In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing, wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van twee minderjarigen. De vrouw, woonachtig in België, verzocht de rechtbank om toestemming voor de verhuizing van de kinderen naar België, terwijl de man, die in Nederland woont, zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om de situatie van de kinderen te onderzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2023 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben en dat er een co-ouderschap bestaat. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven, vooral gezien de aanstaande veranderingen in hun leven, zoals de overgang naar de middelbare school. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen, omdat dit niet zou leiden tot een feitelijke wijziging van de huidige situatie. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de man bepaald, en de rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.