ECLI:NL:RBZWB:2023:5293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
02/130511-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bierglas in een café

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2022 in Breda het slachtoffer met een bierglas in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was, zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had aanvankelijk geprobeerd de verdachte te vervolgen voor poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer en dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar de poging tot zware mishandeling is wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en de impact van het geweld op het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/130511-22
vonnis van de meervoudige kamer van 1 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een bierglas in zijn gezicht te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een bierglas in zijn gezicht heeft geslagen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de bevindingen van de politie over de portier die verdachte meteen na het incident buiten heeft gezet en vervolgens heeft aangewezen als degene die [slachtoffer] heeft geslagen, de bevindingen van de politie over het aantreffen van verdachte buiten het café met een bebloede doek in zijn rechterhand en de camerabeelden. Daarnaast wijst de officier van justitie op de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij zichzelf op de camerabeelden ziet slaan.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, nu geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het overlijden van [slachtoffer] . Ook verzoekt hij verdachte vrij te spreken van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, omdat niet duidelijk is of sprake is van een blijvend ontsierend litteken in het gezicht van [slachtoffer] . Wel acht hij de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Volgens de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een bierglas in zijn gezicht heeft geslagen. Verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt, [slachtoffer] weet niet wie hem heeft geslagen en verdachte is niet op de camerabeelden te herkennen. Ook blijkt uit het dossier niet van wie het bloed aan de hand van verdachte was. De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij zichzelf ziet slaan op de camerabeelden, dient buiten beschouwing te worden gelaten, nu er sprake is geweest van miscommunicatie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat er op 26 mei 2022 in [Café] aan de [adres] in [plaats] een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] betrokken is geweest.
De dader heeft van boven naar beneden met forse kracht met een bierglas een slaande beweging gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft hierdoor een snijwond van ongeveer 5 centimeter lang opgelopen net boven zijn linker kaaklijn. Deze is in het ziekenhuis gehecht.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een bierglas in zijn gezicht heeft geslagen. De rechtbank acht daarbij de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Uit het dossier volgt dat degene die [slachtoffer] met een bierglas in zijn gezicht heeft geslagen door de portier is weggetrokken en het café is uitgezet. Deze persoon is vervolgens buiten op straat op aanwijzing van de portier door de politie aangehouden. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de aangehouden persoon verdachte is. Verdachte heeft daarnaast bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent. Ten slotte heeft de rechtbank de camerabeelden zelf ook bekeken en is op grond van haar eigen waarneming van oordeel dat verdachte goed past in het signalement van degene die op de beelden [slachtoffer] met een bierglas in zijn gezicht slaat.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat er sprake is geweest van miscommunicatie tussen hem en de rechter-commissaris. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk, nu een uitwerking van het verhoor hem door de rechter-commissaris in het bijzijn van zijn raadsman is voorgehouden.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met forse kracht met een bierglas in zijn gezicht heeft geslagen.
Poging tot doodslag?
De vraag is vervolgens of verdachte zich door zo te handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen, moet de rechtbank vaststellen dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank acht deze kans op basis van het dossier, en dan in het bijzonder gelet op het feit dat met een intact bierglas is geslagen, niet aanmerkelijk. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Zware mishandeling?De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Daarvoor moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat enkel een medische verklaring van het ziekenhuis van 26 mei 2022 en een foto van het gezicht van [slachtoffer] . Op deze foto is weliswaar te zien dat sprake is van een snijwond van ongeveer 5 centimeter lang in het gezicht, net boven de linker kaaklijn, maar deze foto is relatief kort na het incident gemaakt. Onduidelijk is of sprake is van een blijvend litteken of van volledig herstel. Het dossier bevat verder geen actuele informatie over het herstel van [slachtoffer] . Het bij hem geconstateerde letsel kan dan ook niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat snijletsel in het gezicht tot ontsierende littekens kan leiden. Daarnaast bevat het gezicht zeer kwetsbare onderdelen zoals de ogen die ook door één klap met een glas ernstig en blijvend beschadigd kunnen raken. Verdachte was op het moment van slaan fors onder invloed van alcohol waardoor zijn handelen ongecontroleerd was. Door onder die omstandigheden met veel kracht met een bierglas in het gezicht van [slachtoffer] te slaan, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans doen ontstaan dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank leidt dit af uit de aard van het handelen zelf.
