ECLI:NL:RBZWB:2023:5320

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/02/410425 / JE RK 23-989
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2008. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01]. De vader van [minderjarige01] is terminaal ziek en niet in staat om voor zijn kind te zorgen, wat heeft geleid tot de noodzaak van een uithuisplaatsing. De minderjarige heeft eerder in verschillende pleeggezinnen gewoond en is sinds mei 2021 bij zijn vader gaan wonen. Echter, na de diagnose van longkanker bij de vader, is de situatie verslechterd en heeft [minderjarige01] besloten om tijdelijk bij zijn vader weg te gaan.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader niet aanwezig was. De GI heeft aangegeven dat de huidige situatie van [minderjarige01] zorgwekkend is en dat er een veilige plek voor hem moet worden gevonden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerder verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing zouden moeten herroepen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter hoopt dat [minderjarige01] in zijn nieuwe pleeggezin de rust en structuur kan vinden die hij nodig heeft, en dat er op termijn contactherstel met zijn vader mogelijk is. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de periode van 23 juni 2023 tot 19 juli 2023, en de kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat [minderjarige01] kan werken aan zijn verdere ontwikkeling en toekomst.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
zaakgegevens: C/02/410425 / JE RK 23-989
datum uitspraak: 20 juni 2023

nadere beschikking machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Middelburg,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het nadere procesverloop

Het nadere procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- de beschikking van de kinderrechter van 9 juni 2023 en alle daarin vermelde stukken.
Op 20 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- [minderjarige01] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord,
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de vader.
Bij beschikking van 19 juli 2022 is [minderjarige01] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 19 juli 2022 tot 19 juli 2023.
Bij beschikking van 9 juni 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 9 juni 2023 tot 23 juni 2023. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing is bepaald dat de GI, de vader en [minderjarige01] op de onderhavige mondelinge behandeling zullen worden gehoord.
[minderjarige01] verblijft op dit moment in een pleeggezin in [plaats01] .

Het verzoek

Ter beoordeling ligt voor of de beschikking van 9 juni 2023 dient te worden herroepen vanwege nieuwe feiten en/of omstandigheden sinds het geven van de spoedmachtiging uithuisplaatsing.
Daarnaast ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van 23 juni 2023 tot 19 juli 2023.

