Op 8 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een watervergunning die was verleend aan [naam vergunninghouder] voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de aanleg van een 150 kV-leiding in Zuid-Beveland. De verzoekers vreesden dat de werkzaamheden zouden leiden tot verzilting van hun percelen, die afhankelijk zijn van zoetwater. Ze vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen en het bestreden besluit te schorsen.
Tijdens de zitting op 25 juli 2023 werd duidelijk dat de werkzaamheden in het droge moeten worden uitgevoerd, wat een verlaging van de grondwaterstand vereist. De voorzieningenrechter overwoog dat het algemeen belang van de voortgang van de werkzaamheden groot is, maar dat de belangen van de verzoekers ook gewaarborgd moeten worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen wettelijke verplichting was voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) en dat de vergunning op basis van de ingediende onderzoeken kon worden verleend.
De voorzieningenrechter besloot dat de vergunning niet geschorst hoefde te worden, mits enkele voorschriften werden aangescherpt om de verziltingsrisico's te beperken. Dit omvatte het plaatsen van peilbuizen bij de percelen van verzoekers om het zoet-zout grensvlak te monitoren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om schorsing af, maar bepaalde dat de aangescherpte voorschriften aan de vergunning verbonden moesten worden. Verweerder werd ook opgedragen het griffierecht van de verzoekers te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.