ECLI:NL:RBZWB:2023:5371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1733
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als kraamverzorgende werkte, was sinds 2016 uitgevallen door gezondheidsklachten en ontving sinds 2018 een WIA-uitkering. Het UWV beëindigde haar uitkering per 12 juli 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond.

De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld. De verzekeringsarts b&b heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld en geen aanleiding gezien om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat er aanvullende beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de verzekeringsarts b&b voldoende informatie had om tot zijn conclusies te komen en dat de FML adequaat was.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 12 juli 2021 rechtmatig was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1733 WIA

uitspraak van 28 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft met het besluit van 11 mei 2021 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 12 juli 2021. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Met het besluit van 3 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens het UWV mr. A.J.J.M. Van Eijk.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Daarbij is met partijen afgesproken dat het UWV binnen zes weken een reactie van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) kenbaar zal maken op de stelling van eiseres dat er aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen op item 4.3, beoordelingspunten 7, 8 en 9 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Het UWV heeft vervolgens een rapport van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] van 10 mei 2023 overgelegd. Zij heeft geen aanleiding gezien de FML aan te passen. Eiseres heeft op 6 juli 2023 haar reactie op deze rapportage kenbaar gemaakt. Zij heeft aangegeven een nadere zitting niet nodig te achten.
Op 25 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres is werkzaam geweest als kraamverzorgende voor ongeveer 20 uur per week. Voor dat werk is zij op 11 november 2016 uitgevallen vanwege diverse belemmerende gezondheidsklachten. In 2018 heeft een einde wachttijdbeoordeling plaatsgevonden waarbij eiseres 35,04% arbeidsongeschikt werd bevonden. Het UWV heeft met ingang van 9 november 2018 een WIA-uitkering aan eiseres toegekend.
Eiseres heeft op 29 juni 2020 een herbeoordeling aangevraagd vanwege het feit dat zij toegenomen klachten en beperkingen ervaart. Het UWV heeft hier onderzoek naar gedaan.
Bij het primaire besluit heeft het UWV gesteld dat eiseres vanaf 29 juni 2020 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Zij wordt voor 32,00% arbeidsongeschikt geacht. Dat is minder dan 35%. Daarom krijgt zij vanaf 12 juli 2021 geen WIA-uitkering meer. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
Beoordelingskader
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
3. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
3.1
De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres bekend is met diabetes mellitus type 2, fibromyalgie, schildklierproblematiek, hartkloppingen, menopauzale klachten, OSAS, operatie aan linker duim (interfalangeaal gewricht duim vastgezet), status na adams procedure rechter pols en bekkenproblematiek. Daarnaast zijn er aanvullende beperkingen gegeven voor de ontstane schouderproblematiek. In de FML van 19 maart 2021 zijn door de primaire arts relevante beperkingen aangenomen in diverse rubrieken. Daarmee is eiseres theoretisch geschikt voor fysiek en psychisch zeer licht werk. In bezwaar geeft eiseres volgens de verzekeringsarts b&b voor een belangrijk deel de persoonlijke beleving van haar klachten weer. Er dient echter uitgegaan te worden van het medisch objectiveerbare deel van de klachten welke leiden tot beperkingen in arbeid. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waarin de door haar gestelde klachten op de datum in geding worden geobjectiveerd op de wijze zoals zij die ervaart. Volgens de verzekeringsarts b&b kan ook niet gesteld worden dat de beperkingen die voortkomen uit de geobjectiveerde klachten van eiseres zijn onderschat. Er is rekening gehouden met die klachten en er zijn beperkingen aangenomen in bijna alle relevante rubrieken. Er is ook geen reden om eiseres op verzekeringsgeneeskundige gronden medisch als volledig arbeidsongeschikt te beschouwen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML van 19 maart 2021 daarom gehandhaafd.
3.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is verlopen, omdat het bestreden besluit is genomen zonder dat de verzekeringsarts b&b medische stukken heeft opgevraagd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres daarom zelf diverse stukken ingebracht. Zij stelt dat zij door haar fysieke klachten meer beperkt is dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen. Volgens eiseres hadden in de FML beperkingen aangenomen moeten worden op de items fijn motorische hand-/vingerbewegingen en repetitieve hand-/vingerbewegingen. Verder had de verzekeringsarts b&b volgens eiseres beperkingen moeten aannemen ten aanzien van het bedienen en werken met een toetsenbord en muis vanwege haar klachten aan haar pols en duim. Zij verzoekt om de benoeming van een onafhankelijke deskundige.
