Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetwitwassen van een bedrag van € 14.045,00. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat hij het geld had gekregen van zijn vrouw en dat het afkomstig was van een gewonnen bedrag via TikTok, maar deze verklaring werd niet ondersteund door bewijs. De rechtbank concludeerde dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond dat het geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 mei 2022 in Halsteren een geldbedrag van € 14.045,00 voorhanden had, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat de medeverdachten wisten of moesten weten dat het geld van de verdachte uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd het in beslag genomen geld verbeurd verklaard.
De rechtbank overwoog dat witwassen een ontwrichtende werking heeft op het financieel en economisch verkeer en dat de verdachte straf verdient. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en die van zijn moeder, en besloot tot een voorwaardelijke straf om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zou gaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.