ECLI:NL:RBZWB:2023:5137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5055 en 23_3373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van de Algemene plaatselijke verordening in Roosendaal met betrekking tot straatartiesten

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. Z. Yeral, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De zaak betreft de handhaving van een last onder bestuursdwang die aan de eiser is opgelegd wegens overtreding van artikel 2:9 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Roosendaal. De burgemeester had op 22 juli 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd aan de eiser, die zonder ontheffing trompet speelde in de binnenstad, wat leidde tot klachten van omwonenden. Na een aantal besluiten en een hoorzitting, waarin de burgemeester zijn besluiten verdedigde, heeft de rechtbank de beroepen van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld door de last onder bestuursdwang op te leggen, en dat de inbreuk op de bewegingsvrijheid en artistieke vrijheid van de eiser gerechtvaardigd was in het belang van de openbare orde en de volksgezondheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kosten van de bestuursdwang terecht op de eiser zijn verhaald, en dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd dat de last noodzakelijk was om herhaling van de overtreding te voorkomen. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten 2 en 3 ontvankelijk verklaard, maar het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit besluit zijn rechtsgevolg had verloren door de intrekking van het primaire besluit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/5055 en BRE 23/3373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. Z. Yeral),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,
de burgemeester van de gemeente Roosendaal,
verweerders.

Inleiding

1. In het besluit van 22 juli 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Roosendaal een last onder bestuursdwang aan eiser opgelegd wegens overtreding van artikel 2:9 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Roosendaal (APV).
In het besluit van 15 september 2022 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 22/5055.
2. Op 28 oktober 2022 heeft de burgemeester besloten om het primaire besluit van 22 juli 2022 in te trekken en om aan eiser een nieuwe last onder bestuursdwang op te leggen.
De burgemeester heeft in overweging gegeven om het ingediende beroep op te vatten als mede te zijn gericht tegen het nieuwe primaire besluit van 28 oktober 2022 en om dit beroep tegelijkertijd te behandelen met het lopende beroep.
Ter zitting heeft eiser daarmee ingestemd, waarbij hij heeft verzocht om zijn beroepschrift mede op te vatten als rechtstreeks beroep op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht tegen het besluit van 28 oktober 2022 (bestreden besluit 2). Na de zitting heeft de rechtbank van dat beroep een nieuw dossier aangemaakt, bekend onder zaaknummer BRE 23/3373.
3. Bij besluit van 23 december 2022 heeft de burgemeester de kosten van de bestuursdwang, gemaakt als gevolg van de toegepaste bestuursdwang op 29 oktober 2022, vastgesteld op € 59,33 en heeft hij deze op eiser verhaald. De rechtbank heeft het beroep onder zaaknummer BRE 23/3373 opgevat als mede gericht tegen de kostenbeschikking van 23 december 2022 (bestreden besluit 3).
4. De burgemeester heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft de beroepen op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens verweerders: [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .
6. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