ConclusieGelet op het voorgaande acht de rechtbank de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meer subsidiair
op 26 mei 2022 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal met een bierglas met forse kracht in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden berecht conform het adolescentenstrafrecht. Hij vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren met aftrek van het voorarrest, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie wanneer verdachte deze niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast vordert hij een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring verdachte volgens het adolescentenstrafrecht te berechten en hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede gelet op de rol van [slachtoffer] .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3.1
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft [slachtoffer] bij een ruzie in een café met een bierglas in zijn gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft daardoor een flinke snijwond in zijn gezicht opgelopen.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Daarvan is ook in dit geval sprake, blijkens de toelichting op de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] . De mishandeling heeft op [slachtoffer] veel impact gehad en hij kampt nog dagelijks met de gevolgen daarvan. Daarnaast heeft het geweld zich afgespeeld midden in een drukbezocht café, waardoor ook omstanders hiermee zijn geconfronteerd. Dit kan ook voor hen een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en hij is nadien ook niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Reclasseringsadvies
Uit het rapport van de reclassering van 4 juli 2023 dat over verdachte is opgesteld, blijkt dat verdachte problemen heeft op het gebied van psychosociaal functioneren. Hij functioneert waarschijnlijk op een lager cognitief niveau (LVB) en beschikt over onvoldoende adequate copingvaardigheden en vaardigheden om zijn emoties te reguleren. Ook heeft hij een laag zelfbeeld en vindt hij het moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen. Deze strafzaak heeft, naast de schrik, ervoor gezorgd dat hij meer is gaan piekeren. Hij heeft hiervoor echter hulp gezocht en zich bij Fivoor aangemeld.
In het afgelopen jaar heeft de reclassering een positieve ontwikkeling bij verdachte gezien. Hij heeft zich gehouden aan de in het kader van de voorlopige hechtenis opgelegde schorsingsvoorwaarden, heeft cursussen gevolgd en heeft een relatie. Ook houdt hij een fulltime baan al langere tijd vol. De risico’s op recidive en geweld worden statistisch ingeschat op respectievelijk laag en gemiddeld. Om die reden wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een verplichting om mee te werken aan middelencontrole.
6.3.3
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en hij was dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte alsmede de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding geven om het jeugdsanctierecht toe te passen. Zo zijn er sterke aanwijzingen dat verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en in sociaal-emotionele zin op jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd. Hierdoor kan hij de gevolgen van zijn gedrag niet altijd goed overzien. Zo heeft hij in verleden uit frustratie soms spullen kapot gegooid en zijn baan opgezegd voordat hij een nieuwe had.
Ten tijde van het strafbare feit organiseerde verdachte nauwelijks zijn eigen gedrag. Hij werd grotendeels door zijn moeder aangestuurd. Hij stelde zich makkelijk afhankelijk van haar op en deed geen aanzet om zijn zelfstandigheid te vergroten. Zo deed hij nauwelijks iets in het huishouden, deed zijn moeder de praktische zaken voor hem en bracht zij hem met de auto naar afspraken. Zijn communicatieve vaardigheden waren beperkt. Hoewel hij qua zelfstandigheid in het afgelopen jaar in toenemende mate is gegroeid, blijft hij op praktische vlakken nog aangewezen op de ondersteuning van zijn moeder. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit functioneren worden gekenmerkt als onvolwassen gedrag. Daarnaast is van belang dat verdachte openstaat voor pedagogische beïnvloeding en dat hij geen criminele leefstijl leidt.
Toepassing van het jeugdsanctierecht betekent dat het voorkomen van recidive bij het bepalen van de strafoplegging centraal moet worden gesteld ten opzichte van de vergelding die in het volwassenenstrafrecht vooropstaat. De rechtbank acht het van belang dat het (criminele) gedrag van verdachte bijgestuurd wordt en ziet daartoe ook mogelijkheden gelet op de ter terechtzitting gebleken motivatie bij verdachte.
6.3.4
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging als uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor minderjarigen voor een poging tot zware mishandeling. Hetgeen hiervoor is overwogen bezien in het licht van die oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, maakt dat de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht, met aftrek van het voorarrest passend en geboden acht. Daarnaast legt zij aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar als stok achter de deur om verdachte te stimuleren om op de positieve ingeslagen weg te blijven en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte en het feit dat hij zich in het afgelopen jaar goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf alleen een meldplicht bij de reclassering verbinden. Zij acht een verplichte ambulante behandelverplichting en een verplichting om mee te werken aan middelencontrole niet meer nodig.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.513,00. Dit bedrag bestaat voor € 513,00 uit materiële schade (jas ad € 384,00 en polo ad € 129,00) en voor
€ 3.000,00 uit immateriële schade. Daarnaast is verzocht om de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank, voor wat betreft het materiële deel, toewijsbaar tot een bedrag van € 129,00 (polo). Deze schade is voldoende onderbouwd, niet inhoudelijk betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Verdachte heeft geprobeerd aan de benadeelde partij zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een bierglas in het gezicht te slaan. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van deze normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat naast lichamelijk letsel, een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,00, welk bedrag zij zal toewijzen.
In het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Een van de redenen hiervoor is dat er geen recente informatie is over het letsel en de foto van het letsel die gevoegd is bij de schadevergoedingsvordering al meer dan een jaar oud is. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregelDe rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het totale toegewezen bedrag, te weten
€ 1.129,00. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 26 mei 2022, de dag dat de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende bedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
meer subsidiair:poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Breda (Langendijk 34 in Breda), na het maken van een afspraak via telefoonnummer 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer]van
€ 1.129,00, waarvan € 129,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 1.129,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
21 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hofman, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 augustus 2023.
Mr. Hofman en mr. Prenger zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.