ECLI:NL:RBZWB:2023:5296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-006254
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die eerder was vrijgesproken van een verkeersdelict. Het verzoekschrift was ingediend op 9 maart 2023 en betrof een schadevergoeding voor inkomstenderving als gevolg van de strafzaak. De verzoeker, werkzaam als zzp'er in de transportsector, stelde schade te hebben geleden omdat hij geen werkopdracht kon aannemen door de behandeling van zijn strafzaak. De officier van justitie, mr. C.P.G. Taks, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat het niet ondertekend was door de verzoeker. Subsidiair werd gesteld dat het verzoek onvoldoende onderbouwd was.

Tijdens de zitting op 14 juli 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift wel degelijk door de verzoeker zelf was ingediend, ondanks het ontbreken van een handtekening. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd voor de door hem geclaimde schade. Er was geen duidelijkheid over het aantal gewerkte uren en de verzoeker had geen bewijs overgelegd waaruit bleek dat hij op de datum van de zitting een werkopdracht had. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Spelde, griffier. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-121757-22
rk-nummers: 23-006254
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 9 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- een vergoeding voor kosten door inkomstenderving;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 27 januari 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 juli 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. C.P.G. Taks, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Verzoeker werd verdacht van het overschrijden van de maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur. De stafzaak tegen verzoeker is op 27 januari 2023 geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, doordat de kantonrechter verzoeker heeft vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit. Verzoeker stelt schade te hebben geleden. Daartoe voert hij aan dat hij als zzp'er in de transportsector werkzaam is en als gevolg van de behandeling van de strafzaak geen route heeft kunnen aannemen. Verzoeker voert aan gemiddeld acht tot tien uren per dag te werken waarbij de route vroeg in de ochtend aanvangt tegen een uurloon van € 33,50 exclusief btw. Ter onderbouwing heeft verzoeker een opgave van de gewerkte uren van de vrijdag voorafgaand aan de zitting, te weten 20 januari 2023, overlegd.
De officier van justitie heeft zich primair schriftelijk op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het verzoekschrift niet door verzoeker is ondertekend. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het verzoekschrift onvoldoende is onderbouwd en dient te worden afgewezen. Daartoe voert zij aan dat uit het verzoekschrift niet duidelijk blijkt wat de omvang van de geleden schade is. Verzoeker heeft geen stukken overlegd waaruit blijkt dat zijn uurloon € 33,50 exclusief btw bedraagt en bovendien kan met het door verzoeker overlegde overzicht het gemiddeld aantal werkuren niet worden aangetoond. Tot slot merkt de officier van justitie op dat voor de behandeling van de strafzaak 5 minuten stond gepland en dat verzoeker niet heeft onderbouwd waarom hij na de zitting geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift niet is ondertekend door verzoeker. Nu verzoeker bij het indienen van het verzoekschrift geen bijstand van een advocaat heeft gevraagd, is de rechtbank van oordeel dat daarmee voldoende vaststaat dat het verzoekschrift door verzoeker zelf is ingediend. Zij acht het ontbreken van de handtekening dan ook verschoonbaar en is van oordeel van verzoeker ontvankelijk is in het verzoek.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft een bedrag ter hoogte van € 268,00 tot € 335,00 verzocht als vergoeding voor kosten door inkomstenderving door 8 tot 10 gemiste werkuren. De rechtbank stelt vast dat uit het door verzoeker overgelegde stuk niet blijkt hoeveel uren verzoeker gemiddeld per dag werkt. Bovendien heeft verzoeker geen stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij op 27 januari 2023 een werkopdracht had staan, die door de zitting bij de kantonrechter geen doorgang heeft kunnen vinden. Voorts heeft verzoeker niet aangevoerd waarom hij na de behandeling van de strafzaak niet meer heeft kunnen werken. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Zij wijst de vergoeding van het gevraagde bedrag af.

3.3. De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).