ECLI:NL:RBZWB:2023:533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
02/338565-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging van verbalisanten en wederspannigheid met taakstraf

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van twee verbalisanten en wederspannigheid. De zaak werd behandeld op 17 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 december 2021 in Breda opzettelijk twee hoofdagenten beledigde door hen beledigende woorden toe te voegen, en zich bij zijn aanhouding hevig verzette. De rechtbank achtte de belediging en wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging dat betrekking had op lichamelijk letsel van een verbalisant.

De rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als initiator van de escalatie kon worden gezien. De vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, werden afgewezen omdat het causaal verband tussen de schade en de bewezen feiten ontbrak. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en wees de vorderingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] af. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/338565-21
vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte twee verbalisanten heeft beledigd en zich bij zijn aanhouding heeft verzet.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich hierbij ten aanzien van de belediging (feit 1) op de bekennende verklaring van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Het onder feit 2 tenlastegelegde verzet kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de processen-verbaal bevindingen van de diverse verbalisanten, met uitzondering van “het enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbende”. Verdachte dient van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de twee tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat meerdere verbalisanten op 16 december 2021 naar de woning van verdachte te Breda zijn gegaan omdat zij een verkeerovertreding hadden geconstateerd die was begaan met een motorfiets die op naam van verdachte stond. Verdachte is bij zijn woning verzocht om een rijbewijs te tonen en de situatie ter plaatse is vervolgens uit de hand gelopen met aanhoudingen van verdachte, zijn broer en zijn vader tot gevolg.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de twee processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] acht de rechtbank de onder feit 1 tenlastegelegde belediging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht voorts de onder feit 2 tenlastegelegde wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen. Nadat verdachte de verbalisanten had beledigd is hij door de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] aangehouden voor deze belediging. Uit de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] blijkt dat verdachte zich hevig tegen deze aanhouding heeft verzet door om zich heen te trappen en zijn armen tegen zijn lijf te houden. Verdachte probeerde zich te onttrekken aan de aanhouding door te proberen weg te lopen, zich los te trekken en zijn lichaam een andere kant op te bewegen. De verbalisanten hebben hierdoor de grootste moeite gehad om verdachte onder controle te krijgen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat [verbalisant 2] hierbij enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte zal worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 16 december 2021, te Breda, opzettelijk twee ambtenaren, te weten twee hoofdagenten van de Landelijke Eenheid van politie ( [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen : 'Mongolen' en 'Idioten';
2
op 16 december 2021, te Breda, zich met geweld heeft verzet tegen drie ambtenaren, te weten twee hoofdagenten en een inspecteur van de Landelijke Eenheid van politie een ambtenaar, ( [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ten tijde van en aanstonds na de aanhouding op heterdaad van hem, verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, teneinde hem, verdachte, ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor door meermalen te trappen en door met kracht diens armen tegen diens lijf te klemmen en te trachten op te staan en te trachten zich met kracht van die ambtenaren los te wringen en door zich (met kracht) in een andere richting te bewegen dan de richting waarin die ambtenaren hem, verdachte, trachtten te brengen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uur. De officier van justitie houdt in strafverzwarende zin rekening met de geweldsexplosie door de broer en vader van verdachte die heeft plaatsgevonden ten gevolge van de aanhouding en het hevige verzet van verdachte en waarvan verdachte, volgens de officier van justitie, als initiator kan worden gezien.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de reactie van verdachte dient te worden geplaatst in de context van het buitenproportioneel fysieke handelen van de verbalisanten. Verdachte is bovendien geen initiator geweest van de geweldsexplosie die na zijn aanhouding heeft plaatsgevonden en heeft juist geprobeerd om zijn vader en zijn broer een halt toe te roepen. De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte, gezien de aard van de tenlastegelegde feiten, slechts een boete dient te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee verbalisanten en zich bij de aanhouding die hierop volgde hevig verzet. Deze belediging heeft plaatsgevonden ten overstaan van meerdere omstanders en de verbalisanten hebben zich hierdoor in hun goede naam aangetast gevoeld. Verdachte heeft bij de aanhouding, die volgde op de belediging, geweld gebruikt door onder andere te trappen en hij heeft zich met alle macht proberen los te trekken. Dit verzet van verdachte vond plaats op straat, in een woonwijk met veel omstanders. Het verzet van verdachte was dermate hevig dat drie verbalisanten moeite hadden om hem onder controle te krijgen. Door zo te handelen heeft verdachte blijk gegeven zich weinig aan wettelijk gezag gelegen te laten liggen en hij heeft geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de verbalisanten. Het verzet van verdachte heeft uiteindelijk geleid tot een verdere escalatie van het incident doordat zijn broer en zijn vader zich met de aanhouding zijn gaan bemoeien. Voor de agenten is hierdoor een zeer angstige en bedreigende situatie ontstaan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Verdachte heeft ter zitting deels zijn verantwoordelijkheid genomen en hij heeft bekend dat hij de verbalisanten heeft beledigd en had moeten meewerken aan zijn aanhouding.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet als initiator kan worden gezien van de escalatie die na de aanhouding en het verzet daartegen door verdachte heeft plaatsgevonden. Hoewel het gedrag van verdachte een katalysator is geweest voor de daarop volgende geweldsexplosie kan verdachte hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden nu hij juist heeft geprobeerd om zijn broer en vader tot bedaren te brengen, zoals blijkt uit het geluid bij de camerabeelden van de politie. De rechtbank zal de rol van verdachte in de verdere gebeurtenissen dan ook niet in strafverzwarende zin meewegen. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan bij een belediging van verbalisanten uit van een geldboete. Verdachte heeft zich naast de belediging hevig verzet en veel geweld gebruikt jegens de verbalisanten hetgeen de oplegging van een boete geen passende modaliteit maakt. De rechtbank acht, alles overwegend, een taakstraf van 40 uur passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

De verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben alle drie een vordering benadeelde partij ingediend.
7.1
De vordering benadeelde partij van [verbalisant 3]Benadeelde partij [verbalisant 3] heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 600,-. [verbalisant 3] heeft hiertoe aangevoerd spanningsklachten en slaapproblemen te ervaren door de situatie ter plaatse waarbij hij door een menigte werd aangevallen en de vader van verdachte met een klauwhamer op hem af kwam.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen de bewezenverklaarde wederspannigheid enerzijds en de door [verbalisant 3] gestelde immateriële schade anderzijds. Dit gezien het feit dat de door [verbalisant 3] gestelde immateriële schade niet is veroorzaakt door de wederspannigheid van verdachte maar het gevolg is geweest van gebeurtenissen die hierna hebben plaatsgevonden. De vordering van [verbalisant 3] zal daarom worden afgewezen.
7.2
De vordering benadeelde partij van [verbalisant 2]
Benadeelde partij [verbalisant 2] heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 600,-. [verbalisant 2] heeft in zijn vordering aangegeven dat hij pijnklachten aan zijn vinger en een oppervlakkige verwonding aan zijn been heeft overgehouden aan de mishandeling door de broer van verdachte. Voorts heeft hij last van spanningsklachten en slaapproblemen door de aanval van de vader van verdachte met een klauwhamer en het geweld van omstanders waarmee hij werd geconfronteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen de bewezenverklaarde belediging en wederspannigheid enerzijds en de door [verbalisant 2] gestelde immateriële schade anderzijds. Dit gezien het feit dat de door [verbalisant 2] gestelde immateriële schade niet is veroorzaakt door de belediging en de wederspannigheid van verdachte maar het gevolg is geweest van gebeurtenissen die hierna hebben plaatsgevonden. De vordering van [verbalisant 2] zal daarom worden afgewezen.
7.3
De vordering benadeelde partij van [verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend van € 600,-. [verbalisant 1] heeft aangevoerd dat hij is beledigd door verdachte en zich hierdoor aangetast voelde in zijn eer en goede naam. Tevens voelde [verbalisant 1] zich bedreigd door de vader van verdachte die met een klauwhamer op hem af kwam lopen en het geweld dat door de broer van verdachte werd toegepast. [verbalisant 1] heeft enige tijd last gehad van spanningsklachten en slaapproblemen.
De vordering van [verbalisant 1] jegens verdachte kan enkel gestoeld zijn op de belediging waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt jegens [verbalisant 1] . [verbalisant 1] heeft in zijn vordering echter slechts gesteld dat hij door de belediging van verdachte in zijn eer en goede naam is aangetast maar een toelichting omtrent het voorgaande ontbreekt in zijn vordering. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat hij door de belediging immateriële schade heeft geleden en de rechtbank zal [verbalisant 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 180, 266, 267 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2:wederspannigheid
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
- verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [verbalisant 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [verbalisant 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.E. van Dooren, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2023.