ECLI:NL:RBZWB:2023:5218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5616 en 21_5617 en 21_5622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel aan de Boulevard in Vlissingen

Op 24 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in drie beroepen tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel aan de Boulevard 244 in Vlissingen. De beroepen zijn ingediend door twee eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen. De rechtbank heeft de beroepen behandeld in een zitting op 24 november 2022, waarbij zowel eisers als het college aanwezig waren. In een eerdere tussenuitspraak van 16 februari 2023 heeft de rechtbank het college de gelegenheid gegeven om een herstelbesluit te nemen met betrekking tot de vergunning. Het college heeft op 11 april 2023 een nieuw besluit genomen, waarin het de omgevingsvergunning ondergeschikt heeft gewijzigd door de invulling van de 18e etage van een sterrenrestaurant naar twee hotelappartementen te veranderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de bestreden besluiten II en III terecht heeft gewijzigd en dat het geconstateerde gebrek is hersteld. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten II en III ongegrond, en het beroep tegen bestreden besluit I wordt eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat het college de griffierechten en proceskosten aan de eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/5616, 21/5617 en 21/5622 WABOA

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaken tussen

1. [naam eiser 1] ( [naam eiser 1] ) en omwonendenuit [plaatsnaam 1] , eisers 1
(gemachtigde: mr. P.M.J. de Haan),
2. [naam eiser 2]uit [plaatsnaam 1] , eiser 2
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen(het college)
(gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel:

[naam vergunninghoudster]uit [plaatsnaam 2] (vergunninghoudster),
(gemachtigde: mr. C.M.A. Delissen-Buijnsters).