De standpunten

De GI heeft, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat [minderjarige01] van 2017 tot 2021 uit huis is geplaatst en op twaalf verschillende plekken heeft gewoond. Sinds mei 2021 is [minderjarige01] volledig bij zijn vader gaan wonen. Het ging goed met [minderjarige01] bij de vader, tot drie maanden geleden toen bij de vader de diagnose longkanker werd vastgesteld. [minderjarige01] verviel in oud negatief gedrag en is, nadat begin juni 2023 duidelijk werd dat de vader terminaal ziek is, bij de vader weggelopen. [minderjarige01] gaf aan niet naar zijn vader te willen, maar ook de vader gaf aan [minderjarige01] niet te willen zien. Gelet hierop en om zowel [minderjarige01] als de vader rust te bieden, is met spoed een verblijfsplek voor [minderjarige01] gezocht. [minderjarige01] kon terecht in een voormalig pleeggezin, maar slechts voor beperkte duur, te weten tot 9 juni 2023. De vader is na het vertrek van [minderjarige01] bij de tante gaan inwonen. Tussentijds is geprobeerd om te bemiddelen tussen [minderjarige01] en de vader. [minderjarige01] wil het graag goed maken met zijn vader, maar de vader heeft aangegeven niet open te staan voor contact met [minderjarige01] . De vader heeft zijn levenskracht verloren en wil met rust worden gelaten. Dit maakt dat [minderjarige01] niet, samen met zijn vader, kan inwonen bij de tante. Los hiervan is de vader vanwege zijn ziekte, waarbij hij afhankelijk is van de hulp van de tante voor zijn verzorging, fysiek en emotioneel niet meer in staat om [minderjarige01] op te voeden. De tante heeft aangegeven, naast de zorg voor de vader, de opvoeding van [minderjarige01] niet op zich te willen nemen, ook niet op termijn. Een andere netwerkplaatsing behoort vooralsnog niet tot de mogelijkheden. Eerder is door het expertteam een plaatsing van [minderjarige01] in een gezinshuis geadviseerd. Dit advies geldt nog steeds, maar er is op dit moment geen gezinshuis beschikbaar voor [minderjarige01] . Een plaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin wordt voor nu als beste optie gezien om de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige01] te waarborgen. Inmiddels is [minderjarige01] geplaatst in een pleeggezin in [plaats01] , van waaruit [minderjarige01] naar school kan blijven gaan en in de buurt van familie verblijft. Pleegouders zijn ervaren pleegouders, hebben naast twee inwonende meerderjarige kinderen geen andere inwonende pleegkinderen, en hebben meerdere plaatsingen gehad met puberjongeren. Zij zijn in staat [minderjarige01] de rust, reinheid en regelmaat te bieden, waaraan [minderjarige01] behoefte heeft. Omdat dit pleeggezin echter voor [minderjarige01] geheel nieuw is, wordt op dit moment onderzocht of [minderjarige01] in de weekenden kan verblijven in een voormalig pleeggezin in [plaats02] dat voor hem een vertrouwde omgeving is. De bedoeling voor nu is om op de huidige plaatsing van [minderjarige01] in het pleeggezin in [plaats01] , met een constructie waarbij [minderjarige01] in de weekenden mogelijk in het voormalige pleeggezin in [plaats02] kan verblijven, in te zetten. Gehoopt wordt dat deze plaatsing slaagt en voldoet aan de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige01] zodat op termijn, conform de wens van [minderjarige01] , toegewerkt kan worden naar een zelfstandig begeleid wonen traject. Op zeer korte termijn zal een verlengingsverzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatding van [minderjarige01] worden ingediend.
[minderjarige01] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat de relatie met zijn vader is verslechterd nadat zijn vader de diagnose longkanker had gekregen. Begin juni 2023 is [minderjarige01] bij zijn vader weggegaan om een kleine pauze te nemen. [minderjarige01] wil graag weer in contact komen met zijn vader. Hij vindt het jammer dat zijn vader daarvoor nu niet open staat, maar respecteert de keuze van zijn vader daarin. [minderjarige01] zou graag willen weten hoe het met zijn vader gaat. Hij wordt hierover niet geïnformeerd door zijn familie en dat vindt hij lastig. [minderjarige01] legt zich neer bij zijn huidige plaatsing. Hij vindt het fijn dat hij niet in een instelling of in een gezinshuis hoeft te wonen omdat hij het moeilijk vindt om in groepen te verblijven. Hij is liever alleen. [minderjarige01] zou graag op termijn willen deelnemen aan een zelfstandigheidstraject. [minderjarige01] staat op dit moment niet open voor behandeling en/of hulpverlening omdat eerdere behandelingen en/of hulpverlening niet blijvend hebben geholpen. Na de zomervakantie gaat [minderjarige01] naar een andere school. Hij hoopt met de mentor van zijn huidige school in contact te kunnen blijven.
Doordat de vader niet bij de mondelinge behandeling is verschenen en de rechtbank evenmin voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft bericht, is het standpunt van de vader met betrekking tot het verzoek van de GI onbekend. Volgens het verzoekschrift heeft de vader aan de GI laten weten dat hij akkoord gaat met een plaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Bij voornoemde beschikking van 9 juni 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken tot 23 juni 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. [minderjarige01] en de GI zijn heden gehoord waarin zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt kenbaar te maken. De kinderrechter is niet gebleken van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat (het restant van) de spoedmaatregel zou moeten worden herroepen.
De kinderrechter is verder van oordeel dat tot op heden wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW. Er is sprake van een complexe, maar bovenal zeer verdrietige situatie. De vader is terminaal ziek en wordt op dit moment verzorgd door de tante, bij wie de vader recent is gaan inwonen. De vader is, nog los van de omstandigheid dat hij op dit moment niet open staat voor contact met [minderjarige01] , vanwege zijn ziekte niet meer in staat de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. [minderjarige01] is dan ook aangewezen op een plaatsing buitenshuis, waarbij de kinderrechter met de GI - onder de huidige omstandigheden - van oordeel is dat een pleeggezin voor nu de meest passende verblijfsplek voor [minderjarige01] is. [minderjarige01] verblijft inmiddels in een pleeggezin in [plaats01] op fietsafstand van zijn school en in de buurt van zijn familie. Het pleeggezin lijkt [minderjarige01] te kunnen bieden wat hij nodig heeft, namelijk een rustige plek, waar hem structuur wordt geboden en waarbij [minderjarige01] gebruik kan maken van de ervaring die de pleegouders hebben met eerdere plaatsingen van jongeren in de leeftijd van [minderjarige01] . Daarnaast wordt op dit moment de mogelijkheid onderzocht dat [minderjarige01] in de weekenden kan verblijven in bij voormalige pleegouders in [plaats02] , met wie pleegouders [minderjarige01] reeds een band heeft gebouwd. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat [minderjarige01] , ondanks de moeilijke omstandigheden waarin hij zich bevindt, de voor hem benodigde rust gaat vinden en vanuit zijn huidige plaatsing kan werken aan zijn verdere ontwikkeling en toekomst. Hopelijk lukt het daarbij om tot contactherstel tussen [minderjarige01] en de vader te komen aangezien [minderjarige01] zijn vader mist en hem graag wil zien.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek van de GI toewijzen en aldus een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van de huidige ondertoezichtstelling die loopt tot 19 juli 2023. De uithuisplaatsing van [minderjarige01] is noodzakelijk in het kader van zijn verzorging en opvoeding.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 23 juni 2023 tot 19 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023 door
mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 28 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch