4.3.1De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Opzet wel wettig, maar niet overtuigend te bewijzen
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling op zitting vast dat een door verdachte bestuurde Ford Focus op 16 augustus 2022 rond 21:42 uur in aanraking is gekomen met [slachtoffer] met een dubbele beenbreuk van [slachtoffer] als gevolg. Dat gebeurde op het grote parkeerterrein van het Emmausplein in Sint Willebrord, dat is omgeven door winkels en een aantal straten. Ook de rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is af te leiden dat sprake is geweest van voorbedachte raad. De vraag die ter discussie stond, is of verdachte opzet heeft gehad op het aanrijden van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank kan die opzet wel wettig, maar niet overtuigend worden bewezen. Alleen al om die reden zal verdachte integraal worden vrijgesproken van feit 1. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Twee scenario’s
[slachtoffer] en de meeste getuigen uit zijn vriendengroep verklaren bij de politie - kort samengevat - dat verdachte die avond bewust op [slachtoffer] is ingereden en kort daarvoor ook al bedreigingen had geuit tegen [slachtoffer] en zijn vriendengroep, die op het terras van de [naam café] aan het Emmausplein zaten. Verdachte zou onder andere hebben gedreigd het terras op te rijden. [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op het terras al een klap van verdachte heeft gekregen en dat hij verdachte uit zelfverdediging een klap heeft gegeven toen die hem met een bierflesje wilde slaan. Hij is daarna een stukje achter verdachte aangerend. Bij de politie had [slachtoffer] al verklaard dat hij naar de auto van verdachte is gegaan toen verdachte teruggekomen was met die auto en dat hij toen heeft geprobeerd het portier te openen. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij daarna op de weg stond tussen de parkeervakken in toen verdachte hem aanreed: [slachtoffer] zag de koplampen op zich afkomen en de auto heeft hem frontaal geraakt.
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat [slachtoffer] op het cruciale moment zijn agressie richtte op verdachtes auto en dat hij zelf kort daarvóór ook al door hem aangevallen was. Op zitting heeft verdachte - kort samengevat - verklaard dat hij eerder die avond door meerdere personen is geslagen en geschopt op het terras van de [naam café] en dat hij is achterna gezeten toen hij daarvan wegrende. Hij heeft toen de politie gebeld. Dat laatste wordt bevestigd door een proces-verbaal van bevindingen. Verdachte is even later afgezet op het Emmausplein om zijn auto op te halen die daar nog geparkeerd stond. Hij is weggereden en kort daarna teruggekomen, omdat hij ervan uit ging dat de door hem gebelde politie nog ter plaatse zou komen. Beide keren is hij kort gestopt ter hoogte van het terras van de [naam café] . Toen hij de laatste keer over het parkeerterrein verder reed, kwam [slachtoffer] naar hem toe en begon aan de deuren van zijn auto te trekken. Toen heeft verdachte een draaibocht gemaakt en toen hij die 360-gradendraai had gemaakt, stond van [slachtoffer] schuin rechts voor hem op een parkeerplaats. Van [slachtoffer] kwam zijn kant uit gerend en sprong naar zijn rijdende auto. Verdachte heeft toen nog een arm en schouder op de rechterkant van de voorruit van zijn auto gezien en is weggereden.
De camerabeelden en de getuigenverklaringen
In het dossier bevinden zich camerabeelden van een groot deel van het parkeerterrein en de aangrenzende winkels en straten. Daarop is het cruciale incident zelf niet te zien, maar wat er aan vooraf gegaan is grotendeels wel, inclusief een deel van de 360-gradendraai.
