In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2008. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01]. De vader van [minderjarige01] is terminaal ziek en niet in staat om voor zijn kind te zorgen, wat heeft geleid tot de noodzaak van een uithuisplaatsing. De minderjarige heeft eerder in verschillende pleeggezinnen gewoond en is sinds mei 2021 bij zijn vader gaan wonen. Echter, na de diagnose van longkanker bij de vader, is de situatie verslechterd en heeft [minderjarige01] besloten om tijdelijk bij zijn vader weg te gaan.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader niet aanwezig was. De GI heeft aangegeven dat de huidige situatie van [minderjarige01] zorgwekkend is en dat er een veilige plek voor hem moet worden gevonden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerder verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing zouden moeten herroepen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter hoopt dat [minderjarige01] in zijn nieuwe pleeggezin de rust en structuur kan vinden die hij nodig heeft, en dat er op termijn contactherstel met zijn vader mogelijk is. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de periode van 23 juni 2023 tot 19 juli 2023, en de kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat [minderjarige01] kan werken aan zijn verdere ontwikkeling en toekomst.