4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Doodslag staat niet ter discussie
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op [datum1] zijn vrouw opzettelijk om het leven heeft gebracht. Die dag heeft verdachte haar keel dichtgeknepen en voor een langere tijd dichtgeknepen gehouden in de slaapkamer van hun appartement aan de [adres 1] in [plaats] . Aan de gevolgen daarvan is zijn vrouw op [datum2] overleden. Juridisch gezien heeft verdachte echter op [datum1] zijn vrouw van het leven beroofd. Dit heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan.
Uit het dossier blijkt dat verdachte voorafgaand aan de verwurging in de slaapkamer op een eerder moment in de woonkamer ook tegen het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. Dit heeft echter niet bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] . Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij de verwurging in de slaapkamer vol opzet op de dood van zijn vrouw heeft gehad. Dit volgt uit de duur dat hij haar keel heeft dichtgeknepen en uit de uitspraken die hij heeft gedaan voorafgaand, tijdens en na het dichtknijpen van haar keel. Hier zal de rechtbank concreter op ingaan bij de beantwoording van de vraag of sprake is van doodslag met voorbedachten rade oftewel moord. Die vraag heeft op zitting namelijk wel ter discussie gestaan.
Moord: voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van moord dient sprake te zijn van voorbedachte raad. Volgens vaste jurisprudentie kan er sprake zijn van voorbedachte raad op het moment dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en hij niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Contra-indicaties voor de voorbedachte raad kunnen zijn dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan.
De feiten en omstandigheden die voor deze beoordeling van belang zijn, hebben op zitting niet ter discussie gestaan. De officier van justitie en de verdediging hebben die feiten en omstandigheden alleen anders gewogen en gewaardeerd. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank eerst de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feiten en omstandigheden
Op [datum1] is verdachte ’s avonds thuis gekomen nadat hij in het buurthuis voetbal had gekeken. In de woonkamer is hij door een opmerking van zijn vrouw opgestaan uit de bank en heeft hij haar tegen haar gezicht geslagen. [slachtoffer] is daarna naar haar balkon gegaan en heeft om hulp van buurvrouw [getuige 1] geroepen. [getuige 1] is daarop naar haar balkon gelopen en zag dat de handen en het gezicht van [slachtoffer] onder het bloed zaten. [getuige 1] zei dat ze eraan kwam en liep door haar eigen woning naar de voordeur van verdachte en [slachtoffer] . Daar aangekomen mocht ze van [slachtoffer] de woning binnenkomen en heeft zij het halletje betreden, maar verdachte kwam naar haar toe en riep dat ze eruit moest. [slachtoffer] gilde om hulp van [getuige 1] en probeerde de woning te ontvluchten, maar verdachte hield haar tegen door zijn hele arm voor de deur te houden. Verdachte zei vervolgens eerst tegen [getuige 1] :
”Ik vermoord jou”, waarop [getuige 1] vroeg:
“Waarom [verdachte] ?”en verdachte haar antwoordde:
“Gewoon en ik vermoord haar”. Toen [getuige 1] zei dat verdachte rustig moest doen, zei verdachte:
”Rustig? Wat rustig? Dan moet ze maar niet zuipen. Ik vermoord haar”. Daarop heeft [getuige 1] gevraagd of [slachtoffer] met haar mee mocht en stak zij een hand naar haar uit, maar verdachte hield [slachtoffer] tegen. [slachtoffer] gilde opnieuw om hulp van [getuige 1] . Verdachte draaide zich om en [getuige 1] schuifelde stap voor stap langzaam weg. Ze kon daarbij [slachtoffer] in de ogen blijven kijken, omdat die met haar hoofd buiten de deur hing. [getuige 1] liep richting de lift en [slachtoffer] bleef maar gillen
“Help, help, help”. Bij de lift is [getuige 1] de hoek omgegaan naar de trappen en meteen hoorde ze een knal: dat moet de voordeur van [slachtoffer] zijn geweest. [getuige 1] hoorde [slachtoffer] toen nog steeds gillen. Ze denkt omdat de slaapkamer van [slachtoffer] en verdachte meteen naast de voordeur zit en het raam van de slaapkamer openstond. Medebewoners van de tweede verdieping hebben naar haar geroepen dat zij de politie al hadden gebeld. [getuige 1] is naar hen toe gegaan en heeft daar zelf ook de politie gebeld. Terwijl zij de politie aan de telefoon had, zag zij van bovenaf dat er een man - de rechtbank begrijpt: [getuige 2] - op de deur en het raam stond te bonken van het appartement van verdachte en zijn vrouw. Ze hoorde dat hij riep dat verdachte de deur open moest doen, maar dat verdachte dat niet deed.