7. Eiser is een man die zonder bekende vaste woonplaats in Roosendaal verblijft.
Bij brief van 26 april 2022 heeft de burgemeester eiser kenbaar gemaakt dat er diverse klachten zijn binnenkomen over het gebruik van een trompet in de binnenstad van Roosendaal. De burgemeester heeft eiser erop gewezen dat hij met het gebruik van zijn trompet artikel 2:9 van de APV overtreedt en dat hij zijn trompet niet meer mag gebruiken in de binnenstad van Roosendaal. De burgemeester heeft daarbij aangegeven dat hij overweegt om een handhavingstraject in te zetten.
Bij besluit van 27 mei 2022 heeft de burgemeester eiser kenbaar gemaakt dat hij heeft geconstateerd dat de overtreding niet is opgeheven. De burgemeester heeft eiser gelast om de overtreding van artikel 2:9 van de APV per direct te beëindigen en beëindigd te houden. De burgemeester heeft tevens vermeld dat hij heeft besloten om een nieuwe overtreding van artikel 2:9 van de APV te doen stoppen door de trompet in beslag te nemen.
Bij besluit van 22 juli 2022 heeft de burgemeester het besluit van 27 mei 2022 ingetrokken en heeft hij een nieuwe last onder bestuursdwang opgelegd. Eiser is aangezegd dat het hem per direct niet is toegestaan om:
in de door de burgemeester aangewezen gebieden (vermeld op bijlage aan het besluit gehecht) aanwezig te zijn terwijl hij in het bezit is van een trompet;
in de door de burgemeester aangewezen gebieden trompet te spelen.
De burgemeester heeft daarbij opgemerkt dat hij met deze last wil voorkomen dat er opnieuw overtredingen van artikel 2:9 van de APV plaatsvinden. De burgemeester heeft aangegeven dat, indien eiser geen gehoor geeft aan de last en dus in de aangewezen gebieden wordt aangetroffen met een trompet (al dan niet spelend), deze direct meegevoerd en opgeslagen zal worden.
Bij bestreden besluit 1 heeft het college het bezwaar van eiser tegen dat besluit ongegrond verklaard en heeft het college het primaire besluit van 22 juli 2022 in stand gelaten.
8. Bij bestreden besluit 2 heeft de burgemeester het besluit van 22 juli 2022 ingetrokken en heeft hij een nieuwe last onder bestuursdwang opgelegd. Eiser is gelast om de overtreding van artikel 2:9 van de APV per direct te beëindigen en beëindigd te houden. Vermeld is daarbij dat eiser dat kan doen door:
niet in de door de burgemeester aangewezen gebieden (vermeld op bijlage aan het besluit gehecht) aanwezig te zijn terwijl hij in het bezit is van een muziekinstrument, te weten een trompet;
in de door de burgemeester aangewezen gebieden, ten behoeve van publiek, als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden.
Vermeld is tevens dat de aanwezigheid van eiser in de aangewezen gebieden zonder muziekinstrument vanzelfsprekend wel is toegestaan. De burgemeester heeft aangegeven dat, indien eiser geen gehoor geeft aan de last en dus in de aangewezen gebieden wordt aangetroffen met een trompet (al dan niet spelend), deze direct meegevoerd en opgeslagen zal worden.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van de beroepen.
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan beroep worden ingesteld tegen een besluit. Onder een ‘besluit’ wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling [1] . In bestreden besluit 1 heeft het college het primaire besluit van 22 juli 2022 in stand gelaten. Het primaire besluit van 22 juli 2022 is nadien echter ingetrokken. Daarmee is ook het rechtsgevolg van bestreden besluit 1 komen te vervallen. De rechtbank is van oordeel dat bestreden besluit 1 dus niet langer een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, en daarmee niet langer kan worden aangemerkt als een (appellabel) besluit in de zin van de Awb.
De beroepen tegen de bestreden besluiten 2 en 3 zijn wel ontvankelijk en zullen hierna inhoudelijk worden getoetst.
10. Beoordeeld dient te worden of de burgemeester op 28 oktober 2022 op goede gronden een last onder bestuursdwang aan eiser heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
11. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester de last onder bestuursdwang zonder begunstigingstermijn per direct heeft laten ingaan en dat dit niet getuigt van een redelijke afweging van belangen. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat er geen sprake is van overlast die door de regelgeving beperkt kan worden. Hij voert aan dat men vrij is om zich op welke tijdstippen dan ook te bewegen in de binnenstad en dat het daarbij ook niet verboden is om geluid te maken. De burgemeester handelt volgens eiser ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser noemt als voorbeeld dat er in de binnenstad veel geluid wordt geproduceerd door uitgaanspubliek en dat daartegen ook niet bestuursrechtelijk wordt opgetreden. Tot slot voert eiser aan dat hij zich afvraagt wanneer bepaalde geluiden als overlast bestempeld kunnen worden en of de geluidniveaus gemeten zijn. In dat verband merkt hij ook op dat uit het dossier niet blijkt van verstoorde nachtrust en dat ook de intensiteit van de klachten niet groot en vrij vaag is.
Overtreding en bevoegdheid
12. De rechtbank dient eerst te beoordelen of de burgemeester terecht heeft vastgesteld dat eiser artikel 2:9 van de APV heeft overtreden. In dat verband dient de vraag te worden beantwoord of eiser, wanneer hij trompet speelt in openbaar gebied, kan worden aangemerkt als een ‘straatartiest’ in de zin van artikel 2:9 van de APV.
