ECLI:NL:RBZWB:2023:5333
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Borm
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van zorgkosten uit zorgverzekeringsovereenkomst
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een vordering van VGZ Zorgverzekeraar N.V. tegen een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde01]. De vordering betreft de betaling van zorgkosten die VGZ heeft voorgeschoten en die voortvloeien uit een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen. De gedaagde is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, wat heeft geleid tot een beoordeling op basis van de ingediende stukken.
VGZ vorderde een bedrag van € 2.130,27, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat de vordering verjaard zou zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn tijdig was gestuit door eerdere correspondentie van VGZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorg daadwerkelijk aan de gedaagde is verleend en dat de facturen die aan de vordering ten grondslag liggen, niet zijn betwist.
De rechtbank heeft de vordering grotendeels toegewezen, met uitzondering van de acceptgirokosten, die onvoldoende onderbouwd waren. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 1.717,89, vermeerderd met wettelijke rente, en is in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 793,24. De rechtbank heeft geoordeeld dat VGZ niet alle kosten van de gedaagde kan verhalen, gezien de onduidelijkheid die er bestond over de vordering bij de dagvaarding.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Borm en is uitvoerbaar bij voorraad.