ECLI:NL:RBZWB:2023:5186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5725
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor kamergewijze verhuur in strijd met de beheersverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor kamergewijze verhuur van een woning in [plaatsnaam] beoordeeld. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk op 23 mei 2022, maar eisers maakten bezwaar en kregen dit ongegrond verklaard op 8 november 2022. De rechtbank behandelt het beroep op 8 juni 2023, waarbij de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig zijn.

De rechtbank constateert een gebrek in het bestreden besluit en stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen via een bestuurlijke lus. De rechtbank oordeelt dat de vergunning in strijd is met de beheersverordening, omdat de woning niet geschikt is voor kamerverhuur en er onvoldoende parkeergelegenheid is. De rechtbank benadrukt dat het college niet bevoegd was om de vergunning te verlenen op basis van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak en stelt het college in de gelegenheid om binnen twee maanden de gebreken te herstellen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze tussenuitspraak kan nog geen hoger beroep worden ingesteld, maar dit kan wel tegelijkertijd met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/5725

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam vergunninghouder] uit [plaatsnaam] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend om het kamergewijs verhuren en (laten) bewonen van de woning aan de [adres 1] 28 in [plaatsnaam] toe te staan. Eisers wonen om de hoek in de [adres 2] .
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden in strijd met de beheersverordening verleend op 23 mei 2022. Eisers hebben tegen deze vergunning bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 8 november 2022 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. D.J.M. Konings als vervanger van de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en de vergunninghouder.
1.4
Voor het omzetten van de eengezinswoning naar een woning die gebruikt mag worden voor kamerverhuur, is ook een omzettingsvergunning op grond van de huisvestingsverordening verleend. Eisers hebben ook tegen deze vergunning bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. Die zaak (22/5726) is op dezelfde zitting behandeld. Daarop volgt een aparte uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de vergunningen heeft verleend. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank heeft een gebrek geconstateerd in het bestreden besluit. Zij stelt het college door middel van een bestuurlijke lus in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In de einduitspraak zal de rechtbank oordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Op welke punten is de omgevingsvergunning in strijd met de beheersverordening?
5. De woning van vergunninghouder ligt in deelgebied 4.8, zoals opgenomen in de ‘Beheersverordening Woonwijken (incl. kamerbewoning)’ (de Beheersverordening). Op grond van artikel 12 van de Beheersverordening zijn de planregels van het bestemmingsplan Woonwijken van toepassing. Op grond van artikel 3.1 van dit bestemmingsplan mag hier alleen in woonhuizen gewoond worden. Een woonhuis is een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. [1] Een woning is een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. [2] Dat betekent dat hier alleen huishoudens gehuisvest mogen worden. Kamerverhuur past hier niet in. Bovendien is kamerverhuur uitdrukkelijk in strijd met artikel 58.1 van de Beheersverordening.
5.1
Daarnaast moet op grond van artikel 57.1 bij een gebruiksverandering in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein worden voorzien. Voor verhuur van 4 kamers zijn meer parkeerplaatsen nodig dan voor een eengezinswoning, namelijk 3,2 (4x0,8) in plaats van 1,8. Omdat alleen de toename gecompenseerd hoeft te worden, zouden er 1,4, afgerond 2, parkeerplaatsen bij moeten komen. Omdat deze extra parkeerplaatsen niet op het perceel zelf kunnen worden gerealiseerd, is dat in strijd met de Beheersverordening.
Toetsingskader
6. Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de Beheersverordening. [3] Op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 1 van de Wabo kan het college omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de Beheersverordening voor zover die Beheersverordening daarover zelf regels bevat. Artikel 57.3 van de Beheersverordening bepaalt dat het college vergunning kan verlenen voor een gebruiksverandering zonder dat daarbij in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien. Artikel 58.2 van de Beheersverordening bepaalt dat het college vergunning kan verlenen om in afwijking van de Beheersverordening kamers te mogen verhuren. Daarbij moet wel voldaan worden aan de beleidsregels ‘Huisvesting van arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente [plaatsnaam] – 4e wijziging’.
Mocht het college ontheffing verlenen van de parkeerregels?
7. Eisers stellen dat, om een vergunning in afwijking van de Beheersverordening te mogen verlenen er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden. Dat is niet het geval omdat het hier om een reguliere woning gaat en er in de wijk vrijwel geen woningen zijn die voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein hebben. De tekst is duidelijk zodat er geen ruimte is voor een interpretatie op basis van de toelichting op de Beheersverordening.
7.1
Het college geeft aan dat artikel 57.3 van de Beheersverordening een kennelijke verschrijving bevat. Het was, gelet op de toelichting, de bedoeling om een afwijking toe te kunnen staan bij bijzondere omstandigheden
ofvoor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. Zo moet het voorschrift dan ook gelezen worden.
