ECLI:NL:RBZWB:2023:5490

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
02-031315-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na ongeval met auto, caravan en fietser met zwaar letsel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval dat plaatsvond op 5 september 2022 op de Van Vollenhovenweg te Serooskerke. De verdachte, bestuurder van een auto met een caravan, zou een aan zijn schuld te wijten ongeval hebben veroorzaakt waarbij [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het niet naleven van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat zou duiden op schuld aan het ongeval. Tijdens de zitting op 27 juli 2023 werden de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging gepresenteerd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor schuld van de verdachte.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van het ongeval zorgvuldig onderzocht. Er waren veel onduidelijkheden over de toedracht van het ongeval, zoals de snelheid van de auto en de exacte omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kon worden vastgesteld. De rechtbank merkte op dat de verdachte mogelijk niet in staat was om het ongeval waar te nemen door de caravan die zijn zicht belemmerde. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank geen strafrechtelijk verwijt aan de verdachte maken.

Op 10 augustus 2023 heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank betreurde de gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers, maar kon niet vaststellen dat de verdachte strafrechtelijk verwijtbaar had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/031315-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1951 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
raadsvrouw mr. P.G.C.P. Smits, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2023, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer01] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft kennelijk naar omstandigheden te hard gereden en onvoldoende opgelet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde feit en verzoekt verdachte hiervan integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en de vermoedelijke toedracht
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte op 5 september 2022 op de Van Vollenhovenweg te Serooskerke, gemeente Veere, als bestuurder van een motorrijtuig – een auto met daarachter een caravan – heeft gereden. Hij heeft op die weg van achteren de fietsers, te weten [slachtoffer01] en zijn vrouw
[slachtoffer02] , ingehaald. [slachtoffer01] fietste voorop en [slachtoffer02] fietste achter hem. [slachtoffer01] is op een zeker moment gevallen en heeft als gevolg van deze val (ernstig) letsel opgelopen. [slachtoffer02] is daarna tegen de fiets van [slachtoffer01] gebotst en is ook ten val gekomen met licht letsel als gevolg. Verder kan worden vastgesteld dat er aan het stuur van de fiets van [slachtoffer01] en aan de caravan van verdachte (lichte) schade is geconstateerd.
Er bestaan bij de rechtbank veel vraagtekens over wat er nu exact is gebeurd. Zo is niet duidelijk geworden hoe de schade op de caravan en fiets is ontstaan, mede gelet op de vorm van de schade op de fiets (geen deuk, zoals bij de caravan, maar eerder een kras). Ook kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld wat de snelheid is geweest van de auto van verdachte, noch waar het ongeval precies heeft plaatsgevonden en dus ook niet hoe de omstandigheden ter plaatse precies waren.
Wel acht de rechtbank het op basis van de getuigenverklaringen aannemelijk dat de (verlengde) zijspiegel van de auto van verdachte [slachtoffer01] heeft geraakt, vermoedelijk tegen zijn arm, waarna hij is gaan slingeren en – gelet op het ernstige letsel aan de linkerzijde van zijn lichaam – op het asfalt is gevallen.
Primair: artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Primair wordt verdachte verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 6 WVW. De rechtbank zal daarom eerst moeten beoordelen of en in welke mate er sprake is van schuld van verdachte.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke voorschriften niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Zowel primair als subsidiair is ten laste gelegd dat sprake is geweest van een strafrechtelijk verwijtbare verkeersgedraging.
Op basis van de hiervoor beschreven summiere feitenvaststelling en toedracht en gelet op de omstandigheid dat het inhalen van [slachtoffer02] – die achter [slachtoffer01] reed en als eerste werd ingehaald – kennelijk wel goed is verlopen, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte vanwege de snelheid waarmee hij reed verwijtbaar heeft gehandeld. Waardoor de (verlengde) zijspiegel [slachtoffer01] heeft geraakt (en niet mevrouw [slachtoffer02] die achter hem reed) blijft in het ongewisse. Ten aanzien van het verwijt dat verdachte onvoldoende heeft opgelet omdat hij het ongeval niet heeft opgemerkt, ook niet nadat hij verder is gereden, merkt de rechtbank op dat verdachte geen gebruik kon maken van de achteruitkijkspiegel van zijn auto vanwege de caravan die het zicht blokkeerde. Mede gelet op de lichte bocht die de weg maakt in de richting die verdachte en de slachtoffers reden en de omstandigheid dat het niet duidelijk is waar het slachtoffer precies ten val is gekomen, is het evenwel mogelijk dat verdachte dit in zijn (verlengde) zijspiegels niet heeft kunnen waarnemen.
Alles tezamen genomen kan de rechtbank op basis van deze omstandigheden geen strafrechtelijk verwijt vaststellen. De rechtbank betreurt evenwel het vervelende ongeval en de nare gevolgen die het voor [slachtoffer01] , mevrouw [slachtoffer02] en hun familie heeft gehad.
Nu de rechtbank de verwijtbaarheid aan de zijde van verdachte niet kan vaststellen, zal zij verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. A. Hello en
mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2023.
Mrs. Hello en Mulders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.