ECLI:NL:RBZWB:2023:5452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
02/097797-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektrische fietsen door meerdere personen met gedeeltelijke vrijspraak

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994 in Polen, die verdacht werd van diefstal van meerdere elektrische fietsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 8 februari 2023 tot en met 11 april 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektrische fietsen, waarbij de meeste feiten bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal in vereniging jegens één benadeelde partij, omdat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij dat specifieke feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de impact van de diefstallen op de slachtoffers, waaronder toeristen die hun fietsen in hotels hadden achtergelaten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van afschrijvingen op de waarde van de fietsen. De uitspraak benadrukt de ernst van de diefstal en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/097797-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Polen),
feitelijk verblijfsadres:
[verblijfadres] ,
thans gedetineerd te PI Dordrecht, 3313 LC Dordrecht, Kerkeplaat 25,
raadsman mr. S.J. Nijssen, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juli 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. Tax en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 8 februari 2023 tot en met 11 april 2023 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektrische fietsen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover dit feit ziet op de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] . Van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 9] moet verdachte worden vrijgesproken, nu zij slechts aangifte heeft gedaan namens [benadeelde 6] en de fietsen eigendom zijn van [benadeelde 6] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank gelet op de bekennende verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar
In deze zaak bevat het dossier per diefstal een proces-verbaal van herkenning die door verschillende verbalisanten is opgemaakt. De verbalisanten verklaren in deze processen-verbaal dat zij verdachte herkennen op het bewegend beeldmateriaal. Bij de beoordeling van de vraag naar de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde diefstallen zijn deze processen-verbaal van herkenning van cruciaal belang. De rechtbank overweegt in het algemeen dat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
De rechtbank zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ is het volgende opgenomen over ‘herkennen’:

Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (...) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Bij de beoordeling of de rechtbank een herkenning voldoende betrouwbaar acht, speelt een doorslaggevende rol hoe specifiek de herkenning is omschreven door de verbalisant.
Wat kan worden bewezen?
-
[benadeelde 1]
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich jegens [benadeelde 1] schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
-
[benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en
[benadeelde 8]
Verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde diefstal in vereniging jegens [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] bekend en de rechtbank verwijst in dit kader naar de bewijsmiddelen.
Vrijspraak
-
[benadeelde 4]
De rechtbank beschikt ten aanzien van de diefstal van de elektrische fietsen van [benadeelde 4] alleen over ‘stills’ van bewegend beeldmateriaal. Op basis van eigen waarneming en bij gebrek aan specifiek onderscheidende persoonskenmerken kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het ook daadwerkelijk verdachte betreft die op de ‘stills’ is te zien en kan worden herkend. De verbalisant baseert de herkenning op “uiterlijke kenmerken, het postuur en de manier van lopen”. Wat die specifieke uiterlijke kenmerken of kenmerkende postuur dan wel kenmerkende manier van lopen is wordt niet nader geduid. Nu het dossier ook geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt en kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 4] .
-
[benadeelde 9]
Nu [benadeelde 9] slechts aangifte heeft gedaan namens [benadeelde 6] en de fietsen ook niet tot haar eigendom behoren, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging jegens [benadeelde 9] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 8 februari 2023 tot en met 11 april 2023 te Vlissingen en te Koudekerke, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens elektrische fietsen, die aan
- [benadeelde 1] en
- [benadeelde 2] en
- [benadeelde 3] en
- [benadeelde 5] en
- [benadeelde 6] en
- [benadeelde 7] en
- [benadeelde 8] ,
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat in het kader van de strafmaat geen aansluiting moet worden gezocht bij de richtlijn voor strafvordering voor mobiel banditisme. Verdachte is niet naar Nederland gekomen om op strooptocht te gaan, hij woont al een geruime tijd in Nederland, heeft in Nederland gewerkt en heeft puur uit geldnood gehandeld. Toepassing van de richtlijn voor strafvordering voor mobiel banditisme zou in deze zaak dan ook een brug te ver zijn. Gelet op het voorarrest van verdachte, gelet op het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering in beeld komt, verzoekt de verdediging aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Dit zou – met inachtneming van de datum van het vonnis – betekenen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 115 dagen met aftrek van het voorarrest zou moeten worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij in totaal 11 elektrische fietsen zijn weggenomen. Zes keer heeft de diefstal plaatsgevonden bij hotels, waarbij het in vijf van de zes gevallen ging om fietsen van toeristen die in deze hotels verbleven. De betrokkenen – sommigen sterk afhankelijk van hun fietsen – dachten hun fietsen goed te hebben afgesloten en op een veilige plek te hebben gestald, maar zij werden tijdens hun verblijf in Zeeland toch geconfronteerd met deze diefstallen, waardoor dit verblijf een negatieve lading heeft gekregen. Ook heeft verdachte samen met een ander op het erf van een woning een fiets weggenomen. Dit is een feit dat niet alleen gevoelens van onrust bij de direct betrokkenen teweegbrengt, maar ook bij de maatschappij in haar geheel, temeer door de kwalijke manier van handelen die naar het oordeel van de rechtbank wel valt te bestempelen als een strooptocht. Ook voor de betreffende hotels zijn deze diefstallen zeer ongunstig door de slechte naam die zij hierdoor krijgen.