Voor zover de rechtbank daar niet in meegaat is er in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid. Het college staat het kamergewijs verhuren van woningen juist toe in reguliere woonwijken, waar veelal niet over eigen parkeergelegenheid wordt beschikt.
7.2
Deze beroepsgrond slaagt. De letterlijke tekst van artikel 57.3 van de Beheersverordening laat er geen twijfel over bestaan dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden waardoor voldoen aan de parkeerregels op overwegende bezwaren stuit
enhet voorzien van parkeergelegenheid op een andere wijze. Deze regel is niet onduidelijk of voor meerdere uitleggen vatbaar. In een dergelijk geval [4] is duidelijk dat er geen ruimte is voor een andere interpretatie omdat dit in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid.
De rechtbank oordeelt dat het feit dat het college kamergewijze verhuur volgens het beleid juist toestaat in wijken waar veelal niet over eigen parkeergelegenheid wordt beschikt, geen bijzondere omstandigheid is. Dit geldt immers voor vrijwel alle woningen in reguliere woonwijken. Het college had dit kunnen voorzien.
Dat betekent dat het college niet bevoegd was vergunning te verlenen voor het afwijken van de beheersverordening op grond van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.
Bestuurlijke lus
8. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit een gebrek kent, omdat het college ten onrechte vergunning heeft verleend met toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Het college was in dit geval niet bevoegd om van die afwijkingsbevoegdheid gebruik te maken, omdat niet aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
8.1
Het college heeft ter zitting gevraagd de rechtsgevolgen van het bestreden besluit toch in stand te laten, omdat hij wel bevoegd is met behulp van een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid de vergunning te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat zij daarmee te ver in de beleidsruimte van het college zou treden. De afweging of een afwijking moet worden toegestaan op basis van een binnenplanse bevoegdheid of een buitenplanse bevoegdheid is anders en daarbij heeft het college ook enige beleidsruimte. Het is aan het college om hierover te besluiten en dit goed te motiveren. De rechtbank kan deze taak niet overnemen.
9. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het college in de gelegenheid stellen om alsnog te besluiten of hij gebruik wil maken van een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid en, zo ja, om goed te motiveren waarom hij vindt dat toepassing van deze bevoegdheid in dit geval in een goede ruimtelijke ordening past.
9.1
De rechtbank zal pas daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
10. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het college de gebreken kan laten herstellen bepalen op twee maanden, na de dag van verzending van deze uitspraak. Als het college hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het college dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het college wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op die herstelpoging van het college. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twee maanden na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 20 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, [. . .]
Beheersverordening (Woonwijken (incl. kamerbewoning)
Artikel 12 Deelgebied 4.8
Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 4.8', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:
de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende Bijlage Planregels deelgebied 4;
de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende Bijlage Verbeelding deelgebied 4.8;
danwel,
de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens artikelen 11, 15 en 19 van de WRO, dan wel de artikel 3.6, 3.10, 3.22 en 3.23 (Wro) dan wel artikel 2.12 Wabo, dan wel de na inwerkingtreding van de 'beheersverordening Woonwijken' (2016) en de 'beheersverordening Woonwijken (incl. parkeren)' (2018) onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk archief.

Artikel 57 Parkeerregels

57.1
Parkeren, laden en lossen
a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota, zoals opgenomen in Bijlage 94.
de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals opgenomen in Bijlage 94.
indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
57.2
Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 57.1 onder a sub 1 en 2;
het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
57.3
Afwijken van de parkeerregels
Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 57.1 onder a ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.
Bestemmingsplan Woonwijken
1 BEGRIPSBEPALINGEN
w.1
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden; [. . .]
w.3
woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; [. . .]
3 WONEN
3.1
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. hoofdgebouwen ten behoeve van:
1 woonhuizen al dan niet in combinatie met de uitoefening van:
- beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum
van 30 m² van het bruto-vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
- bedrijfsmatige activiteiten na het verlenen van vrijstelling.
2 woonwagens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagens’
op de plankaart;
3 autoboxen binnen de aanduiding ‘autoboxen’ op de plankaart;
met de bij lid a behorende:
aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
tuinen en erven;
bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Voetnoten

1.Artikel 1 onder W3 van Bestemmingsplan Woonwijken
2.Artikel 1 onder W1 van Bestemmingsplan Woonwijken
3.Artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo
4.ABRvS, 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3579