ECLI:NL:RBZWB:2023:5290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
10312588 CV EXPL 23-338 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening huur(koop)overeenkomst kassasysteem met hoofdelijk verantwoording voor betaling door gedaagden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de besloten vennootschap Tonit Afrekensystemen B.V. betaling van een bedrag van € 3.074,42 van de gedaagden, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2]. De vordering is gebaseerd op een huur/huurkoopovereenkomst voor een kassasysteem, waarbij de gedaagden in gebreke zijn gebleven met betalingen. De eiseres stelt dat de gedaagden facturen hebben ontvangen die niet zijn betaald, ondanks herhaalde aanmaningen en een aangeboden betalingsregeling. De gedaagden betwisten de hoogte van de vordering en stellen dat zij al een substantieel bedrag hebben betaald, maar kunnen dit niet onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden hun verplichtingen niet zijn nagekomen en dat de eiseres gerechtigd was om een procedure te starten. De kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. De gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 26 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10312588 CV EXPL 23-338
vonnis d.d. 26 juli 2023
inzake
de besloten vennootschap Tonit Afrekensystemen B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Hertogenbosch,
eiseres,
gemachtigde: ARAG SE te Leusden,
tegen

1.de besloten vennootschap [gedaagde sub 1] B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te ( [postcode01] ) [plaats01] aan het [adres01] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: [naam01] , huidige directeur van gedaagde sub 1, en [gedaagde sub 2] , voormalige directeur van gedaagde sub 1,
en

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te ( [postcode02] ) [plaats02] aan het [adres02] ,
gedaagde sub 2,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Tonit”, “ [gedaagde sub 1] ” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 27 januari 2023 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 4 april 2023;
c. de conclusie van repliek van 3 mei 2023;
d. de conclusie van dupliek van 28 juni 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Tonit vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.074,42, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.621,60 vanaf 27 januari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proces- en nakosten. Zij stelt uit hoofde van de tussen haar en [gedaagde sub 1] gesloten overeenkomsten met betrekking tot de huur/huurkoop en service van een kassasysteem facturen te hebben toegezonden aan [gedaagde sub 1] . Deze zijn zonder protest behouden, maar niet betaald. [gedaagde sub 2] heeft zich persoonlijk garant gesteld voor de betaling van de voornoemde facturen, zodat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de facturen ten onrechte onbetaald hebben gelaten. Zij zijn rente en kosten verschuldigd geworden. Op het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voert Tonit aan dat het juist [gedaagde sub 1] was, die haar verplichtingen uit de overeenkomsten op enig moment niet meer nakwam. Tonit is haar verplichtingen nagekomen. Het is juist dat er bedragen door [gedaagde sub 1] zijn betaald aan Tonit, maar de thans gevorderde factuurbedragen zijn onbetaald gelaten. Tonit heeft [gedaagde sub 1] hierover meerdere malen aangeschreven. Ook is haar een betalingsregeling aangeboden. Dit heeft echter niet tot betaling geleid, zodat Tonit heeft moeten besluiten de dagvaarding uit te brengen. De (terug)levering van het systeem aan Tonit is een verantwoordelijkheid van [gedaagde sub 1] . Zij had deze aan Tonit kunnen toesturen, maar heeft dit niet gedaan.
2.2
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten de hoogte van de vordering, nu [gedaagde sub 1] al een substantieel bedrag aan Tonit heeft betaald. Hooguit kunnen er nog twaalf maanden openstaan. Tonit heeft echter haar dienstverlening stopgezet, zodat [gedaagde sub 1] niet meer bij haar administratie kan en niet kan vaststellen welk deel van de vordering juist is. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vragen Tonit dan ook inzage te verlenen in haar administratie om de vordering te kunnen controleren. Tot slot voert zij aan dat er is aangeboden het kassasysteem terug te geven, zodat er naar hun mening een schikking zou moeten worden getroffen in deze zaak. Tonit weigert daar echter aan mee te werken.
