ECLI:NL:RBZWB:2023:5131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
02-118510-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen van contant geld na onvoldoende bewijs van illegale herkomst

In de strafzaak tegen [Verdachte01], geboren in 1985, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 13.300,35. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 11 mei 2022 een grote hoeveelheid contant geld, in totaal € 35.345,35, werd aangetroffen in een voertuig waarin de verdachte zich bevond. De verdachte verklaarde dat hij € 12.000,00 in de koffer had en € 1.300,55 in zijn tas. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte concreet en verifieerbaar was, en dat het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat de verklaring van de verdachte niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was en het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek had verricht naar deze verklaring. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen bedragen aan de verdachte. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/118510-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023
in de strafzaak tegen
[Verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1985 te [geboorteplaats01]
wonende te [woonadres01]
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van € 13.300,35.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. Het geldbedrag is aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer dit bedrag bij zich had. Verdachte heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld en ter onderbouwing hiervan bewijsstukken overgelegd. Deze bewijsstukken stroken echter niet met de verklaring van verdachte. De verklaring is daarom op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Deze verklaring is onderbouwd met bewijsstukken. Het Openbaar Ministerie heeft daar geen verder onderzoek naar gedaan. Er is dus niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat het geld een illegale herkomst had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aantreffen grote hoeveelheid contant geld
Op woensdag 11 mei 2022 heeft de politie een witte Ford Transit met Frans kenteken gecontroleerd. In dit busje zaten drie mannen, onder wie verdachte. Verdachte heeft de laadruimte geopend, waarna hij een koffer die in deze laadruimte lag opende. In deze koffer bleken twee bundels met geld te liggen van in totaal € 20.000,00. Het aantreffen van deze bundels was reden voor de politie om het busje verder te doorzoeken. Onder de bijrijdersstoel werden nog twee geldbundels aangetroffen. Ook in de tas van verdachte en het nektasje van [medeverdachte01] werd een contant geldbedrag aangetroffen. In de tas van verdachte zat een bedrag van € 1.300,55. In totaal is er door de politie
€ 35.345,35 aangetroffen. De rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte over de hoeveelheid geld die van hem was, namelijk € 12.00,00 uit de koffer en het geld in zijn tas. Dat komt ook overeen met het (totaal)bedrag in de tenlastelegging.
Door alle verdachten is verklaard dat zij op weg waren naar Rotterdam om een kleine vrachtauto/transportbusje te kopen. De verklaringen van de verdachten over het doel van de reis roepen bij de rechtbank veel vragen op. De verklaringen lopen op enkele punten ook uiteen. Het is echter niet de bestemming van het geld, maar de herkomst van het geld waarnaar de rechtbank moet kijken bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van witwassen. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van witwassen moeten er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp, in casu een groot contant geldbedrag, van misdrijf afkomstig is. Indien van een dergelijk vermoeden sprake is, mag worden verlangd van verdachte dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dit houdt overigens niet in dat een verdachte aannemelijk moet maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De bewijslast ligt immers bij het Openbaar Ministerie en verdachte hoeft zijn onschuld niet te bewijzen. Indien er sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Met “op voorhand’’ wordt bedoeld: voorafgaand aan eventueel onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de verklaring van de verdachte.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in de zaak van verdachte van dien aard zijn dat hiermee een gerechtvaardigd vermoeden is dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Er is een groot, contant geldbedrag aangetroffen. Het fysieke vervoer van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Bij het contante geld zat onder andere een briefje van € 500,00. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke coupure in het normale betalingsverkeer zelden wordt gebruikt. Het vermoeden is door de verdediging ook niet weersproken.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij € 12.000,00 bij zich had. Dit zat in de koffer die achterin het voertuig is aangetroffen. Ook had hij nog € 1.300,15 in de tas zitten die hij bij zich droeg. Dit geld zou hij grotendeels met zijn werk hebben verdiend. Verdachte zou
€ 4.000,00 van dit totale bedrag van zijn moeder hebben gekregen. Ter onderbouwing van zijn verklaring heeft verdachte op eigen initiatief stukken aan de politie gestuurd via zijn raadsvrouw. Deze onderbouwing bestaat onder andere uit documenten over zijn bedrijf. Ook bevatten deze stukken schriftelijke verklaringen van de moeder, broer en zus van verdachte. Zij schrijven aan verdachte geld te hebben geleend. Op zitting heeft verdachte nog toegelicht dat hij altijd zorgde dat hij rond de € 10.000 van de omzet van zijn winkel thuis had liggen.
Beoordeling
De verklaring van verdachte roept bij de rechtbank veel vraagtekens op. Zo is zijn bedrijfsresultaat niet van een dusdanige omvang dat hij zomaar ruim € 9.000,00 bij elkaar kan sparen. Ook stroken de verklaringen van de zus, broer en moeder van verdachte niet met zijn eerdere verklaring dat verdachte alleen geld van zijn moeder zou hebben ontvangen. Op zitting hiermee geconfronteerd heeft verdachte verklaard dat hij bij zijn moeder woont, dat zijn zus en broer dat geld aan zijn moeder hebben gegeven en dat zijn moeder het totale bedrag aan hem zou hebben gegeven. Verdachte heeft op zitting ook verklaard dat hij de coupure van € 500,00 in zijn winkel heeft ontvangen. Ondanks de vraagtekens bij de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft immers in de kern consistent verklaard en uit de aan de politie gestuurde stukken volgt niet dat de verklaring van verdachte niet kan kloppen.
Dat betekent dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek naar die verklaring had kunnen verrichten. Nu dat niet is gebeurd, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat niet is bewezen dat verdachte het geld heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

5.De overwegingen over het beslag.

5.1
De teruggave aan verdachte
In de auto waarin [Verdachte01] en zijn twee medeverdachten zaten is in totaal een bedrag van
€ 35.345,35 in beslag genomen. Volgens de kennisgeving van inbeslagname (hierna: kvi) eindigend op 13 (p. 8) is daarvan € 1.300,35 onder verdachte in beslag genomen. Daarnaast is voor de zaak van verdachte van belang dat volgens de kvi eindigend op 11, € 20.000,00 uit een koffer in beslag is genomen, waarbij geen beslagene is genoteerd en geen eigenaar. Met een verwijzing naar de vrijspraakoverweging onder 4.3 kan verdachte worden aangemerkt als rechthebbende van (een deelbedrag van) € 12.000,00 uit die koffer. Gelet op die vrijspraak zal de rechtbank de teruggave aan [Verdachte01] gelasten van de € 1.300,35 van de kvi eindigend op 13 en van € 12.000,00 van de kvi eindigend op 11. Ook volgens de verklaring van verdachte zelf is het andere deel van het geld uit de koffer van [medeverdachte02] . In zijn zaak zal de rechtbank bij vonnis van gelijke datum de verbeurdverklaring gelasten van dat andere deel. Het overige geld is volgens de kvi eindigend op 10 respectievelijk 11 aangetroffen onder de bijrijdersstoel en in een nektasje gedragen door [medeverdachte01] . Dat geld behoort naar het oordeel van de rechtbank ook toe aan [medeverdachte01] . In zijn zaak zal de rechtbank bij vonnis van gelijke datum de verbeurdverklaring gelasten van dat overige geld.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* € 12.000,00 van goednummer PL2000-2022120003-2459696;
* € 1.300,35, goednummer PL2000-2022120003-2459698.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 mei 2022, te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, van een of meer geldbedrag(en), te weten in totaal € 13.300,35,-, in elk geval enig geldbedrag,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt;
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )