ECLI:NL:RBZWB:2023:5130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
02/118508-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetwitwassen met verbeurdverklaring van contant geld

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetwitwassen van een bedrag van € 14.045,00. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat hij het geld had gekregen van zijn vrouw en dat het afkomstig was van een gewonnen bedrag via TikTok, maar deze verklaring werd niet ondersteund door bewijs. De rechtbank concludeerde dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond dat het geld van misdrijf afkomstig was.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 mei 2022 in Halsteren een geldbedrag van € 14.045,00 voorhanden had, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat de medeverdachten wisten of moesten weten dat het geld van de verdachte uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd het in beslag genomen geld verbeurd verklaard.

De rechtbank overwoog dat witwassen een ontwrichtende werking heeft op het financieel en economisch verkeer en dat de verdachte straf verdient. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en die van zijn moeder, en besloot tot een voorwaardelijke straf om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zou gaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/118508-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1989 te [woonplaats01] ( [geboorteland01] )
wonende te [adres01] ( [postcode01] ) [stad01] ( [land01] )
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van € 14.045,00.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. Het geldbedrag is aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer dit bedrag bij zich had. Verdachte heeft voorts een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld en ter onderbouwing hiervan bewijsstukken overgelegd. Deze bewijsstukken stroken echter niet met de verklaring van verdachte. De verklaring is derhalve op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Deze verklaring is onderbouwd met bewijsstukken. Er kan niet worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aantreffen grote hoeveelheid contant geld
Op woensdag 11 mei 2022 heeft de politie een witte Ford Transit met Frans kenteken gecontroleerd. In dit busje zaten drie mannen, onder wie verdachte. [medeverdachte01] heeft de laadruimte geopend, waarna hij een koffer die in deze laadruimte lag opende. In deze koffer bleken twee bundels met geld te liggen. Het aantreffen van deze bundels was reden voor de politie om het busje verder te doorzoeken. Onder de bijrijdersstoel werden nog twee geldbundels aangetroffen van in totaal € 9.000,00. Ook in het nektasje van verdachte en de tas van [medeverdachte01] werd een contant geldbedrag aangetroffen. In het nektasje van verdachte zat een bedrag van € 5.045,00. In totaal is er door de politie
€ 35.345,35 aangetroffen.
De rechtbank gaat ervan uit dat het bedrag van € 9.000,00 dat onder de bijrijdersstoel is aangetroffen van verdachte is nu hij op de bijrijdersstoel zat en hij heeft verklaard dat hij zijn geld onder de stoel had liggen. Nu het bedrag van € 5.045,00 in een nektasje is aangetroffen dat verdachte droeg en verdachte heeft verklaard dat hij in totaal veertien à vijftienduizend euro bij zich had, gaat de rechtbank ervan uit dat het geld in het tasje ook van verdachte was. Dat komt ook overeen met het (totaal)bedrag van € 14.045, 00 in de tenlastelegging.
Door alle verdachten is verklaard dat zij op weg waren naar Rotterdam om een kleine vrachtauto/transportbusje te kopen. De verklaringen van de verdachten over het doel van de reis roepen bij de rechtbank veel vragen op. De verklaringen lopen op enkele punten ook uiteen. Het is echter niet de bestemming van het geld, maar de herkomst van het geld waarnaar de rechtbank moet kijken bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van witwassen. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van witwassen moeten er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp, in casu een groot contant geldbedrag, van misdrijf afkomstig is. Indien van een dergelijk vermoeden sprake is, mag worden verlangd van verdachte dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dit houdt overigens niet in dat een verdachte aannemelijk moet maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De bewijslast ligt immers bij het Openbaar Ministerie en verdachte hoeft zijn onschuld niet te bewijzen. Indien er sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Met “op voorhand’’ wordt bedoeld: voorafgaand aan eventueel onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de verklaring van de verdachte.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in de zaak van verdachte van dien aard zijn dat hiermee een gerechtvaardigd vermoeden is dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Er is een groot, contant geldbedrag aangetroffen. Het fysieke vervoer van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Het vermoeden is door de verdediging ook niet weersproken.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in totaal ongeveer € 14.000,00 à € 15.000,00 bij zich had. Een bedrag € 9.000,00 / € 10.000,00 zou hij hebben gekregen van zijn vrouw. De broer van zijn vrouw zou dit geld gewonnen hebben via TikTok. Ook zou verdachte
€ 6000,00 van zijn bankrekening af hebben gehaald. Ter onderbouwing van zijn verklaring heeft verdachte op eigen initiatief stukken aan de politie gestuurd via zijn raadsvrouw. Deze stukken bestaan uit een schriftelijke verklaring van de vrouw van verdachte waarin staat dat zij € 10.200,00 euro aan verdachte heeft gegeven en een schriftelijke verklaring van de heer [naam01] waarin staat dat hij € 3.800,00 aan verdachte heeft geleend. Als bewijs hiervan zijn rekeningafschriften van zijn vrouw en [naam01] toegevoegd.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de aangeleverde stukken volgt dat de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft gegeven over de herkomst van het geld niet kan kloppen. In de verklaring van de vrouw van verdachte staat niets over enige gift van haar broer, noch dat er geld zou zijn gewonnen via TikTok. Dat had wel verwacht mogen worden gelet op de verklaring van verdachte bij de politie. Ook zijn verklaring dat hij het deel van het geld dat hij niet van zijn vrouw heeft ontvangen van zijn bankrekening heeft gehaald, wordt door de stukken niet bevestigd. Integendeel, er zijn slechts afschriften van de rekening van zijn vrouw overgelegd. Op zitting heeft de raadsvrouw toegelicht dat uit die afschriften moet blijken dat verdachte samen met zijn vrouw wel over geld kon beschikken, maar dat is geen ondersteuning voor de specifieke verklaring van verdachte bij de politie. Gelet op die verklaring mocht verwacht worden dat verdachte afschriften van zijn eigen rekening via zijn raadsvrouw had opgestuurd. Tot slot heeft verdachte bij de politie juist niet gesproken over een lening noch over de heer [naam01] . De verklaring van [naam01] is pas bij de opgestuurde stukken ter verificatie ingebracht.
Gelet op de tegenstrijdigheden tussen de politieverklaring van verdachte en de door hem aangeleverde stukken is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en verdachte dit wist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat opzetwitwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden, zoals hierna onder 4.4 weergegeven. Niet bewezen kan worden dat de medeverdachten wisten of moesten weten dat het geld van verdachte uit een misdrijf afkomstig was. Van medeplegen zal rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 mei 2022, te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, een geldbedrag, te weten in totaal € 14.045,-, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen gevangenisstraf op te leggen die langer is dan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim 14.000,-- euro. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde en verdachte verdient daarom straf. Bovendien wordt door witwaspraktijken de onderliggende criminaliteit in stand gehouden en bevorderd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de straffen die doorgaans in dit soort zaken worden opgelegd. In beginsel rechtvaardigt het feit zoals door verdachte gepleegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het voorarrest van verdachte overstijgt. De rechtbank ziet echter reden om hiervan af te wijken. Zo is het feit, hoewel de redelijke termijn niet is geschonden, van enige tijd geleden en is niet gebleken dat verdachte opnieuw de fout in is gegaan. Ook heeft de rechtbank begrepen dat de gezondheidssituatie van zowel verdachte als zijn moeder niet goed is. Verdachte heeft een bedrijfsongeval gehad en is om die reden niet langer in staat om te werken en hij verzorgt zijn moeder deels. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dan ook niet alleen verdachte maar ook zijn moeder raken. Wel acht de rechtbank het van belang om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte zich twee keer bedenkt voordat hij nogmaals een dergelijk feit pleegt.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen geld dat is aangetroffen onder de bijrijdersstoel en in het nektasje van verdachte behoort toe aan verdachte en het strafbare feit is begaan met betrekking tot dat geld. Daarom zal de rechtbank dit geld verbeurd verklaren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

opzetwitwassen

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig dagen, waarvan zevenentwintig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
* € 9000,00, goednummer PL2000-2022120003-2459692;
* € 5045,00, goednummer PL2000-2022120003-2459697.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.