ECLI:NL:RBZWB:2023:5151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3610 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderbijslag

Op 21 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderbijslag. Verzoekster, een inwoner van [woonplaats verzoekster], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 20 december 2022, waarin haar recht op kinderbijslag werd afgewezen. In het kader van deze procedure heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij stelt dat er sprake is van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier heeft verzoekster op 10 juli 2023 verzocht om een toelichting op het spoedeisend belang, inclusief een overzicht van haar financiële situatie. Echter, verzoekster heeft hieraan geen gevolg gegeven. De voorzieningenrechter ontving op 18 juli 2023 wel een reactie van de gemachtigde van verzoekster, maar deze bevatte niet het gevraagde overzicht en de stelling dat er sprake is van een financieel probleem werd niet onderbouwd.

Gezien het ontbreken van voldoende bewijs voor een spoedeisend belang, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een cruciale rol speelt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3610 AKW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (Svb), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 december 2022 (bestreden besluit) van de Svb inzake haar recht op kinderbijslag. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft bij brief van 10 juli 2023 aan verzoekster gevraagd een toelichting te geven op het spoedeisend belang. Aan verzoekster is onder andere verzocht om een overzicht te geven van haar financiële situatie waaruit blijkt van haar inkomsten en vaste lasten.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven. Weliswaar is op 18 juli 2023 per e-mail een reactie van de gemachtigde van verzoekster op de brief van 10 juli 2023 ontvangen, maar daarbij ontbreekt het gevraagde overzicht. Bovendien wordt de daarin ingenomen stelling dat er sprake is van een financieel probleem niet nader onderbouwd.
4. Gelet op het vorenstaande acht de voorzieningenrechter onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 21 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.