ECLI:NL:RBZWB:2023:510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_51
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering door het UWV. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het UWV had op 16 februari 2021 de aanvraag afgewezen en dit besluit bleef in stand na het bezwaar van eiseres op 31 december 2021. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de WIA-aanvraag aan de hand van de arbeidskundige beroepsgrond van eiseres. Eiseres heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen het medische oordeel van de verzekeringsarts. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132) heeft gebruikt voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Eiseres betoogde dat deze functie niet had mogen worden gebruikt, maar de rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige de functie medewerker beheer binnen dezelfde SBC-code correct heeft geselecteerd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de aanvraag om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Wel moet het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 837,- betalen, omdat het besluit van 31 december 2021 pas in beroep voldoende gemotiveerd was. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure, omdat het bestreden besluit niet is herroepen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/51

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 16 februari 2021 de aanvraag om de WIA-uitkering per 14 januari 2021 afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 31 december 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering per 14 januari 2021 omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Zij doet dat aan de hand van de arbeidskundige beroepsgrond van eiseres. Eiseres heeft tegen het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) geen beroepsgronden aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende feiten. Eiseres is sinds 26 oktober 2009 werkzaam als verkoopmedewerkster bij de [naam werkgever] voor 16 uur per week. Op 25 januari 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld met psychische klachten. Nadat eiseres tussen haar ziekteperiodes door ook nog een Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) in verband met zwangerschapsklachten en een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg
(WAZO-uitkering) heeft ontvangen, bereikt zij op 14 januari 2021 het einde van de wachttijd voor de WIA-uitkering. Naar aanleiding van haar aanvraag om een WIA-uitkering volgt de besluitvorming zoals omschreven bij punt 1 en 1.1.
Heeft het UWV terecht de SBC-code 315132 (archiefmedewerker) ten grondslag gelegd aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage?
4. Eiseres voert aan dat de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132) niet ten grondslag gelegd had mogen worden aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft deze functie juist laten vervallen in zijn rapport van 23 december 2021 onder 9.3.2, omdat een diploma op MBO-niveau 2 vereist is. Aangezien deze functie vervallen is, blijven er nog maar twee functies over en dat aantal voldoet niet aan de minimumeis van drie functies als omschreven in het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten. Eiseres is dus volledig arbeidsongeschikt.
4.1
Het UWV heeft in zijn verweerschrift van 13 juli 2022 toegelicht dat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 23 december 2021 binnen de SBC-code 315132 archiefmedewerker de functie medewerker medisch archief heeft laten vervallen en een andere functie, namelijk medewerker beheer, binnen dezelfde SBC-code heeft geselecteerd. Ter onderbouwing stuurt het UWV de stukken uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) mee. Daarbij licht de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 27 oktober 2022 nog eens extra toe dat archiefmedewerker de naam van de SBC-code is en niet een functie op zich. Binnen de SBC-code 315132 (archiefmedewerker) vallen meerdere functies.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de functie archiefmedewerker
(SBC-code 315132) ten grondslag heeft gelegd aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat het UWV pas in het verweerschrift van 13 juli 2022 heeft toegelicht dat het om verschillende functienamen gaat die vallen onder de overkoepelende functienaam dan wel naam van SBC-code 315132. De arbeidsdeskundige b&b mocht de functie medewerker beheer, die ook valt binnen SBC-code 315132, selecteren. Voor deze functie is, volgens de arbeidsmogelijkhedenlijst van
23 december 2021, geen diploma op MBO-niveau 2 vereist.
4.3
Het besluit van 31 december 2022 is pas in beroep voorzien van een deugdelijke arbeidskundige onderbouwing. In zoverre is het besluit van 31 december 2022 in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan aan dit motiveringsgebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het is niet aannemelijk dat de belanghebbende door het motiveringsgebrek is benadeeld omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt blijft. Daarom passeert de rechtbank het gebrek en wordt het beroep ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de aanvraag om een
WIA-uitkering heeft afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het
UWV moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Dit omdat het besluit van 31 december 2021 pas in beroep voldoende is gemotiveerd. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen.
5.1
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt in totaal € 837,-.
5.2
Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van de kosten van de bezwaarprocedure. Artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend worden vergoed voor zover het in bezwaar bestreden besluit wordt herroepen. Hiervan is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 25 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.