ECLI:NL:RBZWB:2023:5526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3379 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van watervergunning voor onttrekken grondwater ten behoeve van aanleg 150 kV-leiding

Op 8 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een watervergunning die was verleend aan [naam vergunninghouder] voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de aanleg van een 150 kV-leiding in Zuid-Beveland. De verzoekers vreesden dat de werkzaamheden zouden leiden tot verzilting van hun percelen, die afhankelijk zijn van zoetwater. Ze vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen en het bestreden besluit te schorsen.

Tijdens de zitting op 25 juli 2023 werd duidelijk dat de werkzaamheden in het droge moeten worden uitgevoerd, wat een verlaging van de grondwaterstand vereist. De voorzieningenrechter overwoog dat het algemeen belang van de voortgang van de werkzaamheden groot is, maar dat de belangen van de verzoekers ook gewaarborgd moeten worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen wettelijke verplichting was voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) en dat de vergunning op basis van de ingediende onderzoeken kon worden verleend.

De voorzieningenrechter besloot dat de vergunning niet geschorst hoefde te worden, mits enkele voorschriften werden aangescherpt om de verziltingsrisico's te beperken. Dit omvatte het plaatsen van peilbuizen bij de percelen van verzoekers om het zoet-zout grensvlak te monitoren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om schorsing af, maar bepaalde dat de aangescherpte voorschriften aan de vergunning verbonden moesten worden. Verweerder werd ook opgedragen het griffierecht van de verzoekers te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3379 VV WATER

uitspraak van 8 augustus 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] en [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekers], verzoekers

en

het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [vestigingsplaats vergunninghouder], vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. S. Zehenpfenning.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 10 mei 2023 (bestreden besluit) inzake de aan [naam vergunninghouder] verleende watervergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het aanleggen van een 150 kV-leiding in Zuid-Beveland.
Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 juli 2023. Verzoekers zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Smit en [naam vertegenwoordiger]. Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. S. Zehenpfenning, [namen betrokkenen]

