ECLI:NL:RBZWB:2023:5096

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot intrekken exploitatievergunning door burgemeester

Op 7 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland om haar exploitatievergunning in te trekken. De burgemeester had op 3 april 2023 het besluit genomen om de vergunning in te trekken, waarna verzoekster een voorlopige voorziening vroeg. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigden van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester de vergunning niet in redelijkheid had kunnen intrekken. Hij concludeerde dat de vergunning in wezen was verleend aan [naam vertegenwoordiger 2] en dat de burgemeester had moeten navragen voor wie de aanvraag was ingediend. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en bepaalde dat [naam vertegenwoordiger 2] gebruik mocht maken van de vergunning. Tevens gaf hij de burgemeester in overweging om de opgelegde last onder dwangsom te herroepen. De burgemeester werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2985 HOREC
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekers] , uit [vestigingsplaats verzoekers] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en

de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland, de burgemeester

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 april 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de intrekking van de exploitatievergunning. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] , de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester en namens de burgemeester [naam vertegenwoordiger 3] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekster of de burgemeester de exploitatievergunning in redelijkheid heeft kunnen intrekken.
2 Feiten en omstandigheden
Op 15 mei 2022 heeft [naam betrokkene] (hierna: [naam betrokkene] ) ter attentie van [naam vertegenwoordiger 2] een exploitatievergunning aangevraagd.
De burgemeester heeft op 12 oktober 2022 een exploitatievergunning verleend voor het exploiteren van een pension aan [naam betrokkene] op de locatie [adres] te [plaats].
De burgemeester heeft op 23 februari 2023 het voornemen kenbaar gemaakt om de exploitatievergunning in te trekken op grond van artikel 1:5 en 1:6, onder b en d, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: APV).
De burgemeester heeft met het bestreden besluit de exploitatievergunning ingetrokken.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 10 mei 2023.
De burgemeester heeft op 25 mei 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres wegens het exploiteren van een openbare inrichting zonder vergunning van de burgemeester. Na controles op 9 juni 2023 en 16 juni 2023 heeft de burgemeester geconstateerd dat eiseres het pand nog steeds exploiteert zonder vergunning, waardoor tweemaal een dwangsom van € 5.000,- is verbeurd.
3 Heeft de burgemeester de exploitatievergunning in redelijkheid kunnen intrekken?
3.1
Verzoekster heeft betoogd dat de vergunning is verleend aan [naam vertegenwoordiger 2] , als eigenaresse van eiseres. Uit de aanvraag blijkt duidelijk dat de vergunning voor haar is aangevraagd. De burgemeester heeft de verlening van de vergunning ook naar eiseres toegezonden. De vergunning is ten onrechte ingetrokken.
3.2
De burgemeester heeft aangevoerd dat de vergunning is verleend op naam van [naam betrokkene] . De vergunning is persoonlijk, waardoor eiseres geen gebruik kan maken van de vergunning. Nu is gebleken dat de vergunning op de verkeerde naam is verleend en [naam betrokkene] geen gebruik maakt van de vergunning, kon de vergunning worden ingetrokken.
3.3
Op grond van artikel 1:5 van de APV is de vergunning of ontheffing persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald. Op grond van artikel 1:6, onder b en d, van de APV kan de vergunning of ontheffing worden ingetrokken of gewijzigd als op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist of als van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn.
3.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de exploitatievergunning niet in redelijkheid heeft kunnen intrekken. Gelet op de aanvraag en de gehele procesverleden was het duidelijk de bedoeling geweest om de aanvraag namens [naam vertegenwoordiger 2] als eigenaresse van eiseres, in te dienen. Bij de burgemeester had bekend moeten zijn dat het niet de bedoeling was om de vergunning aan te vragen voor [naam betrokkene] , maar voor [naam vertegenwoordiger 2] Dit ligt namelijk in lijn met eerdere beslissingen van de burgemeester omtrent het gebruik van de panden door eiseres. Voor zover de burgemeester stelt dat de vergunning niet op naam van [naam vertegenwoordiger 2] is aangevraagd, had het op de weg van de burgemeester gelegen om navraag te doen naar de vraag voor wie de aanvraag voor de vergunning ingediend had moeten zijn. De burgemeester had dit bij zowel [naam betrokkene] als [naam vertegenwoordiger 2] kunnen informeren. Het niet navragen betreft een tekortkoming van de burgemeester, die heeft geleid tot de verwarring voor wie de vergunning is verleend. De vergunning had verleend moeten worden op de naam van [naam vertegenwoordiger 2] . De intrekkingsgronden van artikel 1:6, onder b en d, van de APV zijn om die reden niet van toepassing. De vergunning is in wezen verleend aan [naam vertegenwoordiger 2] en zij maakt daarvan ook gebruik.
3.5
Omdat schorsing van het bestreden besluit er niet toe leidt dat de vergunning op naam van eiseres komt te staan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat [naam vertegenwoordiger 2] gebruik mag maken van de vergunning als ware adressant van de vergunning.
3.6
De burgemeester heeft naar aanleiding van de intrekking van de exploitatievergunning een last onder dwangsom opgelegd wegens het exploiteren van het pension zonder een daartoe benodigde vergunning en inmiddels geconstateerd dat eiseres tweemaal een dwangsom van € 5.000,- heeft verbeurd. Nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat de burgemeester de vergunning niet in redelijkheid heeft kunnen intrekken, geeft de voorzieningenrechter de burgemeester in overweging om de opgelegde last onder dwangsom te herroepen of (nog) niet over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen.

Conclusie en gevolgen

4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na de beslissing op bezwaar of twee weken nadat een besluit is genomen op het verzoek om een nieuwe vergunning. De voorzieningenrechter bepaalt daarbij dat [naam vertegenwoordiger 2] van de vergunning gebruik mag maken als ware adressant van de vergunning tot twee weken na de beslissing op bezwaar of twee weken nadat een besluit is genomen op het verzoek om een nieuwe vergunning. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester in overweging om de last onder dwangsom te herroepen of (nog) niet over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen.
4.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en is verschenen op zitting. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.
4.3
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023 door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier.
De voorzieningenrechter is buiten sta0at de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.