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over drie beroepen over de op 31 maart 2021 verleende omgevingsvergunning voor de bouw van hotel [naam hotel] aan de Boulevard [adres] 244 in [plaatsnaam 1] . Het gaat om de volgende beroepen:
- het beroep van eisers 1 met kenmerk 21/5617 tegen het besluit van 3 november 2021 (bestreden besluit I), waarbij de omwonenden, die meer dan 200 meter hemelsbreed gemeten vanaf het bouwplan wonen, en de [naam eiser 1] niet-ontvankelijk zijn verklaard;
- het beroep van eisers 1 met kenmerk 21/5616 tegen het besluit van 4 november 2021 (bestreden besluit II), waarbij de bezwaren de andere omwonenden van eisers 1 ongegrond zijn verklaard; en
- het beroep van eiser 2 met kenmerk 21/5622 tegen het besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit III), waarbij zijn bezwaren ongegrond zijn verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eisers 1, [naam vertegenwoordiger 1] en tientallen omwonenden, en eiser 2. Namens het college waren aanwezig de gemachtigde, ing. E. Jasperse, [naam vertegenwoordiger 2] , en ing. S.J. van Bergen Msc. Namens vergunninghoudster is het woord gevoerd door de gemachtigde, mr. M.S.E. Frankhuizen, ir. J.G. Knijff, en [naam vertegenwoordiger 3] .
1.2.
In de tussenuitspraak van 16 februari 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om alsnog te bezien of het sterrenrestaurant op de bovenste verdieping vergund kan worden en hierover een herstelbesluit te nemen met een termijn van acht weken. Deze termijn kon het college tevens gebruiken om over de soort steen en de kleur daarvan overeenstemming te bereiken met vergunninghoudster.
1.3.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een nieuw besluit genomen op 11 april 2023 (herstelbesluit). Het college heeft besloten:
1) Kennis te nemen van de tussenuitspraak van de rechtbank van 16 februari 2023 aangaande de beroepen met betrekking tot het oprichten van een hotel aan Boulevard [adres] 244 ( [naam hotel] );
2) In te stemmen met het verzoek van initiatiefnemer om de verleende omgevingsvergunning van 31 maart 2021 ondergeschikt te wijzigen, inhoudende het wijzigen van de plattegrond en de invulling van de 18e etage van (top)restaurant naar 2 hotelappartementen, waarmee tevens het gebrek in de omgevingsvergunning van 31 maart 2021 wordt hersteld;
3) Besluitpunt 2 aan te merken als een besluit op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
4) Het advies van het Ambtelijk Toetsteam+ van 23 maart 2023 te bekrachtigen, waarin het advies is neergelegd ten aanzien van de toe te passen gevelsteen, de kleur van de gevelsteen alsmede de toe te passen voeg voor het oprichten van een hotel aan Boulevard [adres] 244 zoals vergund op 31 maart 2021;
5) Aldus met het hiervoor bepaalde in besluitpunt 2 en 4, gebruik te maken van de door de
rechtbank geboden gelegenheid om door middel van een bestuurlijke lus het door de rechtbank geconstateerde gebrek in de omgevingsvergunning van 31 maart 2021 voor het oprichten van een hotel aan Boulevard [adres] 244 te herstellen, waarmee met besluitpunt 4 tevens gevolg wordt gegeven aan het advies van de rechtbank om gedurende de termijn voor het nemen van het herstelbesluit overeenstemming te bereiken met de vergunninghouder over de soort steen en kleur daarvan;
6) Tot het opleggen van geheimhouding op bijlage 5 bij deze nota op grond van artikel 87 van de Gemeentewet juncto artikel 5.1 lid 2 sub f van de Wet open overheid de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegevens;
7) De raad middels een raadsinformatiebrief nader te informeren over dit herstelbesluit met
machtiging definitieve vaststelling portefeuillehouder.
1.4.
Zowel de gemachtigde van eisers 1 als eiser 2 hebben schriftelijk gereageerd op het herstelbesluit van het college.
1.5.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
2.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat:
- Het college de eisers vanaf 200 meter van de projectlocatie terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat niet aannemelijk is dat zij gevolgen van enige betekenis voor hun woon- en leefsituatie zullen ondervinden als gevolg van het bouwplan;
- Het college de [naam eiser 1] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij geen feitelijke handelingen heeft verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling en ook geen bundeling van individuele belangen vormt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kon zijn.
De conclusie is dat bestreden besluit I in rechte stand houdt en het beroep daartegen ongegrond zal worden verklaard.
Ten aanzien van de verleende omgevingsvergunning (bestreden besluiten II en III) heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat:
- Het college de aanvraag om omgevingsvergunning terecht heeft getoetst aan de bestemmingsplannen ‘ [naam bestemmingsplan 1] ’ en ‘ [naam bestemmingsplan 2] ’;
- Er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het beoogde gebruik van het gebouw ‘wonen’ is;
- Het sterrenrestaurant op de bovenste verdieping niet past binnen de bestemming ‘Horeca I’, maar dat hier sprake is van ‘Horeca III’, namelijk een bedrijf in hoofdzaak gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse. De aanvraag om omgevingsvergunning is op dit punt in strijd met het bestemmingsplan. Aldus had het college voor het gebruik als ‘Horeca III’ niet, althans niet zonder meer, vergunning mogen verlenen. Deze beroepsgrond slaagt.
De conclusie is dat de beroepen tegen de bestreden besluiten II en III om deze reden gegrond zijn en deze besluiten voor vernietiging in aanmerking komen.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het herstelbesluit (onder punt 2) de bestreden besluiten II en III gewijzigd en het geconstateerde gebrek daarmee hersteld.
De beroepen 21/5616 en 21/5622 hebben op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
2.3.
De gemachtigde van eisers 1 heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen hebben bij het herstelbesluit waarbij het toprestaurant wordt vervangen door hotelappartementen en
de kleurstelling is gepreciseerd.
2.4.
Eiser 2 heeft tegen het herstelbesluit aangevoerd dat architectenbureau [naam architectenbureau] slechts één tekening heeft aangepast. Deze tekening is tweemaal afgedrukt op A4-formaat in plaats van op A1-formaat: éénmaal met de inrichting van de appartementen en éénmaal voor brandveiligheid. De tekeningen van [naam bedrijf] zijn niet aangepast. Eiser 2 vindt dat ongeloofwaardig.
Verder wijst eiser 2 erop dat bij het herstelbesluit de toestemming van de Veiligheidsregio voor de aanpassing van de 18e verdieping ontbreekt. Dat de aanpassing niet is gemeld bij de Veiligheidsregio, is voor eiser 2 een verdere aanwijzing dat de rechtbank in deze wordt misleid door het college. Ook ontbreekt de gemeentelijke stempel op de tekeningen.
Volgens eiser 2 is het voorspelbaar dat de 18e verdieping in eerste instantie leeg blijft, dat het gebouw daarna wordt opgenomen in het bestemmingsplan ‘Boulevard’ uit 2013, en dat het bestemmingsplan daarna zal worden aangepast, zodat het restaurant op de 18e verdieping alsnog mogelijk wordt gemaakt.
Eiser 2 stelt verder dat hij van mening blijft dat de rechtbank het geschil dient te beoordelen op basis van het totaal aan de voor de planlocatie geldende voorschriften (regels) uit de bestemmingsplan set Boulevard-1978, namelijk die uit het ‘Moederplan’ plus de aanvullingen en wijzigingen uit de 9 aanpassingen (wijzigingen / herzieningen). Eiser 2 heeft deze set aan regels ondergebracht in één document.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank overweegt dat met het herstelbesluit op de bestreden besluiten II en III besloten is de verleende omgevingsvergunning van 31 maart 2021 ondergeschikt te wijzigen, inhoudende het wijzigen van de plattegrond en de invulling van de 18e etage van (top)restaurant naar twee hotelappartementen. Door niet langer een sterrenrestaurant op de bovenste verdieping aan te vragen en te vergunnen, is de strijdigheid met de bestemming ‘Horeca I’ weggenomen. Voor het oordeel dat deze aanpassing slechts op papier is gemaakt met het oogmerk de rechtbank te misleiden, ziet de rechtbank geen aanleiding. Het bouwplan kan slechts worden gerealiseerd in overeenstemming met de daarvoor verleende vergunning. Als dat niet gebeurt, wordt het een kwestie van handhaving, een nieuwe aanvraag of een bestemmingsplanwijziging.
3.1.
Ten aanzien van de opmerkingen over het geldende bestemmingsplan, stelt de rechtbank stelt vast dat eiser 2 hiermee herhaalt wat hij al eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht. Hierover heeft de rechtbank zich echter al eerder uitgelaten in de tussenuitspraak. De rechtbank kan, zoals al overwogen onder 2 en anders dan eiser 2 kennelijk meent, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, niet terugkomen van zo'n in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Uit wat eiser 2 in dit verband opmerkt in de zienswijze volgt niet dat zich hier zo'n zeer uitzonderlijk geval voordoet dat rechtvaardigt dat de rechtbank terugkomt van haar oordeel in de tussenuitspraak. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
3.2.
Omdat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek met het herstelbesluit is hersteld, het college met dat besluit inhoudelijk aan zijn oorspronkelijke besluit tot vergunningverlening vasthoudt, eisers zich hebben kunnen uitlaten over het herstelbesluit en dat besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, verklaart de rechtbank de beroepen gericht tegen de bestreden besluiten II en III, zoals gewijzigd met het herstelbesluit, ongegrond.