In samenhang met de overige inhoud van het dossier bevestigen die beelden een belangrijk deel van het door verdachte geschetste scenario: verdachte zat op het terras van de [naam café] aan een tafel waaraan ook twee andere mannen zitten, van wie één met een geel shirt. [slachtoffer] zit met zijn groepje vrienden aan een tafel ernaast. Omstreeks 21:25 uur staat de man met het gele shirt op en begint op verdachte in te slaan. [slachtoffer] staat dan ook op en slaat van achteren in op verdachte. Verdachte rent weg, waarna [slachtoffer] achter hem aan rent en hem nog meer slaat en ook schopt. Geweld van verdachte tegen [slachtoffer] heeft de rechtbank op de beelden niet gezien. Integendeel, de rechtbank heeft gezien dat verdachte bij het wegrennen een (bier)flesje naar rechts weggooit en niet naar achteren waar [slachtoffer] zich dan bevindt.
Als verdachte enige tijd later zijn auto heeft opgehaald en heel kort daarna weer naar het parkeerterrein komt rijden, staat hij even stil ter hoogte van het terras. Verdachte heeft op zitting toegelicht dat zijn motor toen uitviel, wat wordt ondersteund doordat op de camerabeelden te zien is dat de koplampen van zijn auto even lijken uit te gaan en dan weer op normale sterkte schijnen. Dat de neus van zijn auto richting het terras stond, zoals [slachtoffer] en meerdere getuigen hebben verklaard, is niet waar. De auto staat parallel aan het terras. Op dat moment loopt [slachtoffer] al naar het bestuurdersportier van de auto. Verdachte rijdt dan verder over het parkeerterrein en [slachtoffer] rent dan achter hem aan, waarna [slachtoffer] en de auto van verdachte uit beeld verdwijnen en vervolgens de 360-gradendraai van de auto is te zien.
Op basis van de beelden stelt de rechtbank vast dat het steeds [slachtoffer] is geweest die geweld tegen verdachte gebruikte en de confrontatie met (de auto van) verdachte zocht voorafgaand aan het cruciale incident. Geweld door verdachte is op de beelden niet te zien. Daarnaast hebben [slachtoffer] en getuigen uit zijn vriendengroep onderling tegenstrijdig verklaard over de beweerdelijke uitlatingen door verdachte en de wijze waarop [slachtoffer] zou zijn aangereden. Bovendien heeft een aantal van hen - en ook [slachtoffer] - bij de rechter-commissaris op onderdelen weer anders verklaard dan bij de politie. Bij de bewijswaarde van de verklaringen van [slachtoffer] en verschillende getuigen uit zijn vriendengroep zijn daarom kritische kanttekeningen te plaatsen.
De schade aan de auto van verdachte
Tot slot is aan de auto van verdachte alleen schade geconstateerd aan de - vanuit de bestuurder gezien - rechterzijspiegel en op de rechterzijde van de voorruit. Die beperkte schade en de plaats ervan past naar het oordeel van de rechtbank bij het scenario van verdachte dat [slachtoffer] van rechts naar de auto is gesprongen. Bij een frontale aanrijding zoals door [slachtoffer] benoemd bij de rechter-commissaris zou naar het oordeel van de rechtbank normaliter meer schade - en op andere plekken op de auto -verwacht mogen worden, en ook meer en ander letsel bij [slachtoffer] . Daarvan blijkt niet uit het dossier. Naar op het wegdek aangetroffen sporen is geen nader onderzoek gedaan.
Conclusie
Zoals hiervoor overwogen, zijn er kritische kanttekeningen te plaatsen bij de bewijswaarde van de belastende verklaringen van [slachtoffer] en diverse getuigen uit zijn vriendengroep. Daartegenover wordt het door verdachte geschetste scenario over de aanloop naar het cruciale incident en het incident zelf ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Dat betekent dat er wel wettig bewijs is dat verdachte met opzet [slachtoffer] heeft aangereden, maar dat bewijs overtuigt de rechtbank niet.
Feit 2
Aangezien verdachte over het tenlastegelegde feit onder 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 18 juli 2023;
- Het proces-verbaal bevindingen van 17 augustus 2022 van [verbalisant 1] ;
- Het proces-verbaal bevindingen van 17 augustus 2022 van [verbalisant 2] .