Politieagent [getuige 2] was die avond in privétijd op bezoek bij de bewoners van de [adres 2] in [plaats] , op de tweede woonlaag van het appartementencomplex. Hij hoorde [getuige 1] omstreeks 23:25 uur om hulp roepen vanaf de galerij van de eerste woonlaag. Ook hoorde hij verdachte roepen:
”Je moet dood. Ik vermoord je”en [slachtoffer] gillen: “
Nee, nee, nee”. [getuige 2] rende vervolgens van de tweede woonlaag naar de woning van verdachte en [slachtoffer] op de eerste woonlaag. Daar aangekomen zag hij door het slaapkamerraam dat [slachtoffer] op haar rug op bed lag, dat verdachte boven op haar bovenlichaam zat en met beide handen haar keel dichtkneep. [slachtoffer] spartelde tegen door met haar armen en benen hevig op en neer te bewegen. [getuige 2] sloeg meerdere keren op het raam en riep naar verdachte dat hij moest stoppen. Hierop reageerde verdachte met:
”Nee ze moet eerst dood. Ik stop niet voordat ze dood is. Ik vermoord haar. Ze moet kapot”. Verdachte bleef doorgaan met het dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] . Ook toen [slachtoffer] niet meer bewoog, bleef verdachte doorgaan. [getuige 2] riep opnieuw dat verdachte moest stoppen en de deur moest openen. Hierop antwoordde verdachte: “
Ik laat haar niet los. Ze moet eerst dood”.
De eerste melding bij de politie over een echtelijke twist op de [adres 1] ging over ruzie en gebonk en werd gedaan om ongeveer 23.22 uur. Even later werd die melding aangevuld met de informatie dat het gezicht van de vrouw onder het bloed zat. Op dat moment - omstreeks 23.25 uur - zijn politie-eenheden met hoge prioriteit naar het desbetreffende adres gestuurd. Zij kwamen om ca. 23.28 uur aan bij de ingang van het appartementencomplex en zijn toen naar het appartement van verdachte en zijn vrouw op de eerste verdieping gelopen. Zij bonkten op het raam en riepen dat verdachte de deur moest openen. Verdachte zei hierop: “
Ja, ja”en opende de voordeur.
Besluit om te doden en tijd om te beraden
De rechtbank is van oordeel dat verdachte - in ieder geval op het moment dat hij bij de voordeur zijn vrouw tegenhield om naar buiten te gaan - heeft besloten om haar te doden. Hij heeft toen ook letterlijk gezegd dat hij haar ging vermoorden. Direct daarna is verdachte begonnen met het uitvoeren van dit besluit. Verdachte duwde zijn vrouw namelijk terug de woning in en heeft haar vervolgens meegenomen naar de slaapkamer, waar zij op haar rug op het bed terecht is gekomen. Daar is verdachte boven op haar bovenlichaam gaan zitten, heeft haar keel dichtgeknepen en gedurende een langere tijd dichtgeknepen gehouden.