Conclusies en gevolgen

4. Het beroep tegen bestreden besluit I (21/5617) zal ongegrond zal worden verklaard.
De beroepen tegen de bestreden besluiten II en III, zoals gewijzigd bij het herstelbesluit van 11 april 2023 (21/5616 en 21/5622), zullen ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor hotel [naam hotel] , in gewijzigde vorm, blijft bestaan.
Griffierecht en proceskosten
5. De rechtbank bepaalt dat het college aan eisers 1 en eiser 2 het door hen betaalde griffierecht in de procedures 21/5616 en 21/5622 vergoedt, omdat zij tegen de bestreden besluiten II en III terecht beroep hebben ingesteld.
5.1.
Ook krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
Voor eisers 1: De bijstand door een gemachtigde levert 4,5 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt een bedrag van € 3.286,50.
Voor eiser 2: De reiskosten [plaatsnaam 1] - [plaatsnaam 2] op basis van openbaar vervoer, tweede klas: € 5,20. De overige door eiser 2 genoemde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de kosten voor het printen, kopiëren en aangetekend versturen van stukken niet vallen onder verschotten waartoe een proceskostenveroordeling zich kan uitstrekken. Toegekend wordt een bedrag van € 5,20.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I (21/5617) ongegrond;
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten II en III, zoals gewijzigd bij het herstelbesluit (21/5616 en 21/5622), ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eisers 1 te vergoeden;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser 2 te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 3.286,50;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser 2 tot een bedrag van € 5,20.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. A.G.J.M. de Weert en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 24 juli 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Omdat de voorzitter en de griffier niet in de gelegenheid zijn de uitspraak te ondertekenen, wordt deze getekend door een van de rechters.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.