In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een incident. De eiser in het incident, aangeduid als [eiser in het incident01], heeft verzocht om [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] in vrijwaring op te roepen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil over de verdeling van de nalatenschap van [erflater01], de moeder van de betrokken partijen. De eiser stelt dat er een patstelling is ontstaan over de verdeling van de nalatenschap, waardoor buitengerechtelijke overeenstemming niet mogelijk is. De eiser in het incident wenst dat de andere gedaagden, die verschillende wensen hebben met betrekking tot de verdeling, worden betrokken in de procedure.
De verweerster in het incident, aangeduid als [verweerster in het incident01], heeft verweer gevoerd tegen de oproeping in vrijwaring. Zij stelt dat alle deelgenoten van de nalatenschap al zijn opgeroepen en dat zij hun wensen met betrekking tot de verdeling kunnen kenbaar maken zonder dat een vordering in reconventie of oproeping in vrijwaring nodig is. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat zij niet gebonden is aan de vorderingen van partijen en dat het voeren van verweer voldoende is om een andere wijze van verdelen voor te stellen. Aangezien alle deelgenoten al betrokken zijn, is er geen noodzaak voor de gevraagde oproeping in vrijwaring.
De rechtbank heeft de vordering van [eiser in het incident01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak in de hoofdzaak zal verder worden behandeld, waarbij [gedaagde in de hoofdzaak01] in de gelegenheid wordt gesteld om een conclusie van antwoord in te dienen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kosten van het incident begroot op € 598,00.