Overwegingen

1. Voor het aanleggen van een 150 kV-leiding tussen [naam betreffende gebied] moeten graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. De kabels worden aangelegd beneden de grondwaterspiegel. Vanwege constructie-technische redenen dienen de werkzaamheden in het droge te worden uitgevoerd en daarom moet de grondwaterstand worden verlaagd middels bronbemaling.
Op 7 maart 2023 is namens [naam vergunninghouder] watervergunning gevraagd voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het aanleggen van de 150 kV-leiding. Blijkens de projectomschrijving wordt van zuid naar noord gewerkt, waarbij ongeveer 2 km per maand wordt aangelegd.
In het bij de aanvraag gevoegde Bemalingsadvies Versterking 150 kV kabeltracé Zuid-Beveland staat dat het tracé zoveel mogelijk om de zoetwaterbellen wordt geleid. Daar staat ook dat HDD-boringen (Horizontal Directional Drilling) worden uitgevoerd met een boorinstallatie waarbij mantelbuizen door het boorgat worden getrokken. Hierbij wordt geen bemaling toegepast. Voorts is vermeld dat freatische verlagingen (van de bovenlaag van het grondwater) relatief gering en kortdurend zijn en dat verlagingen van de stijghoogte in het algemeen zo gering en kortdurend zijn dat deze geen invloed heeft op onttrekkingen van derden (zoals verzoekers), omdat de grondwaterstand niet verlaagd wordt tot beneden draindiepte of meer dan 6 m-mv (maximale zuighoogte). Maar het Bemalingsadvies vermeldt vervolgens dat daar waar de grondwaterstand toch merkbaar daalt, brak water opgetrokken kan worden en dat ter compensatie tijdelijk maar minder water uit de bron onttrokken moet worden.
Verzoekers zijn eigenaar van een aantal percelen die gelegen zijn aan deellocaties van het tracé. Zij zijn bevreesd dat de beregening van hun percelen uit zoetwaterbellen in gevaar komt doordat zoutwater wordt opgepompt.
Bij het bestreden besluit van 10 mei 2023 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Aan deze vergunning heeft verweerder 13 voorschriften verbonden.
2. Verzoekers hebben hun vrees voor zoutwater onderbouwd met de stelling dat [naam vergunninghouder] in het verleden al herhaaldelijk onzorgvuldig met de zoetwatervoorkomens is omgegaan. Voorts hebben verzoekers een groot aantal vraagtekens geplaatst bij de vergunningverlening en hebben zij aangevoerd dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd had moeten worden en dat ten onrechte geen milieueffectrapportage (MER) is opgesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat het algemeen belang dat is gediend met de voortgang van de werkzaamheden groot is. Ter zitting is verduidelijkt dat het Zeeuwse elektriciteitsnet vol is en dat grote bedrijven in Zeeland voorlopig geen nieuwe stroomaansluiting kunnen krijgen en dat grootverbruikers, die hun bestaande aansluiting willen uitbreiden, moeten wachten. Daartegenover staat het belang van verzoekers dat hun percelen gevrijwaard blijven van schade ten gevolge van verzilting door de werkzaamheden van [naam vergunninghouder]. Een gedetailleerde bespreking van alle bezwaren van verzoekers heeft de voorzieningenrechter tot het inzicht gebracht dat een schorsing van het bestreden besluit niet aan de orde is indien de vergunningvoorschriften op enkele punten worden zodanig worden aangescherpt dat de belangen van verzoekers beter gewaarborgd worden.
4.1
Daarbij is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen wettelijke verplichting voor verweerder bestond om de uov te volgen, dat niet is gebleken dat [naam vergunninghouder] gaat boren binnen een afstand van 200 meter van de bronbemaling van verzoekers en dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoeken niet zodanige gebreken vertonen dat de watervergunning niet verleend had mogen worden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om, zoals door verzoekers ter zitting is bepleit, te oordelen dat de aanvraag geheel of gedeeltelijk buiten behandeling had moeten worden gesteld op de grond dat [naam vergunninghouder] nog geen overeenstemming heeft bereikt met verzoekers over werkzaamheden in of onder hun percelen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat [naam vergunninghouder] met verzoekers overeenstemming zal kunnen bereiken over de voorwaarden waaronder die overeenkomst wordt gesloten en gaat er ook van uit dat, als die overeenstemming niet kan worden bereikt, [naam vergunninghouder] op andere wijze alsnog bevoegd kan worden in en onder de grond van verzoekers werkzaamheden uit te voeren.
4.2
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich op basis van de MER-Aanmeldnotitie-Bemaling-ZB-TenneT op het standpunt heeft kunnen stellen dat een MER-onderzoek en een MER-rapportage niet vereist zijn. Van belang hierbij acht de voorzieningenrechter dat de door verzoekers gewenste garantie op vrijwaring van verzilting geen reële optie is. In de MER-Aanmeldnotitie is aangegeven dat niet uitgesloten kan worden dat brak water wordt opgetrokken en dat het aantrekken van zoutwater onder de zoetwaterlaag een risico vormt daar waar een zoetwatervoorkomen wordt doorkruist, maar verweerder heeft de verziltingsrisico’s al in enige mate beperkt door het verbinden van voorschriften aan de watervergunning. Zo is onder meer voorgeschreven dat de bemaling moet worden uitgevoerd zoals omschreven in de vergunningaanvraag en het Bemalingsadvies.
4.3
Ter zitting is duidelijk geworden dat de verziltingsrisico’s voor de percelen van verzoekers verder beperkt kunnen worden door aanscherping van enkele voorschriften. Gebleken is dat verweerder en [naam vergunninghouder] geen bezwaar hebben tegen de besproken aanscherpingen. Het betreft het plaatsen van peilbuizen bij de betrokken percelen van verzoekers ter bepaling van het zoet-zout grensvlak en om eventuele wijzigingen in dat vlak te monitoren. Deze peilbuizen zullen ten minste eenmaal per dag gecontroleerd worden op het chloridegehalte. Het vaststellen van het chloridegehalte mag worden gedaan door het elektrisch geleidingsvermogen te meten. De resultaten van deze monitoring zullen dagelijks worden doorgegeven aan verweerder en aan verzoekers. Ten slotte is afgesproken dat de boorgaten zullen worden opgevuld met zwelklei.
5. De voorzieningenrechter zal de voorlopige voorziening treffen dat deze aanscherping van de voorschriften ook aan de watervergunning verbonden zijn tot ten minste zes weken nadat verweerder heeft beslist op de bezwaren van verzoekers. Deze uitkomst brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat aan het algemeen belang bij de voortgang van de aanleg van de 150 kV-leiding doorslaggevend gewicht toekomt en dat het verzoek om schorsing van de watervergunning zal worden afgewezen.
6. Omdat verzoekers voor een deel in het gelijk gesteld worden, dient verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar aan het bestreden besluit de navolgende voorschriften verbonden worden:
1. door of namens [naam vergunninghouder] worden peilbuizen geplaatst bij de betrokken percelen van verzoekers ter bepaling van het zoet-zout grensvlak;
2. deze peilbuizen worden ten minste eenmaal per dag gecontroleerd op het chloridegehalte;
3. het vaststellen van het chloridegehalte mag geschieden door meting van het elektrisch geleidingsvermogen;
4. de resultaten van deze monitoring worden dagelijks doorgegeven aan verweerder en aan verzoekers;
5. de boorgaten worden opgevuld met zwelklei;
  • wijst het verzoek voor het overige af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,-- aan verzoekers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 8 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.