ECLI:NL:RBZWB:2023:5154
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake WIA-uitkering
Op 21 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 7 juni 2023, waarin haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd afgewezen. In het kader van deze procedure verzocht de verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting in deze zaak niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de Awb een verplichting tot betaling van griffierecht voorschrijft, zoals vastgelegd in artikel 8:82 in samenhang met artikel 8:41 van de Awb. De verzoekster was bij aangetekende brief van 1 juli 2023 geïnformeerd over deze verplichting en kreeg de gelegenheid om het griffierecht binnen twee weken te betalen.
Echter, de voorzieningenrechter constateerde dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Hierdoor kon het verzoek niet in behandeling worden genomen en werd het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. V.M. Schotanus, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.