6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd een benzinestation te overvallen door daar met gezichtsbedekking voor, een muts op en gewapend met een mes binnen te gaan en te roepen: geld, geld, dit is een overval, daarbij de medewerker van het benzinestation te bedreigen met dat mes. Door het alerte en koelbloedige optreden van de medewerker - die al meerdere keren is overvallen - is het bij een poging gebleven en is verdachte zonder buit vertrokken.
Verdachte heeft de overval naar eigen zeggen gepleegd omdat hij geld nodig had om met vrienden te kunnen ‘chillen’. Hij heeft er kennelijk niet bij stilgestaan dat zijn lichtzinnige besluit bij het slachtoffer schrik en angst, mogelijk ook op de langere termijn, zou veroorzaken. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
Dergelijke feiten hebben niet alleen een grote impact op het slachtoffer, maar zorgen ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Tegen die achtergrond en mede gelet op de landelijke LOVS-oriëntatiepunten past alleen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de duur van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Verdachte is in 2020 ook veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank houdt ook rekening met de over verdachte opgemaakte rapporten van [GZ-psycholoog01] van 16 mei 2023 en van Novadic-Kentron van 24 mei 2023.
De psycholoog stelt bij verdachte een psychotische stoornis door cannabisgebruik, een stoornis in cannabisgebruik en een matig verstandelijke beperking vast. Deze stoornissen en verstandelijke beperking waren ook ten tijde van het plegen van de overval aanwezig. Verdachte lijkt ook voortekenen van schizofrenie te vertonen. Vooral zijn problemen met zelfcontrole, zijn beperkte copingvaardigheden en het onvoldoende meewerken aan interventies maken de kans op recidive bij verdachte hoog. De psycholoog stelt dat de kans op een psychose aanwezig blijft indien verdachte middelen blijft gebruiken en niet medicatietrouw is. Het is gebleken dat hij - als hij psychotisch is - zowel verbale als fysieke agressie kan laten zien. Indien verdachte geen ziekte-inzicht krijgt en niet adequaat gaat handelen om de risicofactoren te verminderen blijft de kans aanwezig dat hij opnieuw in de problemen komt en de wet overtreedt.
De psycholoog acht het van fundamenteel belang dat verdachte in een omgeving blijft waar hem externe structuur en intensieve begeleiding worden geboden. Daarnaast is het van belang dat hij leert inzicht te krijgen in zijn stoornis en hoe hij kan voorkomen dat hij grensoverschrijdend gedrag laat zien. Er zou gestreefd moeten worden naar het handhaven en stabiliseren van het psychische evenwicht. Een behandeling dient vooral gericht te zijn op het geven van psycho-educatie en het leren maken van gezonde keuzes zoals het trouw innemen van medicatie en afzien van middelengebruik. De psycholoog adviseert om diagnostiek en behandeling te laten plaatsvinden op een FPA met beveiligingsniveau 2 die geschikt is voor personen met een licht verstandelijke beperking. Die klinische opname kan als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd, met toezicht door de reclassering, aldus de psycholoog.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de psycholoog over en zal die betrekken bij de strafoplegging. De rechtbank merkt op dat verdachte zich ten tijde van het opmaken van de rapportage van de psycholoog beriep op zijn zwijgrecht, waardoor de psycholoog geen uitspraak kon doen over de mate van toerekenbaarheid.
De rechtbank acht aannemelijk dat de vastgestelde stoornis(sen) en matig verstandelijke beperking van verdachte, mede gelet op de presentatie van verdachte ter zitting, een rol hebben gespeeld ten tijde van het plegen van de overval en dat verdachte om die reden, evenals door de officier van justitie en de raadsman is betoogd, als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Daarmee houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening bij de strafoplegging.
De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, aansluitend daarop een huisvestingstraject (begeleid wonen of maatschappelijke opvang) en een ambulante behandeling, en een alcohol- en drugsverbod.
De rechtbank kan zich vinden in die voorwaarden en acht die ook noodzakelijk.
Dit alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en noodzakelijk. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk wordt behandeld voor zijn stoornis(sen). De samenleving heeft er immers belang bij dat verdachte niet nogmaals feiten als dit zal plegen. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte geen - of in elk geval onvoldoende - inzicht heeft in de bij hem vastgestelde stoornis(sen). Hij onderkent bijvoorbeeld niet de door de psycholoog geschetste gevaren van cannabisgebruik. Dat kan leiden tot psychoses en agressie en daardoor tot nieuwe strafbare feiten. Vanwege het verhoogde recidiverisico als gevolg van cannabisgebruik zal de rechtbank aan verdachte een drugsverbod opleggen, ook al heeft verdachte gevraagd om dat niet te doen.
Ook acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar noodzakelijk, zodat er meer tijd is om aan de problemen van verdachte te werken.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte, die vanaf de uitspraak nog ongeveer drie maanden in detentie zou moeten verblijven, na ommekomst van zijn detentie rechtstreeks naar een passende kliniek kan voor zijn behandeling. De officier van justitie heeft in dit verband verklaard dat verdachte mogelijk bij [zorgorganisatie01] terecht kan en - wanneer dat niet mocht lukken - hij binnen een termijn van drie maanden ergens anders geplaatst kan worden, eventueel in een overbruggingskliniek.
De rechtbank hoopt dat verdachte zal inzien dat het meewerken aan zijn behandeling ook in zijn eigen belang is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid (14e Sr)
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages en op wat ter zitting is gebleken over de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.