ECLI:NL:RBZWB:2023:5377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
C/02/405629 / HA ZA 23-45
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring in nalatenschapskwestie

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een incident. De eiser in het incident, aangeduid als [eiser in het incident01], heeft verzocht om [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] in vrijwaring op te roepen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil over de verdeling van de nalatenschap van [erflater01], de moeder van de betrokken partijen. De eiser stelt dat er een patstelling is ontstaan over de verdeling van de nalatenschap, waardoor buitengerechtelijke overeenstemming niet mogelijk is. De eiser in het incident wenst dat de andere gedaagden, die verschillende wensen hebben met betrekking tot de verdeling, worden betrokken in de procedure.

De verweerster in het incident, aangeduid als [verweerster in het incident01], heeft verweer gevoerd tegen de oproeping in vrijwaring. Zij stelt dat alle deelgenoten van de nalatenschap al zijn opgeroepen en dat zij hun wensen met betrekking tot de verdeling kunnen kenbaar maken zonder dat een vordering in reconventie of oproeping in vrijwaring nodig is. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat zij niet gebonden is aan de vorderingen van partijen en dat het voeren van verweer voldoende is om een andere wijze van verdelen voor te stellen. Aangezien alle deelgenoten al betrokken zijn, is er geen noodzaak voor de gevraagde oproeping in vrijwaring.

De rechtbank heeft de vordering van [eiser in het incident01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak in de hoofdzaak zal verder worden behandeld, waarbij [gedaagde in de hoofdzaak01] in de gelegenheid wordt gesteld om een conclusie van antwoord in te dienen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kosten van het incident begroot op € 598,00.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/405629 / HA ZA 23-45
Vonnis in incident van 5 april 2023
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [eiseres in de hoofdzaak01] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak01] ,

in persoon alsmede in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
verder te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak01] ,
advocaat: mr. R.A.A. Maat te Goes,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak02],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verder te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak02] ,
advocaat: mr. D.A.H. Veldhof te Goes,
3.
[gedaagde in de hoofdzaak03],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verder te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak03] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding van 10 januari 2023,
­ de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde in de hoofdzaak01] ,
­ de conclusie van antwoord in het incident van [verweerster in het incident01] ,
­ de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde in de hoofdzaak02] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil
In de hoofdzaak
2.1.
[eiseres in de hoofdzaak01] vordert – samengevat – de verdeling van de nalatenschap van [erflater01] , de moeder van partijen. Partijen zijn allen deelgenoot in de nalatenschap van hun moeder. Tussen partijen is een patstelling ontstaan over de verdeling van die nalatenschap zodat zij buitengerechtelijk niet tot een verdeling kunnen komen.
In het incident
2.2.
[eiser in het incident01] vordert dat hem wordt toegestaan [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] in vrijwaring op te roepen. [eiser in het incident01] baseert zijn vordering op de stelling dat het hem bekend is dat hij en de andere twee gedaagden andere wensen koesteren ter zake de verdeling dan de door [verweerster in het incident01] voorgestelde wijze van verdeling. [eiser in het incident01] wenst een verdeling waarbij alle deelgenoten (voor zover dat met elkaar te verenigen valt) – tegen een zakelijke waarde – de door hen gewenste onroerende zaken krijgen toebedeeld. [eiser in het incident01] wenst daartoe een eis in reconventie in te stellen. Een zodanige vordering is echter alleen toewijsbaar als alle deelgenoten in dezelfde verdeling betrokken zijn maar een vordering in reconventie richt zich niet ook tegen [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] . Om die reden wenst [eiser in het incident01] [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] in vrijwaring op te roepen.
2.3.
[verweerster in het incident01] voert verweer tegen de vordering. Zij heeft hiertoe – kort weergegeven – aangevoerd dat alle deelgenoten van de nalatenschap zijn opgeroepen en dus bij conclusie van antwoord zijn of haar wensen met betrekking tot de verdeling kenbaar kan maken. Hiervoor is geen vordering in reconventie en dus ook geen oproeping in vrijwaring nodig.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de rechtbank bij het vaststellen van een verdeling op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW niet gebonden is aan wat partijen over en weer hebben gevorderd. Als een deelgenoot het niet eens is met een door de andere deelgenoot voorgestelde verdeling is niet noodzakelijk dat een reconventionele vordering wordt ingesteld. Het voeren van verweer strekkende tot een andere wijze van verdelen dan door de eisende partij is gevorderd, is voldoende. Nu alle deelgenoten door [verweerster in het incident01] in het geding zijn betrokken, bestaat er geen noodzaak tot het instellen van een vordering in reconventie en/of het in vrijwaring oproepen van [eiser in het incident02] en [eiser in het incident03] . De vordering van [eiser in het incident01] daartoe zal dan ook worden afgewezen.
3.2.
[eiser in het incident01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld. Aangezien [eiser in het incident01] een vordering van onbepaalde waarde heeft ingesteld, geldt daarvoor tarief II van het liquidatietarief.
In de hoofdzaak
[gedaagde in de hoofdzaak01] zal in de gelegenheid worden gesteld een conclusie van antwoord te nemen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eiser in het incident01] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerster in het incident01] tot op heden begroot op € 598,00,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 mei 2023voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak01] .
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.