ECLI:NL:RBZWB:2023:5243

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2813
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten in Ziektewetuitkering geschil

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 21 mei 2021, waarin zijn Ziektewetuitkering per 4 april 2021 was beëindigd. Na een gewijzigd besluit van het UWV op 13 april 2023, waarin werd erkend dat de beëindiging van de uitkering onterecht was, trok de verzoeker zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV heeft de verzochte proceskostenvergoeding niet betwist. De rechtbank oordeelt dat het UWV geheel aan de verzoeker is tegemoetgekomen door het gewijzigde besluit, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. De verzoeker krijgt een vergoeding van € 2.092,50 voor de gemaakte proceskosten, plus € 11,20 aan reiskosten. Daarnaast is het UWV verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,00 te vergoeden.

De rechtbank concludeert dat het UWV in totaal € 2.103,70 aan proceskosten aan de verzoeker moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2813 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.M.J. Oosterhuis),
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het UWV van 21 mei 2021. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV dit besluit op 13 april 2023 heeft vervangen door een gewijzigd besluit.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de door verzoeker verzochte proceskostenvergoeding niet betwist.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten [2] .
Is het UWV aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Het UWV heeft in het besluit van 3 maart 2021 bepaald dat verzoeker vanaf 4 april 2021 geen recht meer heeft op een Ziektewetuitkering. Het UWV heeft de bezwaren van verzoeker tegen dit besluit in het besluit van 21 mei 2021 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 1 juli 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 21 mei 2021. Het UWV heeft op 14 april 2023 een gewijzigd besluit genomen, waarin is bepaald dat het UWV de Ziektewetuitkering van verzoeker ten onrechte per 4 april 2021 heeft beëindigd. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.092,50, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend, verzoeker ter zitting heeft vertegenwoordigd en ook een schriftelijke zienswijze heeft ingediend naar aanleiding van het verslag van een door de rechtbank benoemde deskundige. Verzoeker heeft ook recht op een vergoeding van € 11,20 aan reiskosten voor vervoer naar de zitting. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,00 te vergoeden. [3] . Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.103,70 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is op 24 juli 2023 gedaan door mr. mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.