Op basis van de eerder vastgestelde feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat er zeker vijf minuten hebben gezeten tussen het tegenhouden van zijn vrouw bij de voordeur en het stoppen met het dichtknijpen van de keel van zijn vrouw om de politie binnen te laten. De uitvoering van het besluit heeft dus minutenlang geduurd. Dit is in beginsel meer dan voldoende tijd om je te beraden op een genomen besluit. Gedurende die minutenlange tijd is verdachte meerdere keren luid en indringend aangesproken met de bedoeling om hem te laten stoppen. Dit begon al bij de voordeur door [getuige 1] en daarna nog twee keer door [getuige 2] toen verdachte met zijn vrouw in de slaapkamer was. Verdachte besloot echter elke keer door te gaan met de uitvoering van zijn besluit om haar te doden. Dat verdachte zich er ook van bewust is geweest dat hij werd aangesproken, leidt de rechtbank af uit zijn telkens coherente en adequate woordelijke reactie op zowel [getuige 1] als [getuige 2] . Verdachte koos er dan ook iedere keer bewust voor om door te gaan met het doden van zijn vrouw.
Verdachte heeft vanaf zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 17 juni 2021 tot en met de inhoudelijke zitting verklaard dat er bij hem sprake is van een zwart gat vanaf het moment dat hij was opgestaan uit de bank totdat hij van zijn raadsman had gehoord dat zijn vrouw daadwerkelijk was overleden. De rechtbank hecht geen geloof aan die verklaring. Zonder kennis te hebben kunnen nemen van de opsporingsresultaten tot dan toe benoemt verdachte in zijn verhoor van [datum2] een aantal aspecten van de eerder vastgestelde feitelijke gang van zaken die niet passen bij een zwart gat of black-out. [deskundige] heeft dat op zitting ook geconcludeerd en de verdediging heeft er daarna bewust vanaf gezien om deze stellingname van verdachte over te nemen in het pleidooi.
Op [datum2] heeft verdachte onder andere verklaard dat hij weet dat zijn vrouw om hulp riep en zich heeft verweerd. Dat was een heftig verzet gezien de getuigenverklaring van [getuige 2] en de verwondingen op de armen van verdachte. Ook het hulpgeroep van zijn vrouw aan het begin van zijn uitvoeringshandelingen en haar heftige verzet toen verdachte daadwerkelijk haar keel dichtkneep, hebben verdachte niet doen terugkomen op zijn genomen besluit, terwijl hij daarvoor wel de gelegenheid had. Dat verdachte op die momenten en op de momenten dat [getuige 1] en [getuige 2] hem aanspraken heel erg boos was op zijn vrouw staat voor de rechtbank vast. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij echter geen sprake geweest van een geestelijke toestand waarbij zich beraden niet meer mogelijk was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op zijn genomen besluit om zijn vrouw te doden. Hij heeft echter iedere keer de keuze gemaakt om het doden van [slachtoffer] voort te zetten.
Dit wordt ook bevestigd door de uitlatingen van verdachte bij zijn aanhouding en voorgeleiding, beide nog in het appartement. Bij zijn aanhouding heeft verdachte namelijk gezegd dat hij hoopte dat zijn vrouw dood was en dat het hem dan niet uitmaakte als hij de bak in moest. Hij hoopte dat ze niet meer in leven was en als ze nog wel in leven was, zou hij haar de volgende keer wel vermoorden. Bij zijn voorgeleiding heeft verdachte tegen de hulpofficier van justitie vervolgens verklaard: “
Ik hoop dat ze de pijp uitgaat. Wegwezen met haar. Gewoon haar keel dichtknijpen. Dan is het klaar. Het gaat toch gebeuren. Als ik over twee maanden vrij kom of twee jaar dan gebeurt het toch. Dan sterft ze. Deins ik niet voor terug om haar af te maken. Het maakt mij niks uit op 65-jarige leeftijd”.
Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank dat er contra-indicaties zijn voor het bewezen verklaren van de voorbedachte raad. Er is namelijk sprake van een korte tijdspanne tussen het besluit en de uitvoering daarvan en de gelegenheid tot beraad is pas tijdens de uitvoering van het besluit ontstaan. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank - anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie - van oordeel dat die contra-indicaties in deze zaak onvoldoende zwaarwegend zijn.
Conclusie
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat niet alleen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn vrouw opzettelijk om het leven heeft gebracht, maar ook dat hij dit met voorbedachten rade heeft gedaan. De primair ten laste gelegde moord kan daarmee worden bewezen, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.