ECLI:NL:RBZWB:2023:5288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 1990, 22 _ 1991, 22 _ 1992 en 22 _ 1993
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot jaren 2014 tot en met 2017

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had navorderingaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor de jaren 2014 en 2015, evenals aanslagen voor de jaren 2016 en 2017. Tevens waren er belastingrente- en boetebeschikkingen opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 15 juni 2023 behandeld, waarbij partijen ter zitting een compromis hebben bereikt. Dit compromis houdt in dat het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2014 tot en met 2017 wordt verminderd naar € 10.000 per jaar, en dat de belastingrentebeschikkingen en vergrijpboeten dienovereenkomstig worden aangepast.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn en heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd. De navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 zijn verminderd naar een belastbaar inkomen van € 10.000. De vergrijpboetes zijn vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur geen griffierecht hoeft te vergoeden aan belanghebbende, omdat deze een vrijstelling van betaling van het griffierecht heeft gekregen vanwege betalingsonmacht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Roermond
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/1990, 22/1991, 22/1992 en 22/1993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 28 februari 2022 en 17 maart 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2014 en 2015 opgelegd en aanslagen IB/PVV voor de jaren 2016 en 2017. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur aan belanghebbende belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen) en voor de jaren 2014, 2015 en 2016 vergrijpboeten aan belanghebbende opgelegd (de boetebeschikkingen).
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de aanslag IB/PVV 2017 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen afgewezen.
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2015, de aanslag IB/PVV 2016 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen toegewezen en de aanslagen en beschikkingen verminderd.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2014 tot en met 2017 moet worden verminderd naar € 10.000 per jaar en dat de daarbij behorende belastingrentebeschikkingen overeenkomstig de vermindering van de belastingaanslagen moeten worden verminderd. Verder zijn partijen overeengekomen dat de boetebeschikkingen moeten worden vernietigd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.1.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beroepen gegrond zijn. Omdat de beroepen gegrond zijn moet de inspecteur als uitgangspunt het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft echter een (voorlopige) vrijstelling van betaling van het griffierecht gekregen vanwege betalingsonmacht en dus geen griffierecht betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrijstelling van betaling van het griffierecht terecht aan belanghebbende verleend. Dat betekent dat de inspecteur geen bedrag aan griffierecht aan belanghebbende hoeft te vergoeden. Belanghebbende krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten omdat belanghebbende geen kosten heeft gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000 en vermindert de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000 en vermindert de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000 en vermindert de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.000 en vermindert de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2014, 2015 en 2016 opgelegde vergrijpboetes.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juli 2023 door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid van de AWR.