In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2023, staat de verdachte terecht voor bijstandsfraude over een periode van bijna elf jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. W.R. Aerts, heeft verklaard dat zij de bekennende verklaring bij de politie heeft afgelegd onder druk, omdat zij naar haar zieke nicht wilde gaan. De verdediging betoogde dat de aard van de relatie met een andere persoon, die volgens de aanklacht niet was opgegeven aan de uitkeringsinstantie, zodanig was dat de verdachte zich niet bewust hoefde te zijn van de gevolgen voor haar uitkering. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte op de hoogte had moeten zijn van haar verplichtingen en dat de passieve houding van de uitkeringsinstantie geen excuus bood voor haar handelen.
De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte het belang van het recht op een redelijke termijn van berechting en de verantwoordelijkheden van zowel de verdachte als de uitkeringsinstantie in deze zaak.