3.3
Naar aanleiding van de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] op 10 mei 2023 aanvullend gerapporteerd. Zij ziet geen medische gronden om aanvullende beperkingen aan te nemen op de items 4.3.7, 4.3.8 en 4.3.9 (fijnmotorische hand-/vingerbewegingen, repetitieve hand-/vingerbewegingen en toetsenbord bedienen en muis hanteren). De verzekeringsarts b&b heeft lichamelijk onderzoek verricht, waarbij de beweeglijkheid van polsen, handen en vingers zijn beschreven. De vingerbewegingen zijn goed, er is sprake van een redelijk normale vuistgrip en bolgrip. De knijpkracht is rechts beter dan links. De polsen hebben een redelijke flexie/extensie. Neurologisch waren er geen afwijkingen ten aanzien van motoriek, sensibiliteit en coördinatie. Er waren ook geen aanwijzingen voor vegetatieve verschijnselen. Op basis van deze onderzoeksbevindingen in combinatie met de inhoud van de gegevens van de curatieve sector welke tijdens de bezwaarprocedure door eiseres zijn aangeleverd, heeft de verzekeringsarts b&b de door de primaire arts opgestelde FML gehandhaafd. Het dossier biedt geen medische redenen om hiervan af te wijken. De laatste informatie van Xpert Clinics over de rechterpols gaat tot 5 december 2011. Daarin wordt aangegeven dat eiseres nog een supinatiebeperking ervaart, waarmee te leven valt. Ten aanzien van de linker duim geldt dat het basisgewricht op 3 oktober 2017 is vastgezet. Op 9 januari 2018 wordt beschreven dat eiseres klachten heeft van een branderig gevoel, waarna besloten wordt om de cerclagedraad te verwijderen. Dit is op 22 februari 2018 gebeurd, waarbij ook een tenolyse plaatsvond. Er wordt blijkens het verslag meteen een veel betere flexie bereikt. Op 6 maart 2018 wordt aangegeven dat de hechtingen verwijderd worden en de wond mooi genezen is. Uit de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de huisarts blijkt dat er rondom de datum in geding geen notities gemaakt worden van vinger/hand/pols klachten/beperkingen. De laatste notitie daarvan dateert van 3 juli 2018. Daarin staat dat de revalidatiearts meldt dat eiseres een supinatiebeperking van de rechterpols heeft en dat de oorspronkelijke pijn in het gewricht van de duim links weg is. Er is een functioneel redelijk goed inzetbare hand. Dat eiseres met dergelijke klachten niet haar eigen werk van kraamverzorgster kan uitvoeren, is volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] plausibel. Licht administratief werk moet echter wel mogelijk zijn.
3.4
Eiseres heeft in reactie hierop gesteld dat zij van mening blijft dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen en dat er in de FML ten onrechte geen rekening is gehouden met de beperkte fijn motorische hand/vingerbewegingen. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiseres niet gezien, zij baseert haar conclusies op de dossierstukken. Dit is niet zorgvuldig. Eiseres verzoekt nogmaals om benoeming van een onafhankelijke verzekeringsarts.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de klachten aan haar armen, handen, polsen en vingers. Dat de verzekeringsarts b&b geen medische informatie heeft opgevraagd, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Tijdens de hoorzitting in bezwaar is op de klachten gericht lichamelijk onderzoek verricht en de verzekeringsarts b&b heeft zijn bevindingen uitgebreid beschreven in het rapport van 27 januari 2022. Eiseres heeft in bezwaar bovendien zelf medische stukken van haar behandelaars overgelegd, die blijkens het rapport van de verzekeringsarts b&b ook zijn meegenomen in de beoordeling. Daardoor valt niet in te zien dat hij geen volledig beeld zou hebben gehad van de klachten van eiseres. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] concludeert ook dat objectiveerbare vinger/hand/polsafwijkingen rondom de datum in geding ontbreken. Zo is geen sprake van gezwollen gewrichten, evidente bewegingsbeperkingen, of neurologische afwijkingen waardoor de aansturing van de vingers en het met de vingers uitvoeren van subtiele en/of herhaaldelijke manipulaties gestoord zou zijn. Om tot deze conclusie te komen, was het niet nodig om eiseres op te roepen voor een spreekuur. Eiseres heeft in beroep geen nadere medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen b&b hebben aangenomen. Daarom ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Nu niet is gebleken dat in de FML van 19 maart 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
4.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040) en administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133).
4.2
Eiseres heeft aangevoerd dat de geduide functies allemaal administratieve functies betreffen waarbij veel met de handen en vingers gewerkt moet worden: er moet worden getypt en post moet gesorteerd worden. Eiseres kan deze functies niet uitoefenen vanwege de klachten aan haar schouder, handen en vinger. Verder is eiseres beperkt ten aanzien van het omgaan met conflicten: een conflict met agressieve of onredelijke mensen kan zij uitsluitend telefonisch of schriftelijk hanteren. Bij de functie van receptionist zit zij aan de balie en heeft zij rechtstreeks contact met bezoekers, dus die functie is niet geschikt. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk arbeidsdeskundige te benoemen om na te gaan of de geduide functies geschikt zijn voor eiseres gelet op voornoemde bezwaren daartegen.
4.3
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals overwogen onder 3.5, is die opvatting niet juist. Verder blijkt uit de resultaat functiebeoordeling dat het aspect omgaan met conflicten bij de beschrijving van de functie van receptionist niet is waargenomen door de arbeidsdeskundig analist. Bij item 2.8 ‘Omgaan met conflicten’ is immers vermeld ‘geen kenmerkende belasting’. Uitgaande van de vastgestelde beperkingen, heeft het UWV daarom terecht geoordeeld dat eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De rechtbank ziet ook op dit punt geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 juni 2020 heeft vastgesteld op 32,00%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 12 juli 2021.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 28 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.