ECLI:NL:RBZWB:2023:5529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4468
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek met betrekking tot bouwen en gebruik in strijd met de omgevingsvergunning

In deze uitspraak van 7 augustus 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek. Eisers hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena verzocht om handhavend op te treden tegen het in strijd met de beheersverordening handelen en het in afwijking van de omgevingsvergunning bouwen op het perceel [adres] 23 en 23a/f te [plaatsnaam 1]. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 10 januari 2023, het college de gelegenheid gegeven om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, waarop eisers en de eigenaar schriftelijk hebben gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gebouwd is in overeenstemming met de omgevingsvergunning en dat het gebouw wordt gebruikt in overeenstemming met de gebruiksvoorschriften van de beheersverordening. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het college het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik als pension of bed and breakfast heeft afgewezen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie en een nieuw besluit te nemen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank laat het bestreden besluit in stand voor zover het verzoek om handhaving wegens bouwen in strijd met de omgevingsvergunning is afgewezen.

Eisers krijgen een vergoeding voor de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.092,50 en het betaalde griffierecht van € 181,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam 1] (NB), eisers

(gemachtigde: mr. M.L. Santokhi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder

(gemachtigden: mr. L.A.J.M. Somers en [naam gemachtigde 1] ).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[naam eigenaar]te [plaatsnaam 2] , eigenaar
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek waarin zij het college hebben verzocht handhavend op te treden tegen het in strijd met de beheersverordening handelen en het in afwijking van de omgevingsvergunning bouwen op het perceel [adres] 23 en 23a/f te [plaatsnaam 1] .
1.1
In de tussenuitspraak van 10 januari 2023 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen 2 maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
1.2
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
1.3
Eisers en de eigenaar hebben hierop schriftelijk gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] .
2.1
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gebouwd is in overeenstemming met de omgevingsvergunning en dat het gebouw overeenkomstig de gebruiksvoorschriften van de beheersverordening wordt gebruikt. Eisers voeren in de zienswijze aan dat ten onrechte niet opnieuw is verwezen naar de commissie bezwaarschriften, dat nog steeds niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is gebouwd en dat niet goed is gecontroleerd op het gebruik van het pand als pension of bed and breakfast.
Opnieuw voorleggen aan de commissie bezwaarschriften
3. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld de door haar geconstateerde gebreken te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak. Daartoe hoeft niet de gehele bezwaarprocedure herhaald te worden. De tussenuitspraak bevat immers duidelijke aanwijzingen. Het college hoefde het nieuwe besluit waarmee hij de gebreken probeert te herstellen niet opnieuw voor te leggen aan de gemeentelijke commissie bezwaarschriften.
Bouwen in overeenstemming met de omgevingsvergunning
4. Het college heeft, zoals de rechtbank in haar tussenuitspraak heeft gevraagd, met behulp van vergunde tekeningen en foto’s aannemelijk gemaakt dat in overeenstemming met de verleende vergunning is gebouwd. Eisers erkennen dit gedeeltelijk door aan te geven dat zij zijn uitgegaan van de tekeningen uit 2017 en niet die van 2018. Ze blijven stellen dat er een raam op de perceelafscheiding is geplaatst dat niet vergund is. Het college heeft één foto van een raam op de perceelafscheiding aan de linkerzijde van het gebouw overgelegd en met behulp van de bouwtekening behorende bij de omgevingsvergunning aannemelijk gemaakt dat dit raam vergund is. Het is onduidelijk waar er volgens eisers nog een ander, niet vergund, raam op de perceelsgrens is geplaatst. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunning is gebouwd.
Gebruik in strijd met de gebruiksvoorschriften van de beheersverordening
5. De rechtbank is van oordeel dat het college nog steeds niet goed genoeg heeft onderzocht of het pand wordt gebruikt in overeenstemming met de gebruiksvoorschriften van de beheersverordening. Het college heeft volstaan met de opmerking dat hij het volstrekt niet legitiem acht om elke maand te controleren op de bewoning. Ook stelt het college dat er geen maximum is aan het aantal bewoners dat op het perceel [adres] 23 mag wonen. Het college heeft een lijst toegevoegd met namen van personen die daar op een 1 januari 2023 woonden. Onduidelijk is waar deze gegevens op zijn gebaseerd. Heeft er een controlebezoek plaatsgevonden, is dit op basis van een opgave van de verhuurder of komen deze gegevens uit de Basisregistratie personen? Ook geven deze gegevens geen enkel inzicht in de aard van de bewoning. Woonden deze mensen er permanent? Of verbleven ze er toevallig net op de dag van de controle? Het college heeft daarmee geen enkel inzicht gegeven in de vraag of er sprake is van permanente bewoning of van bewoning in strijd met de beheersverordening. Ook de door vergunninghouder overgelegde lijst met aantallen bewoners in verschillende maanden geeft geen inzicht in de aard en duur van de bewoning.
Conclusie
6. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover het college het verzoek om handhavend op te treden wegens het gebruik als pension of bed and breakfast heeft afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Het college moet zelf nader onderzoek doen naar de feitelijke situatie ter plaatse en aan de hand daarvan opnieuw beoordelen of sprake is van een overtreding en of hij daartegen handhavend op moet treden. Hij moet daarna een nieuw besluit nemen rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
De rechtgevolgen blijven in stand voor zover het college het verzoek om handhaving wegens bouwen in strijd met de omgevingsvergunning heeft afgewezen.
6.1
Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, uitsluitend voor zover daarbij het verzoek om handhaving tegen het gebruik van het pand als pension of bed and breakfast is afgewezen;
  • laat het bestreden besluit in stand voor zover daarbij het verzoek om handhaving tegen het bouwen in afwijking van de omgevingsvergunning is afgewezen;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 7 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ABRvS 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en ABRvS 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694