7.4Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde
materiële schadeoverweegt de rechtbank als volgt.
Reis- en parkeerkosten voor behandelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de gevorderde kosten een bedrag van € 121,04 toewijsbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de gemaakte reis- en parkeerkosten vanaf 11 februari 2023 een rechtstreeks verband houden met het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, zijn de overige gevorderde reis- en parkeerkosten naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het ziekenhuis betaald moet worden voor het parkeren.
Reiskosten- en parkeerkosten van gezinsleden
Gezien de ernst van het letsel en de jonge leeftijd van [slachtoffer] is het aannemelijk dat gezinsleden meermalen bij hem op bezoek zijn geweest in het ziekenhuis. Hierdoor hebben zij reis- en parkeerkosten moeten maken. Deze kosten zijn dan ook aan te merken als een rechtstreeks gevolg van het ten laste gelegde feit en komen daarom eveneens voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 144,00.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Gezien de ernst van het letsel en de jonge leeftijd van [slachtoffer] is het aannemelijk dat de ouders de betreffende dagen in het ziekenhuis hebben doorgebracht. Hierdoor hebben zij kosten gemaakt in het ziekenhuis. De rechtbank acht het bedrag van € 31,00 per dag, in totaal € 155,00 billijk en zal dit deel van de vordering toewijzen.
Verpleging en verzorging
Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor de vrije tijd die de ouders hebben besteed aan de verzorging en verpleging van een kind een vergoeding op zijn plaats is. Daarbij is overwogen dat de rechter vrij is bij het bepalen van de omvang van deze vergoeding maar dat geen hogere vergoeding ter zake van verpleging en verzorging zal mogen worden toegewezen dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van professionele hulp. De omstandigheid dat de ouders als wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige wettelijk verplicht zijn hem of haar te onderhouden, staat niet in de weg aan vergoeding van deze schadepost. De benadeelde partij heeft deze kosten onderbouwd en het gevorderde bedrag van € 465,00 is naar het oordeel van de rechtbank billijk. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Inkomensderving zus [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De zus is immers niet de verzorgende ouder van [slachtoffer] . De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Tevergeefs gemaakte kosten
Schooluitje
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd en zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Telefoonkosten
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Het is immers de politie die de telefoon van verdachte in beslag heeft genomen.
Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde
immateriële schadeoverweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken worden vastgesteld dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van psychisch letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Anders dan de verdediging betoogt, is er gelet op de eerdere overwegingen van de rechtbank geen plaats voor het aannemen van ‘eigen schuld’ van het slachtoffer. Wel ziet de rechtbank gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen. Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade billijk.
Het voorgaande betekent dat in totaal een bedrag van € 5.885,04 voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 22 juni 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.