Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 132,00(1 x punt gemachtigdesalaris à € 132,00).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert eiser, wonende in Duitsland, de ontbinding van een overeenkomst met Roompot Service B.V. betreffende een vakantieverblijf. Eiser stelt dat onvoorziene omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 6:258 BW, aanleiding geven tot deze ontbinding. De gedaagde, Roompot, heeft echter een bedrag van € 1.458,47 aan eiser betaald, wat de hoofdsom van € 829,00, buitengerechtelijke kosten van € 150,46 en proceskosten van € 479,11 omvat. Roompot betwist de vordering van eiser en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, stellende dat eiser geen belang meer heeft bij zijn vordering tot ontbinding, nu de betaling heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter overweegt dat de zaak een internationaal karakter heeft, aangezien eiser in Duitsland woont en Roompot in Nederland is gevestigd. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op basis van de Brussel I bis-Verordening en het toepasselijke recht is Nederlands recht volgens de Rome I-Verordening. De rechter oordeelt dat de betaling door Roompot de rechtsgrond voor de vorderingen van eiser heeft doen vervallen, maar dat Roompot geen verweer heeft gevoerd tegen de ontbinding van de overeenkomst. Daarom wordt de ontbinding van de overeenkomst toegewezen.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de kantonrechter dat, hoewel de hoofdsom en buitengerechtelijke kosten zijn voldaan, Roompot als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in beginsel de proceskosten van eiser moet vergoeden. Echter, omdat de betaling heeft plaatsgevonden na dagvaarding, worden de kosten voor de conclusie van repliek niet toegewezen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering tot ontbinding wordt toegewezen, maar de overige vorderingen worden afgewezen.