ECLI:NL:RBZWB:2023:5139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
02-075209-21 (hoofdzaak) en 02-231299-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling bewezen; vrijspraak mishandeling wegens onvoldoende bewijs

Op 21 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 maart 2021 in Oudenbosch samen met anderen de aangever, [slachtoffer01], heeft bedreigd. Dit gebeurde door het sturen van een digitaal bericht en door de aangever te beletten verder te rijden met zijn auto. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en verklaringen van getuigen, die bevestigden dat de verdachte en zijn mededaders zich bedreigend opstelden. De rechtbank achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, mede door het gebruik van een lachgastank door de verdachte.

Echter, voor de tweede tenlastelegging van mishandeling was er onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte voor dit feit werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, gelijk aan het voorarrest van de verdachte, en besloot dat de voorwaardelijke straf van 3 maanden, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer moest worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich opnieuw als een gangster had gedragen, ondanks eerdere straffen, en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-075209-21 (hoofdzaak) en 02-231299-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1991 te [geboorteplaats01]
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01]
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
samen met anderen [slachtoffer01] heeft bedreigd;
feit 2
die [slachtoffer01] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij met name op de verklaring van aangever [slachtoffer01] , op bevindingen van de politie en Marechaussee en op camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide tenlastegelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij de Snapchatberichten heeft verstuurd. Het dossier biedt ook geen bewijs voor de opvatting dat het verdachte is geweest die enig bericht heeft verstuurd. Over de overige feitelijke handelingen die zijn tenlastegelegd onder feit 1 is aangevoerd dat aangever zelf niet verklaart dat hij een lachgastank heeft gezien en daarmee is bedreigd door verdachte of zijn mededaders. Dat gedeelte van de tenlastelegging kan alleen daarom al niet bewezen verklaard worden. Verder is het rijgedrag van verdachte niet te kwalificeren als “klemrijden” van [slachtoffer01] . Het uitstappen uit de auto levert geen bedreiging op. Het versneld lopen levert evenmin een bedreiging op. Wat overblijft levert naar de opvatting van de verdediging, in onderlinge samenhang bezien, geen strafbare bedreiging op, zeker nu niet langer is tenlastegelegd dat een mededader uit de auto is gestapt met een vuurwapen in zijn hand.
Voor feit 2 is aangevoerd dat de verklaring van aangever onvoldoende is om tot wettig bewijs te komen. Verdachte heeft ontkend dat hij daar ter plaatse is geweest. Niet vast te stellen is dat de getuige dezelfde voertuigen heeft gezien die ook betrokken waren bij feit 1.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank is op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer01] , zoals hierna onder 4.4 bewezen wordt verklaard.
Op de op zitting getoonde beelden van de Molenstraat in Oudenbosch op 15 maart 2021 van 16:53 uur is naar het oordeel van de rechtbank niet te zien dat de door verdachte bestuurde Volkswagen Polo de door aangever [slachtoffer01] bestuurde Mercedes A klasse klem rijdt. Wel volgt uit de beelden dat verdachte zijn Volkswagen Polo dusdanig naar rechts heeft gestuurd dat aangever [slachtoffer01] werd belet om verder te rijden. Uit de beelden, de verklaring van verdachte en de verklaring van aangever [slachtoffer01] volgt verder dat de drie inzittenden van de Volkswagen Polo, waaronder verdachte, meteen nadat hun auto was gestopt zijn uitgestapt en in de richting van de Mercedes zijn gelopen. Verdachte rende en had daarbij een lachgastank in zijn hand.
Kort voordat verdachte aangever [slachtoffer01] belette verder te rijden, had [slachtoffer01] om 16:34 uur een tekstbericht via Snapchat gekregen van ene “ [accountnaam01] ” met als inhoud: “Grote fout, nu moeten mensen slapen”. Verdachte heeft bekend dat hij gebruik maakt van Snapchat. Zijn ontkenning dat hij het Snapchatbericht heeft verstuurd, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De voornamen van verdachte zijn [voornamen] . Het kan naar het oordeel van de rechtbank geen toeval zijn dat kort voor het treffen in de Molenstraat in Oudenbosch juist die voorletters bij het Snapschatbericht zijn vermeld als afzender. Anders dan de verdediging betrekt de rechtbank daarbij ook de verklaring van [getuige01] . Die zag al omstreeks 16:30 uur op een andere weg in Boschenhoofd hoe een Volkswagen Polo - kort samengevat - de doorgang blokkeerde voor een tegemoetkomende grijze Mercedes met Duits kenteken. Toen die Mercedes de blokkade omzeilde, keerde die Volkswagen Polo snel om achter de Mercedes aan te kunnen rijden. In de Volkswagen Polo zaten twee of drie gasten en de bestuurder was een donkere jongen van 25/30 jaar. Die omschrijving past op verdachte en de door hem bestuurde Volkswagen Polo met twee passagiers. Bovendien verklaart [getuige02] dat de (door verdachte bestuurde) Volkswagen Polo echt direct voorafgaand aan het blokkeren op de Molenstraat (wederom) keerde om een tegemoetkomende grijze Mercedes te volgen, waarna getuige het incident op de Molenstraat ziet.
Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank ook de verklaring van verdachte dat hij op de Molenstraat de Volkswagen Polo naast de Mercedes bracht enkel omdat zijn bijrijder dat vroeg als ongeloofwaardig terzijde. Verdachte was al meer dan twintig minuten betrokken bij een achtervolging van aangever [slachtoffer01] in zijn Mercedes. Alleen al door uiteindelijk met zijn beide passagiers uit de Volkswagen Polo te stappen en met zijn drieën in de richting van de Mercedes te gaan heeft verdachte willens en wetens het risico aanvaard dat aangever [slachtoffer01] zich daardoor op een strafrechtelijk relevante wijze bedreigd zou voelen. Het eerder gestuurde Snapchatbericht heeft die angst alleen maar vergroot. Niet is gebleken dat aangever [slachtoffer01] heeft gezien dat verdachte een lachgastank vast had toen verdachte richting aangever rende. Het meenemen van die lachgastank bevestigt naar het oordeel van de rechtbank wel het opzet van verdachte op de bedreiging met (minstens) zware mishandeling.
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat hij kort vóór het incident zoals is tenlastegelegd onder feit 1, is mishandeld door verdachte. Tegenover de verklaring van aangever staat de verklaring van verdachte. Hij ontkent ten stelligste dat hij aangever heeft mishandeld. De rechtbank sluit niet uit dat het gegaan is zoals aangever heeft verklaard, maar het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor zijn verklaring. De verklaring van de [getuige01] acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Nu verder bewijs voor de tenlastegelegde mishandeling onder feit 2 ontbreekt, wordt verdachte vrijgesproken ter zake van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 maart 2021 te Oudenbosch , gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met zware mishandeling door die [slachtoffer01] een digitaal bericht te sturen met de tekst “Grote fout, nu moeten mensen slapen”, en als bestuurder van een auto (VW Polo) die [slachtoffer01] als bestuurder van een auto (Mercedes) te beletten verder te rijden, en met onbekend gebleven personen uit de auto te stappen en te gaan in de richting van die nog in zijn auto aanwezige [slachtoffer01] en versneld op die [slachtoffer01] af te lopen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 130 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft een vriendin en een kind. Daarnaast heeft hij uit een vorige relatie nog twee kinderen. Verder is erop gewezen dat verdachte inmiddels 100 dagen in voorarrest heeft gezeten en dat de zaak door de politierechter afgedaan had kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 15 maart 2021 heeft zich midden op de Molenstraat in Oudenbosch een scene afgespeeld die in een misdaadserie niet zou misstaan. Aangever [slachtoffer01] in een Mercedes stationwagen werd door verdachte in een Volkswagen Polo belemmerd door te rijden, waarna verdachte en zijn mededaders midden op de weg uitstapten en met onder andere een lachgastank in de hand richting aangever renden die gelukkig kon ontkomen. Gelet op de beelden van het incident waren diverse inwoners van Oudenbosch de verbijsterde getuigen van dit incident wat naar het oordeel van de rechtbank enkel past in een criminele setting. Dat daarbij door zijn bijrijder ook nog is geschoten kan verdachte niet verweten worden, maar wil de rechtbank niet onvermeld laten.
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank concluderen dat verdachte tegen beter weten in tot en met de zitting vol heeft gehouden dat er eigenlijk niets aan de hand was en dat hij alleen maar is gestopt omdat zijn bijrijder dat aan hem vroeg. Dat verdachte op dat moment in een proeftijd liep van drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk voor een andere geweldsmisdrijf heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden zich opnieuw als een gangster te gedragen. Ook een eerdere gevangenisstraf van 3 jaar heeft blijkbaar geen preventieve werking meer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor deze bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie is. De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank slechts het eerste feit bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om verdachte nog een voorwaardelijke sanctie op te leggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 3 maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 23 december 2019 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen. Tenuitvoerlegging wordt niet opportuun geacht en verdachte zal bij tenuitvoerlegging alles kwijt raken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde
feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: medeplegen van bedreiging met zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 december 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-231299-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
3 maanden gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
-
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opmet ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.