Bij deze omstandigheden heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan en hij heeft kennelijk geen respect voor eigendommen van anderen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 5 juli 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal van een fiets, gepleegd in 2022.
Ook na het plegen van het bewezenverklaarde feit is verdachte veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast stelt zij vast dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd ten tijde van een lopende proeftijd. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich desondanks nog steeds bezig houdt met het plegen van deze feiten.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanwijzingen dat in deze zaak sprake is van mobiel banditisme, ondanks dat de rechtbank wel uitgaat van een strooptocht, zodat ook geen aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten die hiervoor bestaan.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank – naast alles wat hiervoor is overwogen – wel rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en zoekt zij in beginsel aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Hoewel de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en ook niet uitgaat van mobiel banditisme, is zij wel van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend is. De rechtbank ziet echter gelet op de vastgestelde recidive wel aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar moet worden opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur, waarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
In dit strafproces hebben na te noemen personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van niet door de verzekering vergoede schade die zij als gevolg van de door verdachte en zijn mededader(s) gepleegde strafbare feiten hebben geleden.
- [benadeelde 1] ; € 6.848,00 – materiële schade;
- [benadeelde 3] ; € 4.860,82 – materiële schade en € 1.000,00 – immateriële schade;
- [benadeelde 4] ; € 4.337,00 – materiële schade en € 130,00 – proceskosten;
- [benadeelde 6] ; € 4.850,00 – materiële schade;
- [benadeelde 7] ; € 1.561,24 – materiële schade;
- [benadeelde 8] ; € 872,35 – materiële schade.
De benadeelde partijen hebben verzocht hun vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
-
[benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist – in die zin dat de rechtbank volgens haar wel rekening moet houden met een afschrijving – zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het feit dat uit de bijbehorende facturen volgt dat het geen recente aanschaf van de fietsen betreft, ziet de rechtbank aanleiding om rekening te houden met een afschrijving van 10 procent per jaar, na het eerste jaar van aanschaf. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 4.120,00 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan voor dat deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 3]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 4.226,80 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De gevorderde materiële schade is tot dat bedrag door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Zij zal de vordering daarom tot een bedrag van € 4.226,80 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de materiële schadevordering
niet-ontvankelijk verklaren.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing voor deze schade nu deze onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 4]
Verdachte zal worden vrijgesproken van strafbare gedragingen jegens [benadeelde 4] . Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 6]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende duidelijk is. Behandeling van de vordering zou om die reden een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 7]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist – in die zin dat de rechtbank volgens haar wel rekening moet houden met een afschrijving – zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het feit dat uit de bijgevoegde factuur volgt dat het geen recente aanschaf van de fiets betreft, ziet de rechtbank aanleiding om rekening te houden met een afschrijving van 10 procent per jaar, na het eerste jaar van aanschaf. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 562,04 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- [benadeelde 8]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd, zodat de vordering ten bedrage van € 872,35 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen voor
- [benadeelde 1] vanaf 9 februari 2023;
- [benadeelde 3] vanaf 3 maart 2023;
- [benadeelde 7] vanaf 5 april 2023 en
- [benadeelde 8] vanaf 11 april 2023.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerpen betreffen die met betrekking tot het feit zijn begaan dan wel door middel van het feit zijn verkregen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna te noemen benadeelde partijen van materiële schade tot de achter hun naam vermelde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend voor
- [benadeelde 1] vanaf 9 februari 2023;
- [benadeelde 3] vanaf 3 maart 2023;
- [benadeelde 7] vanaf 5 april 2023 en
- [benadeelde 8] vanaf 11 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling, en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de daarbij genoemde data, tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- [benadeelde 1] ; € 4.120,00 – 51 dagen – vanaf 9 februari 2023;
- [benadeelde 3] ; € 4.226,80 – 52 dagen – vanaf 3 maart 2023;
- [benadeelde 7] ; € 562,04 – 11 dagen – vanaf 5 april 2023;
- [benadeelde 8] ; € 872,35 – 17 dagen – vanaf 11 april 2023;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat;
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 7]
niet-ontvankelijk in het overige deel van hun vordering. Zij kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen;
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat zij hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 7.00 stuks Tas (omschrijving: G2588420, ortlieb, newlooxs, bikemate, willex);
* 2.00 stuks Handgereedschap (omschrijving: G2588424, schroevendraaier + kniptang, Werckmann);
* 3.00 stuks Accu (omschrijving: G2588422, Bosch + onbekend merk);
* 18.00 stuks Sleutel (omschrijving: G2588423, diverse sleutels);
* 3.00 stuks Acculader (omschrijving: G2588427, diversen).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2023.
Mrs. Speekenbrink en Mulders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.