ECLI:NL:RBZWB:2023:518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
02/102222-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke aanrijding met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 januari 2022 in Prinsenbeek met zijn auto op een snorfiets is ingereden. Op de snorfiets zaten [slachtoffer 2], de bestuurster, en haar driejarige zoontje [slachtoffer 1]. Door de aanrijding zijn beide slachtoffers ten val gekomen en hebben zij letsel opgelopen. [slachtoffer 2] heeft een onderbeenbreuk en knieletsel opgelopen, terwijl [slachtoffer 1] een blauwe enkel en een bult op zijn hoofd heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een poging tot doodslag, maar wel van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had en spijt betuigde voor zijn handelen. De rechtbank vond de straf passend gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/102222-22
vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 januari 2023 waarbij de officier van justitie, mr. P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1) en dat verdachte aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (feit 2 primair) dan wel heeft geprobeerd om dit te doen (feit 2 subsidiair).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op
28 januari 2022 met zijn personenauto is ingereden op de snorfiets waarop [slachtoffer 2] als bestuurster zat en [slachtoffer 1] als passagier. Er is ten aanzien van [slachtoffer 1] geen sprake van een poging tot doodslag, maar wel van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht derhalve feit 1 bewezen. Voorts acht de officier van justitie feit 2 bewezen, namelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat geen sprake is van een poging doodslag. Voor wat betreft de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, waardoor verdachte van het primair tenlastegelegde onder 2 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden uitgewerkt indien hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte is met zijn auto ingereden op een scooter waarop op dat moment [slachtoffer 2] reed en haar (toen) driejarige zoontje [slachtoffer 1] achterop zat. [slachtoffer 2] en haar zoontje zijn daardoor ten val gekomen en hebben letsel opgelopen. [slachtoffer 2] een onderbeenbreuk en knieletsel en [slachtoffer 1] een blauwe enkel en een bult op zijn hoofd. Beide voertuigen waren aan het optrekken waardoor zij op dat moment beiden niet met een aanzienlijke snelheid reden.
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] oplevert zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken. Wel levert dit een poging op tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] nu de kans aanmerkelijk is geweest dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou hebben kunnen oplopen en verdachte door de scooter aan te rijden, wetend dat een jong kind achterop zat, die kans heeft aanvaard en op de koop toegenomen.
Feit 2
Voor feit 2 is het de vraag of het letsel van mevrouw [slachtoffer 2] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij inmiddels twee keer is geopereerd aan haar letsel en uit haar schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij nu bijna een jaar na het incident nog steeds kampt met de gevolgen daarvan. Nu er medisch ingrijpen (namelijk meerdere operaties) noodzakelijk is geweest en [slachtoffer 2] circa een jaar later nog altijd veel last ondervindt van het letsel, kwalificeert de rechtbank dit letsel als zwaar lichamelijk letsel zodat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 28 januari 2022 te Prinsenbeek, gemeente Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn, verdachtes, personenauto is ingereden op de snorfiets waarop voornoemde [slachtoffer 1] zich op dat moment als passagier bevond en daarbij naar rechts heeft ingestuurd teneinde die snorfiets en de opzittenden van die snorfiets om ver te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 28 januari 2022 te Prinsenbeek, gemeente Breda aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van de proximale tibia doorlopend in de proximale tibiaschacht, heeft toegebracht door met zijn, verdachtes, personenauto in te rijden op de snorfiets waarop voornoemde [slachtoffer 2] zich op dat moment als bestuurder bevond en daarbij naar rechts in te sturen teneinde die snorfiets en de opzittenden van die snorfiets om ver te rijden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Verdachte wilde [slachtoffer 2] op haar in zijn ogen gevaarlijke rijgedrag aanspreken en het doel van verdachte was aldus nobel. [slachtoffer 2] heeft de telefoon uit de handen van de vriendin van verdachte getrokken en is daarmee weggereden. Verdachte heeft vervolgens verkeerd gehandeld en hij heeft daar oprecht spijt van. Verdachte heeft een blanco strafblad en er bestaat geen risico op recidive. Alles afwegend heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen van 90 uur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en een zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Op 28 januari 2022 reed verdachte als bestuurder van een personenauto in Prinsenbeek. Naast verdachte in de auto zat zijn vriendin. Verdachte en zijn vriendin zagen [slachtoffer 2] rijden op een snorfiets. Achter op de snorfiets zat [slachtoffer 1] , het driejarige zoontje van [slachtoffer 2] , zonder helm en volgens verdachte was het kindje aan het stuiteren achterop omdat [slachtoffer 2] zo hard reed. Verdachte wilde [slachtoffer 2] aanspreken op haar, in de ogen van verdachte, gevaarlijke rijgedrag. De vriendin van verdachte heeft [slachtoffer 2] al rijdende gefilmd met de telefoon van verdachte. In de Groenstraat zijn beide voertuigen gestopt en kwam het tot een woordenwisseling, waarna [slachtoffer 2] door het raam van de auto de telefoon uit de handen van de vriendin van verdachte heeft gepakt. [slachtoffer 2] is met deze telefoon weg gaan rijden op haar snorfiets. Vervolgens heeft verdachte opgetrokken, naar rechts ingestuurd en is ingereden op de snorfiets waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten val zijn gekomen. Door de aanrijding heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een onderbeen fractuur en knieletsel, opgelopen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Hoewel verdachte mogelijk in eerste instantie goede bedoelingen had, heeft hij vervolgens volstrekt verkeerd gehandeld en onacceptabel gevaarzettend rijgedrag vertoond. Verdachte wilde het zoontje van [slachtoffer 2] behoeden voor het gevaarlijke rijgedrag van zijn moeder, maar uiteindelijk is het juist verdachte geweest die het gevaar heeft veroorzaakt. Wat de rechtbank verdachte bovendien aanrekent is dat verdachte zich na de aanrijding meer lijkt te bekommeren om het terugkrijgen van zijn eigen telefoon dan om de slachtoffers. Op de dashcambeelden van een achteropkomende auto is namelijk te zien dat verdachte na de aanrijding uitstapt en in een rustig tempo om de slachtoffers heenloopt om zijn telefoon van straat te pakken.
Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken dat [slachtoffer 2] tot op de dag van vandaag zowel de fysieke als mentale gevolgen van het incident ervaart. De maanden na de aanrijding heeft [slachtoffer 2] niet kunnen lopen en is zij volledig afhankelijk geweest van anderen. Het letsel is nog steeds niet helemaal hersteld en ook nu nog heeft [slachtoffer 2] hulp nodig, bijvoorbeeld in haar huishouden. Verdachte heeft deze gevolgen met zijn actie veroorzaakt.
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Verdachte heeft zijn leven op de rit en het bewezenverklaarde lijkt dan ook een incident te zijn geweest. Ter zitting heeft verdachte spijt betuigd richting [slachtoffer 2] en haar zoon en deze spijt komt de rechtbank oprecht over.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uur een passende straf is en zij zal dit dan ook aan verdachte opleggen. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en eraan bij te dragen dat verdachte voortaan beter nadenkt voordat hij handelt, zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat de taakstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende recht doen aan de ernst van de feiten en zij ziet, anders dan de officier van justitie, onder de huidige omstandigheden geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot zware mishandeling;
feit 2:zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één (1) maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. T.M. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2023.
Mr. Brouwer en mr. De Haas zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.