ECLI:NL:RBZWB:2023:5201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
02-230331-22, 02-033032-23, 02-107556-22, 02-223882-21 (tul), 02-232681-20 (tul), 02-097826-22 (tul) en 02-196046-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere winkeldiefstallen en een diefstal uit een woning met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vier winkeldiefstallen en een diefstal uit een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden opgelegd kreeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de woning van een slachtoffer bevond zonder toestemming en daar goederen heeft weggenomen. Daarnaast heeft hij in verschillende winkels levensmiddelen en andere goederen gestolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De officier van justitie had een lagere straf gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat gezien de recidive en de ernst van de feiten een zwaardere straf gerechtvaardigd was. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank heeft daarnaast vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-230331-22, 02-033032-23, 02-107556-22, 02-223882-21 (tul), 02-232681-20 (tul), 02-097826-22 (tul) en 02-196046-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1975 te [geboorteplaats01] ( [land01] )
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01]
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Torentijd te Middelburg
In de zaak met parketnummer 02-230331-22 Mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda
In de zaak met parketnummer 02-033032-23 Mr. M. Özgül, advocaat te Breda
In de zaak met parketnummer 02-107556-22 Mr. T. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak met parketnummer 02-107556-22 naar deze kamer verwezen. De zaken met de parketnummers 02-230331-22, 02-033032-23 en 02-107556-22 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd en zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-230331-22
1. een diefstal heeft gepleegd uit een woning, terwijl verdachte zich daar tegen de wil van de bewoonster bevond;
2. en 3. winkeldiefstallen heeft gepleegd;
ÁG102082803439|È
G102082803439
parketnummer 02-033032-23
1. en 2. winkeldiefstallen heeft gepleegd en
3. een winkel is binnengedrongen terwijl hem de toegang tot die winkel was ontzegd;
parketnummer 02-107556-22
een winkeldiefstal heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van feit 3 onder parketnummer 02-033032-23. De officier van justitie baseert zich bij de bewezenverklaring op de aangiftes, de verklaring van de [getuige01] , de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van een aantal feiten en de processen-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verdachte op camerabeelden wordt herkend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 onder parketnummer 02-230331-22 is de verdediging van mening dat er slechts sprake is geweest van een poging tot diefstal omdat niet is gezien dat de goederen door verdachte werden meegenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen heeft laten staan toen hij de bewoonster hoorde. Mr. Hopmans heeft voorts aangevoerd dat haar cliënt het feit bij de politie wel heeft bekend, maar dat dat was omdat hij er vanaf wilde zijn en dat daarbij ook rekening moet worden gehouden met de verstandelijke beperkingen bij verdachte en het feit dat hij in de war was. Met betrekking tot de feiten 2 en 3 onder parketnummer 02-230331-22 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 onder parketnummer 02-033032-23 heeft mr. Özgül aangevoerd dat dit feit niet bewezen kan worden en vrijspraak moet volgen, omdat het bewijs onvoldoende is. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat van dat feit wel camerabeelden aanwezig zijn, maar dat op die beelden niet te zien is dat verdachte met de kledingstukken de winkel is uitgelopen. Betreffende feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in het dossier geen schriftelijke stukken zitten waaruit blijkt dat aan verdachte een winkelverbod is opgelegd en dat verdachte daarom ook van dat feit moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02-033032-23 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot parketnummer 02-107556-22 is de verdediging van mening dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Mr. Van Riel heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van de beveiliger [getuige01] bij de rechter-commissaris niet is gebleken dat verdachte de kassa was gepasseerd. Dat verdachte is gezien bij een andere winkel van Kruidvat en daar zou hebben geprobeerd om iets te stelen is volgens de raadsman niet relevant.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs en de vrijspraken
In de zaak met parketnummer 02-230331-22
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij in de woning van aangeefster [slachtoffer01] is geweest en dat hij in die woning spullen heeft gepakt. De tas met daarin die spullen had verdachte op het balkon klaargezet en vervolgens was hij de woning weer ingegaan om nog meer spullen te zoeken. Verdachte is gevlucht toen hij [slachtoffer01] hoorde roepen en heeft tijdens zijn vlucht de tas met spullen van het balkon gegooid. Voor de vraag wanneer de wegneming van een goed is voltooid, is vereist dat verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich de feitelijke heerschappij over de door [slachtoffer01] genoemde goederen heeft geschaft en dat daarmee het tenlastegelegde, de voltooide diefstal, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Door de goederen mee te nemen terwijl hij vluchtte, heeft verdachte de goederen aan de beschikkingsmacht van [slachtoffer01] onttrokken. Dat hij de tas tijdens zijn vlucht heeft laten staan, doet hieraan niet af.
