7.1De vorderingen
In dit strafproces hebben na te noemen personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van niet door de verzekering vergoede schade die zij als gevolg van de door verdachte en zijn mededader(s) gepleegde strafbare feiten hebben geleden.
- [benadeelde 1] ; € 6.848,00 – materiële schade;
- [benadeelde 3] ; € 4.860,82 – materiële schade en € 1.000,00 – immateriële schade;
- [benadeelde 4] ; € 4.337,00 – materiële schade en € 130,00 – proceskosten;
- [benadeelde 6] ; € 4.850,00 – materiële schade;
- [benadeelde 7] ; € 1.561,24 – materiële schade;
- [benadeelde 8] ; € 872,35 – materiële schade.
De benadeelde partijen hebben verzocht hun vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
-
[benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist – in die zin dat de rechtbank volgens haar wel rekening moet houden met een afschrijving – zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het feit dat uit de bijbehorende facturen volgt dat het geen recente aanschaf van de fietsen betreft, ziet de rechtbank aanleiding om rekening te houden met een afschrijving van 10 procent per jaar, na het eerste jaar van aanschaf. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 4.120,00 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan voor dat deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 3]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 4.226,80 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De gevorderde materiële schade is tot dat bedrag door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Zij zal de vordering daarom tot een bedrag van € 4.226,80 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de materiële schadevordering
niet-ontvankelijk verklaren.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing voor deze schade nu deze onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 4]
Verdachte zal worden vrijgesproken van strafbare gedragingen jegens [benadeelde 4] . Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 6]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende duidelijk is. Behandeling van de vordering zou om die reden een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 7]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist – in die zin dat de rechtbank volgens haar wel rekening moet houden met een afschrijving – zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het feit dat uit de bijgevoegde factuur volgt dat het geen recente aanschaf van de fiets betreft, ziet de rechtbank aanleiding om rekening te houden met een afschrijving van 10 procent per jaar, na het eerste jaar van aanschaf. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 562,04 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 8]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd, zodat de vordering ten bedrage van € 872,35 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen voor
- [benadeelde 1] vanaf 9 februari 2023;
- [benadeelde 3] vanaf 3 maart 2023;
- [benadeelde 7] vanaf 5 april 2023 en
- [benadeelde 8] vanaf 11 april 2023.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.