RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers
(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk
(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam vergunninghouder] uit [plaatsnaam] (de vergunninghouder).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omzettingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend om het kamergewijs verhuren en (laten) bewonen van de woning aan de [adres 1] 28 in [plaatsnaam] toe te staan. Eisers wonen om de hoek in de [adres 2] .
1.1.Het college heeft de omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening [plaatsnaam] 2022-2025 verleend op 25 juli 2022. Eisers hebben tegen deze vergunning bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 15 november 2022 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2.Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. D.J.M. Konings als vervanger van de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en de vergunninghouder.
1.4Voor het omzetten van de eengezinswoning naar een woning die gebruikt mag worden voor kamerverhuur, is ook een omgevingsvergunning verleend. Eisers hebben tegen die vergunning ook bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. Die zaak (22/5727) is op dezelfde zitting behandeld. Daarop volgt een aparte uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de vergunning heeft verleend. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Een omzettingsvergunning is verplicht op grond van artikel 21, eerste lid onder c van de Huisvestingswet 2014 in samenhang met artikel 2, eerste lid onder b van de Huisvestingsverordening Waalwijk 2022 – 2025 (de Huisvestingsverordening). Artikel 5 van de Huisvestingsverordening bepaalt op welke gronden het college de vergunning mag weigeren.
Moest het college de omzettingsvergunning weigeren wegens strijd met het bestemmingsplan?
6. Eisers stellen dat het college de omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening Waalwijk 2018-2021, 2e wijziging had moeten weigeren, omdat kamerverhuur niet is toegestaan in het bestemmingsplan. De afwijking van het bestemmingsplan is immers ten onrechte vergund. Bovendien is er geen sprake van een bestemmingsplan, maar van een Beheersverordening, zodat de omzetting niet in overeenstemming met het bestemmingsplan kan zijn.
6.1Deze beroepsgrond slaagt niet. Ten tijde van het bestreden besluit gold de Huisvestingsverordening Waalwijk 2022 – 2025 en niet de Huisvestingsverordening Waalwijk 2018-2021, 2e wijziging. Het college heeft terecht aan de nieuwe verordening getoetst. In deze verordening is niet de weigeringsgrond opgenomen dat de nieuwe huisvestingsvorm moet passen in het bestemmingsplan. Het college kon op deze grond de vergunning daarom niet weigeren. Eisers hebben niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat het college de vergunning op andere gronden moest weigeren.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep tegen de omzettingsvergunning is ongegrond. Het college heeft de vergunning op goede gronden verleend. De vergunning blijft daarom in stand. Er is geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een tegemoetkoming in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 20 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
b. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
d. tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Huisvestingsverordening [plaatsnaam] 2022 – 2025