ECLI:NL:RBZWB:2023:5453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
02/110502-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektrische fietsen met gedeeltelijke vrijspraak wegens gebrek aan bewijs

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999 in Polen, die werd verdacht van diefstal van meerdere elektrische fietsen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging in de periode van 8 februari 2023 tot en met 11 april 2023. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank beoordeelde de bewijsvoering en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal in vereniging jegens verschillende benadeelden, waaronder [benadeelde 1], [benadeelde 8], [benadeelde 9] en [benadeelde 10]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, omdat de herkenning op camerabeelden niet specifiek genoeg was en er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen. Echter, de rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 23 maart 2023 schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging van elektrische fietsen die toebehoorden aan [benadeelde 3].

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 weken op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de meeste beschuldigingen was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/110502-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te PI Middelburg - locatie Torentijd, 4337 PE Middelburg,
Torentijdweg 1,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juli 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. Tax en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 8 februari 2023 tot en met 11 april 2023 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektrische fietsen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover dit feit ziet op de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 7] moet verdachte worden vrijgesproken, nu zij slechts aangifte heeft gedaan namens [benadeelde 4] en de fietsen eigendom zijn van [benadeelde 4] .
Ook kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] wegens het ontbreken van een herkenning van verdachte op de beschikbare camerabeelden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het standpunt van de officier van justitie en verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 7] en [benadeelde 10] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar
In deze zaak bevat het dossier per diefstal een proces-verbaal van herkenning die door verschillende verbalisanten is opgemaakt. De verbalisanten verklaren in deze processen-verbaal dat zij verdachte herkennen op het bewegend beeldmateriaal. Bij de beoordeling van de vraag naar de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde diefstallen zijn deze processen-verbaal van herkenning van cruciaal belang. De rechtbank overweegt in het algemeen dat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
De rechtbank zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ is het volgende opgenomen over ‘herkennen’:

Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (...) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Bij de beoordeling of de rechtbank een herkenning voldoende betrouwbaar acht, speelt een doorslaggevende rol hoe specifiek de herkenning is omschreven door de verbalisant.
Wat kan worden bewezen?
-
[benadeelde 3]
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 23 maart 2023 jegens [benadeelde 3] schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
Vrijspraak
-
[benadeelde 1]
De rechtbank beschikt ten aanzien van de diefstal van de elektrische fietsen van [benadeelde 1] over bewegende beelden, maar kan op basis van eigen waarneming en bij gebrek aan specifiek onderscheidende persoonskenmerken niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het ook daadwerkelijk verdachte betreft die op de camerabeelden is te zien en kan worden herkend. Nu het dossier ook geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt en kan worden vastgesteld, en de herkenning door de verbalisant niets meer behelst dan dat hij “deze personen herkent daar zij de afgelopen maanden meerdere keren zijn aangemerkt als verdachten, aangehouden en verhoord” en dus geen enkel specifiek kenmerk of iets dergelijks noemt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 1] .
-
[benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10]
Nu uit de processen-verbaal herkenning niet blijkt dat verdachte op de camerabeelden is herkend en het dossier ook geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt en kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] .
-
[benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5]
De rechtbank beschikt ten aanzien van de diefstal van de elektrische fietsen van [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] veelal alleen over ‘stills’ van bewegend beeldmateriaal. Op basis van eigen waarneming en bij gebrek aan specifiek onderscheidende persoonskenmerken kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het ook daadwerkelijk verdachte betreft die op de ‘stills’ is te zien en kan worden herkend. Dit geldt ook voor zover er wel bewegend beeldmateriaal aanwezig is. De verbalisant baseert de herkenning telkens op “uiterlijke kenmerken, het postuur en de manier van lopen”. Wat die specifieke uiterlijke kenmerken of kenmerkende postuur dan wel kenmerkende manier van lopen is wordt niet nader geduid. Nu het dossier ook geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt en kan worden vastgesteld, en de herkenning van de verbalisant slechts gebaseerd is op algemene en niet specifiek onderscheidende zaken, zal de rechtbank verdachte van genoemde diefstal vrijspreken.
-
[benadeelde 7]
Nu [benadeelde 7] slechts aangifte heeft gedaan namens [benadeelde 4] en de fietsen ook niet tot haar eigendom behoren, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 7] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 maart 2023 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander, elektrische fietsen, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat in het kader van de strafmaat geen aansluiting moet worden gezocht bij de richtlijn voor strafvordering voor mobiel banditisme. Het is namelijk niet zo dat verdachte specifiek naar Nederland is gekomen voor het plegen van strafbare feiten. Hij is al gedurende langere tijd onafgebroken in Nederland, heeft ook in Nederland gewerkt en gewoond en ook zijn familie is woonachtig in Nederland. Toepassing van de richtlijn voor strafvordering voor mobiel banditisme zou in deze zaak dan ook een brug te ver zijn. Wel kan aansluiting worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten, zodat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de uitkomst zou moeten zijn. Het zou kunnen zijn dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering zich gaat voordoen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal, waarbij twee elektrische fietsen zijn weggenomen bij een hotel.
De eigenaren dachten de fietsen goed te hebben afgesloten en op een veilige plek te hebben gestald, maar zij zijn tijdens hun verblijf in Zeeland toch geconfronteerd met deze diefstal. Dit is een feit dat niet alleen een donkere schaduw over hun verblijf heeft geworpen en gevoelens van onrust bij de direct betrokkenen teweegbrengt, maar ook bij de maatschappij in haar geheel, temeer door de kwalijke manier van handelen. Ook voor het betreffende hotel is deze diefstal zeer ongunstig door de slechte naam die het krijgt.
Bij deze omstandigheden heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan en hij heeft kennelijk geen respect voor eigendommen van anderen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 19 juni 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder voor diefstal van een fiets, gepleegd in 2022. Na het plegen van het feit in deze zaak is verdachte tot een gevangenisstraf veroordeeld voor diefstal van een fiets, gepleegd in 2022, waarmee de rechtbank vaststelt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich desondanks nog steeds bezig houdt met het plegen van deze feiten.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanwijzingen dat in deze zaak sprake is van mobiel banditisme, zodat ook geen aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten die hiervoor bestaan.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank – naast alles wat hiervoor is overwogen – wel rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en zoekt zij in beginsel aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Nu de rechtbank minder – te weten diefstal in vereniging van 2 elektrische fietsen – bewezen acht dan de officier van justitie en ook niet uitgaat van mobiel banditisme, ziet zij aanleiding in grote mate af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
6 weken met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Dit betekent, gelet op de duur van het voorarrest van verdachte, dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet. Bij beslissing van 24 juli 2023 heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis per die datum opgeheven en de onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte bevolen.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
In dit strafproces hebben na te noemen personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van niet door de verzekering vergoede schade die zij als gevolg van de door verdachte en zijn mededader gepleegde strafbare feiten hebben geleden.
- [benadeelde 1] ; € 6.848,00 – materiële schade;
- [benadeelde 9] ; € 4.860,82 – materiële schade en € 1.000,00 – immateriële schade;
- [benadeelde 2] ; € 4.337,00 – materiële schade en € 130,00 – proceskosten;
- [benadeelde 4] ; € 4.850,00 – materiële schade;
- [benadeelde 5] ; € 1.561,24 – materiële schade;
- [benadeelde 10] ; € 872,35 – materiële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte zal worden vrijgesproken van strafbare gedragingen jegens de benadeelde partijen. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. Zij kunnen hun vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 10] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat zij hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2023.
Mrs. Speekenbrink en Mulders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.