ECLI:NL:RBZWB:2023:5261

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_49
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake compensatie transitievergoeding

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 10 november 2022, waarin haar aanspraak op compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding werd afgewezen. Op 15 juni 2023 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en de aanspraak van verzoekster alsnog gegrond verklaard, waarbij een compensatie van € 50.255,52 werd toegekend. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door het UWV. Het UWV heeft in het besluit van 15 juni 2023 aangegeven dat het griffierecht en de proceskosten in beroep vergoed zullen worden, maar dat de vergoeding pas zal plaatsvinden na uitspraak van de rechtbank over de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het UWV in de proceskosten van verzoekster moest worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 365,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een aparte veroordeling daarvoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 25 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/49

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.J.K. Blaauwhof),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV).

Inleiding

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 november 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding.
Bij besluit van 15 juni 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en alsnog het bezwaar gegrond verklaard. Aan verzoekster wordt een compensatie van
€ 50.255,52 toegekend.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft in het besluit van 15 juni 2023 gesteld dat het griffierecht en de proceskosten in beroep vergoed zullen worden. Het UWV zal tot vergoeding overgaan nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan over de proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 15 juni 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 365,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 25 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.