Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de op 11 juli 2023 aan de man betekende dagvaarding, met producties;
- het op 13 juli 2023 ingekomen e-mailbericht van de man, houdende een verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw vorderingen heeft ingesteld om contact met haar minderjarige dochter, geboren in 2011, te herstellen. De vrouw, die de eiseres is, heeft gesteld dat zij sinds 15 maart 2023 geen contact meer heeft gehad met haar dochter, die bij de man verblijft. De man is niet verschenen in de procedure, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld tot het toestaan van wekelijks contact tussen haar en de minderjarige, en daarnaast tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat hij hieraan niet voldoet.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om te concluderen dat toewijzing van de vorderingen in het belang van de minderjarige zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat het belangrijk is dat het contact tussen de vrouw en de minderjarige wordt hersteld, maar kan op basis van de huidige informatie niet adviseren over een contactregeling. De voorzieningenrechter heeft daarom de vorderingen van de vrouw afgewezen, met de overweging dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat verdere stappen in de jeugdbeschermingstafel moeten worden afgewacht.
De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier.