ECLI:NL:RBZWB:2023:5531
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake niet tijdig beslissen op aanvraag verklaring omtrent gedrag
In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in [woonplaats verzoeker], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om een verklaring omtrent gedrag. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker griffierecht moet betalen voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening, zoals bepaald in artikel 8:82 van de Awb. Het griffierecht bedraagt € 184,- en verzoeker is per aangetekende brief van 22 juli 2023 in de gelegenheid gesteld om dit bedrag binnen twee weken te betalen. De brief is op 25 juli 2023 bezorgd op het door verzoeker opgegeven adres.
Echter, verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk heeft beoordeeld en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.