13. Het begrip ‘straatartiest’ is in de APV niet nader omschreven. Daarom moet voor de uitleg worden aangesloten bij wat onder het normaal spraakgebruik onder ‘straatartiest’ wordt verstaan.
Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal verstaat onder ‘straatartiest’: acrobaat, sneltekenaar e.d. die zijn beroep op straat uitoefent. Op Wikipedia wordt de ‘straatartiest’ omschreven als: een persoon die, al dan niet als beroep, kunst als bijzondere voorstelling op openbare plaatsen uitoefent. Daarbij is ook vermeld dat de straatartiest geen gebruik maakt van een podium en ook niet van complexe installaties.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester terecht heeft aangenomen dat, wanneer hij op openbare plaatsen zijn trompet bespeelt, hij optreedt als straatartiest, zoals bedoeld in artikel 2:9, eerste lid, van de APV. Dat eiser niet trompettist van beroep is, niet wordt betaald voor zijn optredens en misschien ook niet de intentie heeft om voor publiek op te treden, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang. Artikel 2:9 dient het belang van de openbare orde. In dat belang maakt het niet uit of een straatartiest voor zijn optreden wordt betaald. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift terecht erop gewezen dat hij met de verbodsbepaling van artikel 2:9, eerste lid, van de APV de inwoners van de binnenstad beschermt tegen geluidsoverlast en eventuele verstoorde nachtrust. Het begrip ‘straatartiest’ moet om die reden ruim worden uitgelegd.
14. Dat betekent dat eiser, wanneer hij zonder ontheffing op openbare plaatsen zijn trompet bespeelt, artikel 2:9, eerste lid, van de APV overtreedt.
15. Aanleiding voor bestreden besluit 2 is geweest de melding dat eiser op zaterdag 22 oktober 2022 trompet zou hebben gespeeld in de binnenstad, wat ook door de politie is bevestigd. Dat wordt door eiser niet ontkend. Eiser heeft op die dag dus artikel 2:9, eerste lid, van de APV overtreden. Vast staat ook dat eiser niet beschikt over een ontheffing als bedoeld in artikel 2:9, derde lid, van de APV. De burgemeester moet dan ook bevoegd worden geacht om daartegen handhavend op te treden.
EVRM
16. Eiser heeft een beroep gedaan op zijn recht op bewegingsvrijheid en op zijn artistieke vrijheid om muziek te spelen. Hij heeft een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM [2] en op artikel 2 van het Vierde protocol bij het EVRM.
17. Dat met bestreden besluit 2 een inbreuk wordt gemaakt op de bewegingsvrijheid van eiser en zijn artistieke vrijheid om muziek te bespelen, kan niet worden ontkend. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat deze vrijheden bij hem ook hoog in het vaandel staan, maar dat tegenover die vrijheden de belangen van de inwoners van de binnenstad van Roosendaal staan. Met de inbreuk op de vrijheden van eiser beoogt de burgemeester de volksgezondheid te beschermen, zo heeft hij ook toegelicht. Bestreden besluit 2 geeft er ook blijk van dat de burgemeester oog heeft gehad op de vrijheden die eiser toekomen. De inbreuk op de vrijheden is beperkt tot aangewezen gebieden en tot aanwezigheid in die gebieden terwijl eiser zijn trompet bij zich heeft. Zonder trompet mag eiser zich vrij bewegen en met trompet mag eiser zich vrij bewegen in de gebieden die de burgemeester niet heeft aangewezen. De rechtbank acht de inbreuk op de bewegingsvrijheid en de artistieke vrijheid van eiser onder de gegeven omstandigheden en in het belang van de openbare orde geoorloofd.
Het beroep op artikel 8 van het EVRM en op artikel 2 van het Vierde protocol bij het EVRM slaagt niet.
Evenredigheid
18. Eiser heeft een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel.
19. De burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van zijn handhavingsbevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Voor de beoordeling of de burgemeester een juiste belangenafweging heeft gemaakt, neemt de rechtbank de maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 2 februari 2022 [3] in acht. Bij deze toetsing kunnen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van het (bestreden) besluit een rol spelen.
20. Een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie. Deze moet gericht zijn op het beëindigen van de overtreding en – in dit geval – herstel van de openbare orde. De last onder bestuursdwang moet ook een geschikt middel zijn en moet de overtreder voldoende prikkel geven om herhaling van de overtreding te voorkomen.
De opgelegde last gaat ver. Niet alleen is eiser gelast om in de door de burgemeester aangewezen gebieden niet op zijn trompet te spelen, maar hij mag zijn trompet ook niet bij zich hebben. De burgemeester heeft voorafgaand aan de last echter pogingen ondernomen om met minder vergaande maatregelen te bereiken dat eiser artikel 2:9 van de APV niet meer overtreedt en dat de openbare orde wordt hersteld, maar die pogingen zijn niet geslaagd. Overleg met eiser en eerder opgelegde lasten onder bestuursdwang hebben niet tot het gewenste effect geleid. De burgemeester mocht de in bestreden besluit 2 opgelegde last om die reden een geschikt middel vinden om de overtreding van artikel 2:9 van de APV te doen beëindigen.
21. De burgemeester heeft ook voldoende gemotiveerd dat de last onder bestuursdwang noodzakelijk is. De burgemeester heeft voldoende onderbouwd dat het bespelen van de trompet in de binnenstad tot overlast leidt en dat er veel klachten zijn ingediend. Dat eiser volgens eigen zeggen ook veel mensen een plezier doet met mijn zijn muziek, neemt de overlast voor andere mensen niet weg.