In de zaak met parketnummer 02-033032-23
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat op camerabeelden kennelijk wel te zien is dat in de winkel van The Athlete’s Foot door een persoon, die door verbalisanten wordt herkend als verdachte, donkere jassen of vesten van een rek worden gepakt en dat die goederen uit het zicht van de camera in een ander rek in de winkel worden gehangen. Vervolgens wordt beschreven dat verdachte “iets voor zijn lichaam” houdt en daarmee de winkel uitloopt. Omdat aan de hand van de beschrijving van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat verdachte vervolgens ook met juist die goederen (een of meerdere vesten) de winkel is uitgelopen, is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde niet bewezen kan worden en spreekt verdachte daarvan vrij.
Met betrekking tot feit 3 is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte lokaalvredebreuk heeft gepleegd.
In de zaak met parketnummer 02-107556-22
Vast is komen te staan dat in het voorportaal van het Kruidvat in Bergen op Zoom meerdere goederen te koop werden aangeboden, waaronder flessen wasmiddel. Op camerabeelden wordt door een verbalisant waargenomen dat verdachte het Kruidvat binnenkomt en in het voorportaal blijft. Daar pakt verdachte meerdere flessen wasmiddel en doet deze in zijn boodschappentas. Daarna wordt gezien dat verdachte de winkel uitloopt, de openbare weg op, en dus niet naar de in de winkel geplaatste kassa. Verdachte werd daarna aangehouden, waarbij verdachte ook nog heeft geprobeerd om weg te rennen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de handelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het wegnemen van de flessen wasmiddel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Dat verdachte nog niet klaar was met winkelen en later wilde afrekenen, acht de rechtbank onder de geschetste omstandigheden onaannemelijk. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-230331-22
1
op 9 juni 2022 te Bergen op Zoom, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, [adres02] , alwaar verdachte zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee laptops, merk Dell en HP, twee pinpassen, treinkaart, Iphone oplader, een laptoptas, die aan [slachtoffer01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 12 augustus 2022 te Bergen op Zoom een koffieapparaat ter waarde van 633,98 euro, dat aan Media Markt toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 12 augustus 2022 te Bergen op Zoom zonnebloemolieproducten, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02-033032-23
1
op 1 februari 2023 te Bergen op Zoom levensmiddelen, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02-107556-22
op 30 april 2022 te Bergen op Zoom meerdere verpakkingen wasmiddel, die aan Kruidvat toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen 8 maanden gevangenisstraf.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging van verdachte is aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen oplossing is voor de problemen die er zijn en dat het recidiverisico door zo’n straf alleen maar groter wordt. Daarom is door de verdediging verzocht om aan verdachte voor de bewezenverklaarde feiten een taakstraf op te leggen, omdat dit hem een dagbesteding zal geven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen en een diefstal uit een woning. Met name aan dat laatste feit tilt de rechtbank bijzonder zwaar. Mevrouw [slachtoffer01] is vreselijk geschrokken toen zij in de nacht werd geconfronteerd met de aanwezigheid van verdachte in haar slaapkamer. De rechtbank kan zich goed voorstellen, zoals zij zelf ook heeft verklaard, dat zij zich nog steeds niet veilig voelt in haar woning en daar iedere dag nog last van heeft. Het is juist de eigen woning waar mensen volledige privacy moeten kunnen hebben en zich veilig moeten kunnen voelen. Dat een onbekende daar inbreuk op maakt wordt gezien als een ernstig vergrijp en dat is ook de reden dat op een feit als dit een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gesteld.