2.3
De kantonrechter constateert dat er tussen partijen vaststaat dat er tussen Tonit en [gedaagde sub 1] overeenkomsten zijn gesloten met betrekking tot de huur/huurkoop van en service aan het door Tonit aan [gedaagde sub 1] geleverde kassasysteem. Ook staat tussen partijen vast dat Tonit het kassasysteem heeft geleverd en onderhouden, zodat zij terecht facturen heeft toegezonden aan [gedaagde sub 1] . De hoogte van de in rekening gebrachte bedragen staat evenmin ter discussie, waarbij ook vaststaat tussen partijen dat een deel van die facturen is voldaan door [gedaagde sub 1] . Tussen partijen is in geschil of de thans gevorderde factuurbedragen nog open staan.
2.4
De kantonrechter overweegt dat het meest verstrekkende verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , dat een regeling zou moeten worden getroffen tussen partijen, inhoudt dat Tonit, naar mening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , onterecht een procedure zou zijn gestart. Zoals hiervoor overwogen staat vast dat [gedaagde sub 1] nog een bedrag aan Tonit verschuldigd is, zodat zij haar verplichtingen uit hoofde van de tussen Tonit en [gedaagde sub 1] gesloten overeenkomsten niet (tijdig) is nagekomen. Uit artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een schuldeiser, in dit geval Tonit, niet verplicht kan worden een betalingsregeling te treffen met een schuldenaar, in dit geval [gedaagde sub 1] , zodat dit verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet kan slagen. Vaststaat dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen niet was nagekomen, zodat Tonit gerechtigd was, nadat aan diverse sommaties niet werd voldaan, een procedure te starten.
2.5
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen vervolgens dat de thans gevorderde factuurbedragen (deels) al zijn betaald. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het aan hen om deze stelling voldoende te onderbouwen. Dit hebben zij echter nagelaten, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat (een deel van) de gevorderde bedragen is voldaan. Ook aan dit verweer wordt voorbijgegaan, zodat de kantonrechter de gevorderde hoofdsom jegens in ieder geval [gedaagde sub 1] zal toewijzen.
2.6
De stelling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , dat [gedaagde sub 1] niet meer in haar administratie kan door Tonit, doet aan het voorgaande niet af. Buiten het feit dat dit wordt betwist door Tonit en niet valt in te zien, zonder nadere toelichting, waarom [gedaagde sub 1] niet meer bij haar bankafschriften zou kunnen, komt dit voor rekening van [gedaagde sub 1] , nu zij een deugdelijke administratie dient bij te houden en ervoor dient te zorgen dat die tot haar beschikking blijft, dan wel dat zij stappen had kunnen en moeten ondernemen om daar alsnog toegang tot te krijgen.
2.7
Tonit vordert vervolgens een bedrag van € 387,16 aan buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende heeft zij onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met de geldende forfaitaire tarieven, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
2.8
De gevorderde wettelijke handelsrente zal als niet, dan wel onvoldoende, weersproken worden toegewezen.
2.9
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering jegens [gedaagde sub 1] zal worden toegewezen. Met betrekking tot [gedaagde sub 2] heeft Tonit gesteld dat hij zich persoonlijk garant heeft gesteld voor de betaling van deze bedragen. Deze stelling heeft [gedaagde sub 2] niet weersproken, zodat de kantonrechter de vordering ook jegens [gedaagde sub 2] zal toewijzen.
2.1
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van Tonit worden deze begroot op een bedrag van € 113,11 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 487,00 aan griffierecht en een bedrag van € 464,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 232,00 voor de dagvaarding en de conclusie van repliek), zijnde een totaalbedrag van € 1.064,11.
2.11
De nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, en wel zo dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Tonit te betalen een bedrag van € 3.074,42, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.621,60 vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, en wel zo dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, aan de zijde van Tonit tot op heden begroot op een bedrag van € 1.064,11, daarin begrepen een bedrag van € 464,00 als salaris voor de gemachtigde van Tonit;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, en wel zo dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.