelingen. De recidivegrond was de basis voor deze voorlopige hechtenis, maar deze was geschorst op 13 augustus 2021.

Bij de beoordeling van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis heeft de rechtbank vastgesteld dat bijna twee jaar na de schorsing van de voorlopige hechtenis, het recidivegevaar niet meer voldoende concreet en acuut is. De rechtbank heeft opgemerkt dat, hoewel de productie van synthetische drugs een lucratieve bezigheid is, het tijdsverloop en het gebrek aan concrete aanwijzingen in het strafdossier niet langer voldoende zijn om de recidivegrond aan te nemen. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.

De rechtbank heeft in raadkamer besloten om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen met ingang van de datum van de uitspraak, 8 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-036443-21

beslissing opheffing voorlopige hechtenis van de raadkamer van 08 augustus 2023

(artikel 69 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] 1982 te [geboorteplaats01] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .
Raadsman mr. B. Vermeirssen.

Procedure

Op 28 juli 2023 is op de griffie van deze rechtbank een verzoekschrift van de verdachte ontvangen dat strekt tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij beslissing van 16 februari 2021 de gevangenhouding van verdachte bevolen wegens het bestaan van ernstige bezwaren voor het samen met anderen produceren van synthetische drugs en voorbereidingshandelingen voor die productie op 6 februari 2021. De grond voor de voorlopige hechtenis is de recidivegrond. De voorlopige hechtenis is door de rechtbank bij beslissing van 13 augustus 2021 geschorst.
Ter beoordeling is of het recidivegevaar ook nu nog, bijna 2 jaar na het ingaan van de schorsing van de voorlopige hechtenis, voldoende concreet en acuut is. Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs een lucratieve bezigheid is en dat daarin een kans op herhaling kan zijn gelegen maar dat is, gelet op het genoemde tijdsverloop, niet langer voldoende redengevend voor het aannemen van de recidivegrond. Er zijn op basis van het strafdossier onvoldoende concrete aanwijzingen die ernstig doen vrezen voor herhaling. Het recidivegevaar is niet meer voldoende concreet en acuut. Dit betekent dat de recidivegrond niet meer wordt aangenomen en dat de voorlopige hechtenis, bij gebreke van gronden, moet worden opgeheven.

Beslissing

De rechtbank:
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van heden.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 08 augustus 2023 door:
mr. G.H. Nomes, voorzitter,
mr. R.J.H. Goossens en mr. E.J. Zuijdweg, rechters,
in tegenwoordigheid van M.A. de Waard-Nooitgedagt, griffier.