Daar komen de vier winkeldiefstallen dan nog bij. Dit zijn feiten die veel ergernis opleveren en die het voor de middenstand noodzakelijk maken om vaak dure maatregelen te treffen om het aantal winkeldiefstallen en de daardoor geleden schade enigszins te beperken.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte deze feiten heeft gepleegd omdat hij verslaafd is en uit het uitgebreide strafblad concludeert de rechtbank dat verdachte door die verslaving al vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Aan verdachte is eerder al een ISD-maatregel opgelegd. Ook nu was aanvankelijk de gedachte dat verdachte zou voldoen aan de criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel en dat die maatregel de enige mogelijkheid zou zijn die een gedragsverandering bij verdachte zou kunnen bewerkstelligen. Het opleggen van die ISD-maatregel bleek echter op dit moment niet haalbaar en daarom is de reclassering gevraagd om opnieuw een advies over verdachte uit te brengen. Dit advies is op 8 juni 2023 door de reclassering ook uitgebracht en dit was heel duidelijk. De reclassering is van mening dat er een groot aantal risicofactoren aanwezig zijn, in de vorm van verslavingsproblematiek, een negatief sociaal netwerk, een verstandelijke beperking, een gebrek aan dagbesteding en schulden die verdachte niet zelf op lijkt te kunnen lossen. Daarnaast is er volgens de reclassering sprake van een pro-criminele houding en ontbreekt het verdachte aan motivatie tot gedragsverandering. Dit alles maakt dat het recidiverisico hoog blijft. Voorts heeft de reclassering geconcludeerd dat alle reeds ingezette interventies van de afgelopen jaren niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid en dat het risico op onttrekken aan voorwaarden ook wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Op grond van dit alles komt de reclassering tot het advies om aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en zij zien contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf omdat verdachte in het verleden en recentelijk werkstraffen niet uit heeft uitgevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding van dit advies van de reclassering af te wijken.
Op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten, gelet op het omvangrijke strafblad van verdachte en rekening houdend met het door de reclassering uitgebrachte advies, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een taakstraf niet opportuun is en dat enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Voor de hoogte van die gevangenisstraf zal de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken als uitgangspunt nemen. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat zij daarmee aan verdachte een zwaardere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat nu bij verdachte sprake is van veelvuldige recidive een straf van 9 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

Door de benadeelde [slachtoffer01] was aanvankelijk vergoeding van haar materiële schade gevorderd tot een bedrag van € 12.898,60 en op 29 juni 2023 een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 400,=. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft mevrouw [slachtoffer01] te kennen gegeven dat zij haar vordering tot vergoeding van de materiële schade niet langer handhaaft. Wel heeft zij aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 400,= billijk.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 02-223882-21
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 22 november 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat ten aanzien van deze voorwaardelijke gevangenisstraf op 28 april 2022 door de politierechter is beslist dat één maand gevangenisstraf ten uitvoer dient te worden gelegd met omzetting daarvan in een taakstraf van 60 uren en dat deze beslissing onherroepelijk is.
Nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden, is de rechtbank van oordeel dat het restant van één maand gevangenisstraf ook ten uitvoer moet worden gelegd. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen voor één maand gevangenisstraf.
Parketnummer 02-232681-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van vier maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 30 oktober 2020 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd (op 30 april 2023) schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Parketnummer 02-097826-22
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 27 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 28 april 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Parketnummer 02-196046-20
Met de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank vast dat de voorwaardelijke aan verdachte opgelegde straf eerder ten uitvoer is gelegd en dat het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard is haar vordering.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder parketnummer 02-033032-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-230331-22
1. Diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
2. en 3. telkens: Diefstal;
parketnummer 02-033032-23
1. Diefstal;
parketnummer 02-107556-22
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
Parketnummer 02-223882-21
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van twee maanden, die bij vonnis d.d. 22 november 2021 is opgelegd, een gedeelte
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
1 maand gevangenisstraf;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
Parketnummer 02-232681-20
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 oktober 2020 is opgelegd
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
4 maanden;
Parketnummer 02-097826-22
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 28 april 2022 is opgelegd
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
27 dagen;
Parketnummer 02-196046-20
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van € 400,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] (feit 1, parketnummer 02-230331-22), € 400,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis op in de zaken met de parketnummers 02-107556-22 en 02-230331-22.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2023.
Mr. A.L. Hoekstra en mr. G.M.J. Kok zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.