22. Dan ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de opgelegde sanctie een evenwichtige maatregel is. Eiser heeft in dat kader aangevoerd dat aan de opgelegde last onder bestuursdwang ten onrechte geen begunstigingstermijn is verbonden. Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
Dat de burgemeester aan de opgelegde last onder bestuursdwang een begunstigingstermijn van 0 dagen heeft verbonden, acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden niet onredelijk. Uit artikel 5:24 van de Awb volgt dat in de last moet worden beschreven welke herstelmaatregelen de overtreder moet nemen en binnen welke termijn deze moeten worden uitgevoerd. Die termijn moet ook redelijk zijn: niet wezenlijk langer dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen opheffen en niet wezenlijk korter dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen opheffen [4] . Aangezien eiser in dit geval onmiddellijk aan de lastgeving kan voldoen door niet op de door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen aanwezig te zijn met zijn trompet, heeft de burgemeester met een begunstigingstermijn van 0 dagen kunnen volstaan.
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel kan ook niet slagen. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester ook niet handhavend optreedt tegen het uitgaanspubliek dat ook veel geluid produceert. Eiser wordt evenwel niet verweten dat hij veel geluid produceert; eiser wordt verweten dat hij zonder ontheffing als straatartiest optreedt en dat hij daarmee artikel 2:9 van de APV overtreedt.
Dat betekent dat de opgelegde herstelsanctie evenwichtig is.
23. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel kan gelet op het voorgaande niet slagen.
24. De rechtbank is van oordeel dat de last onder bestuursdwang op goede gronden is opgelegd.
Kostenverhaal
25. Aan eiser is bij bestreden besluit 3 een kostenbeschikking toegezonden. In bestreden besluit 3 is toegelicht dat de kosten zijn gemaakt bij de uitvoering van feitelijke bestuursdwang na een geconstateerde overtreding van artikel 2:9 van de APV op 29 oktober 2022 omstreeks 23.00 uur. De kosten hebben volgens de burgemeester in totaal € 59,33 bedragen: € 19,61 voor het uitvoeren van de feitelijke bestuursdwang (20 minuten à uurtarief € 58,84) en € 29.42 voor het opstellen van een rapportage (30 minuten à uurtarief € 58,84) + 21% BTW.
26. Eiser vindt het niet redelijk dat de gemaakte kosten op hem verhaald worden. Eiser stelt zich op het standpunt dat deze moeten worden vergeleken met de kosten voor de inzet van brandweer en politie en dat dergelijke kosten door de overheid moeten worden betaald.
De rechtbank volgt eiser daarin niet. Dat de toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, vloeit rechtstreeks voort uit artikel 5:25, eerste lid, van de Awb. Eiser is in bestreden besluit 2 er ook op gewezen dat de kosten voor het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 5:25 van de Awb op eiser zullen worden verhaald. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de vastgestelde kosten voor het in beslag nemen en meevoeren van de trompet van eiser en het opstellen van een rapportage buitensporig hoog zijn. Ook ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat de kosten in dit geval niet of niet geheel ten laste van eiser zouden moeten komen. De vergelijking die eiser heeft gemaakt met kosten voor de inzet van brandweer of politie, gaat niet op.

Conclusie en gevolgen

27. De beroepen zijn ongegrond.
28. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 125:
Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Een bestuurscommissie bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:21:
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:24:
De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Artikel 5:25:
De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.
Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.
De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.
Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.
Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast binnen vijf jaar nadat de bestuursdwang is toegepast.
Artikel 5:29:
Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.
Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.
Artikel 5:31c:
Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep inzake de beschikking tot toepassing van bestuursdwang of de beschikking tot vaststelling van de kosten echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.
Algemene plaatselijke verordening
Artikel 2:9 (Vertoningen op openbare plaatsen):
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.
De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8 (Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven):
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 2 Vierde protocol bij het EVRM (Vrijheid van verplaatsing):
Een ieder die wettig op het grondgebied van een Staat verblijft, heeft binnen dat grondgebied het recht zich vrijelijk te verplaatsen en er vrijelijk zijn verblijfplaats te kiezen.
Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten.
De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaalde omschreven gebieden, worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving.

Voetnoten

1.artikel 1:3, eerste lid, Awb
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
4.Vgl. uitspraak AbRS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2643