ECLI:NL:RBZWB:2023:5464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3918
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2023, wordt het verzoek van verzoekers om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg in de proceskosten beoordeeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. E.G.M. Huisman, hebben hun beroep ingetrokken tegen het besluit van het college van 29 juni 2022, omdat het college op 18 april 2023 het bestreden besluit heeft herzien. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft verzocht om afwijzing van de gevorderde kostenvergoeding.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank onderzoekt of het college aan verzoekers tegemoetgekomen is. Het college had eerder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van drie extra padelbanen, maar had een voorwaarde toegevoegd dat deze niet gebruikt mochten worden op wedstrijddagen van Willem II. Na bezwaar van omwonenden en een overeenkomst tussen verzoekers en Willem II, heeft het college de voorwaarde in het herziene besluit van 18 april 2023 laten vervallen.

De rechtbank concludeert dat de herziening van het besluit volledig voortvloeit uit de overeenkomst tussen verzoekers en Willem II en dat er derhalve geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3918 WABO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [plaatsnaam] , verzoekers
(gemachtigde: mr. E.G.M. Huisman),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, college

(gemachtigde: mr. Z. Mucuk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekers om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekers hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun beroep tegen het bestreden besluit van het college van 29 juni 2022. Zij hebben het beroep ingetrokken, omdat het college op 18 april 2023 het bestreden besluit heeft herzien door het herziene besluit van 18 april 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde proceskostenvergoeding af te wijzen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten [2] .
Is het college aan verzoekers tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoetgekomen.
4.1.
Bij besluit van 21 januari 2022 heeft het college aan verzoekers een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van een houtopstand, het (ver)bouwen van een bouwwerk en voor het handelen in strijd met de regels van het toepasselijke bestemmingsplan. De betreffende omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van drie extra padelbanen door verzoekers. Het college is er in de besluitvorming vanuit gegaan dat verzoekers ook op de wedstrijddagen van Willem II gebruik kunnen maken van het parkeerterrein P3 van Willem II. Een aantal omwonenden heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 januari 2022. Hangende bezwaar is het college gebleken dat verzoekers op de wedstrijddagen van Willem II geen gebruik kunnen maken van parkeerterrein P3. Het college heeft in het bestreden besluit de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten, maar heeft daar wel een extra voorwaarde aan verbonden, namelijk dat de drie extra padelbanen op wedstrijddagen van Willem II niet gebruikt mogen worden. Op 12 augustus 2022 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2.
Hangende beroep hebben verzoekers het college de op 15 november 2022 met Willem II gesloten overeenkomst overgelegd. Op grond van deze overeenkomst mogen verzoekers gedurende tien jaar op de wedstrijddagen van Willem II gebruik maken van tien parkeerplaatsen op parkeerterrein P3. Het college heeft vervolgens in het herziene besluit van 18 april 2023 de in het bestreden besluit toegevoegde voorwaarde laten vervallen. De herziening van het bestreden besluit is dan ook volledig terug te voeren op door verzoekers met Willem II na het bestreden besluit gesloten overeenkomst. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb [3] . De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 augustus 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de echtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.AbRS 5 november 1999, JB 2000/6 en AbRS 24 juni 2020,