ECLI:NL:RBZWB:2023:5094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
02/090066-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van (verlengde) invoer van 450 kilogram cocaïne met gevangenisstraf van 40 maanden

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 450 kilogram cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 en 14 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de verlengde invoer van cocaïne, wat blijkt uit bewijsmiddelen zoals camerabeelden, chats op telefoons en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor zijn rol in de zaak.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 9 april 2022 te Ritthem opzettelijk ongeveer 450 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de samenleving mee. De verdediging had gepleit voor een lichtere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de zaak en de betrokkenheid bij de georganiseerde drugshandel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De tijd in voorarrest wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/090066-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
wonende [woonadres]
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam
hierna aangeduid als [verdachte] of verdachte.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 20 juli 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 450 kilogram cocaïne;
subsidiair: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne;
meer subsidiair: zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen wederrechtelijk verblijven op een haventerrein van ZZC en zich de toegang tot dit terrein verschaffen door middel van braak.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van ongeveer 450 kilogram cocaïne. Vier verdachten zijn aangetroffen op het terrein van ZZC. Dit moeten de personen zijn geweest die op de camerabeelden te zien zijn. Uit de chats op de aangetroffen telefoons valt de link tussen verdachten en de in de loods aangetroffen cocaïne af te leiden. Voor [verdachte] is er nog een extra link door het huren van een Volkswagen Transporter. Voor [medeverdachte 1] geldt dat hij blijkens de berichten op de onder hem in beslag genomen telefoon op de uitkijk heeft gestaan. Verklaringen van verdachten zijn uitgebleven, of zijn onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig. Gelet op de aangetroffen kar en de sporttassen, is het de bedoeling geweest om de cocaïne in te laden en verder te vervoeren, waardoor sprake is van verlengde invoer. Bij alle verdachten moet ten minste voorwaardelijk opzet daartoe aanwezig zijn geweest en gelet op de nauwe en bewuste samenwerking en het gewicht van ieders rol bij die samenwerking, is er sprake van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De verdediging stelt dat niet voldoende uit het dossier blijkt dat de container uit het buitenland kwam. Voorts was er aan de zijde van verdachte geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de invoer van cocaïne. Verdachte heeft geen wetenschap gehad van de cocaïne en was niet op de hoogte van de inhoud van de sporttassen en de pakketten. Er kan ook geen link worden gelegd tussen de aanwezigheid van verdachte op het terrein en de cocaïne. Niet is vastgesteld dat verdachte deel heeft genomen aan de diverse chatgroepen in de app Signal en voorts is niet gebleken dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die de Volkswagen Transporter heeft gehuurd. Tot slot is er geen sprake geweest van medeplegen nu onvoldoende kan worden aangetoond dat er sprake is geweest van een intensieve samenwerking en een gewichtige bijdrage aan de zijde van verdachte.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak van de tenlastegelegde inklimming bepleit, nu daarvoor geen bewijs in het dossier aanwezig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feitelijke gang van zaken
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken het volgende komen vast te staan.
In de nacht van 8 op 9 april 2022 wordt een medewerker van ZZColdstores (hierna: ZZC), gelegen aan de Denemarkenweg 18 te Ritthem, rond 03.05 uur gebeld door de beveiliging dat er een inbraakalarm is afgegaan op het terrein. Dit alarm is afgegaan bij het hekwerk alsmede in de zone van dock 8. Rond 03.20 uur komen de eerste opsporingsdiensten het terrein van ZZC op. De verbalisanten constateren dat de roldeur van laaddock 8 is geforceerd. Als zij dichterbij komen zien zij na enige tijd voeten en benen bij de roldeur. Verbalisanten, die aan de andere kant van de loods staan, zien kort daarna vier personen wegrennen vanaf de loods. Na een achtervolging worden omstreeks 04.00 uur [verdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden. [verbalisant 1] ziet dat de beide verdachten hun telefoon op de grond gooien alvorens zij kunnen worden aangehouden. Deze telefoons zijn in beslag genomen
.[verbalisant 2] ziet omstreeks 04.15 uur [medeverdachte 1] in het gras liggen op een nabijgelegen dijk aan de Europaweg Noord. [medeverdachte 1] probeert nog te vluchten, maar wordt ook aangehouden. In de buurt van de plek waar [medeverdachte 1] werd aangehouden, wordt eveneens een telefoon inbeslaggenomen. Bij het onderzoeken van het terrein treffen verbalisanten van het Team Bijzondere Bijstand Douane in een loods bij de roldeur van laaddock 8 vervolgens een rolkar aan met sporttassen met hierin pakketten. In een koelcel in de loods liggen nog diverse (al dan niet gevulde) sporttassen, lege bananendozen, pakketten en trackers. Op de pakketten staat een afbeelding van een beer met de tekst “Oso”. De bananendozen zijn van het merk Boni Bananas met het [nummer] , waarbij op de doos staat vermeld ‘product of Ecuador’. In en nabij de loods worden nog diverse goederen aangetroffen zoals een slijpmachine van het merk “Milwaukee”, hoofdlampen, een schroevendraaier, diverse koevoeten, zwarte handschoenen, twee autokrikken en een zaklamp.
In de vroege ochtend worden door een verbalisant, samen met de eigenaar van ZZC, camerabeelden uitgekeken. Er wordt gezien dat er tussen 02.44 en 03.05 uur niet vier maar vijf mannen op de beelden te zien zijn. Nadat het terrein nogmaals wordt doorzocht, wordt [medeverdachte 3] samen met [medeverdachte 4] omstreeks 07.49 uur aangehouden. Zij zitten verstopt achter pallets gelegen onder een overkapping bij het containerplein, aan de achterzijde van de loodsen. De bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aangetroffen telefoon is kapot.
Door [getuige 1] wordt verklaard dat hij omstreeks 02.15 uur op 9 april 2022 drie voertuigen heeft gezien die voor hem reden onder viaduct Engelandweg in de nabijheid van ZZC. Een van deze voertuigen betrof volgens de getuige een Volkswagen Transporter bus dan wel een witte Ford Transit. Een week na de inbraak bij ZZC, op 17 april 2022, wordt een witte Volkswagen Transporter bus aangetroffen in Vlissingen. De oorspronkelijke kentekenplaat van de Volkswagen Transporter, zijnde [kenteken 1] , ontbreekt. In de bus wordt een mobiele telefoon aangetroffen. Deze bus blijkt op 1 april 2022 op naam van [verdachte] te zijn gehuurd.
Tot slot wordt op 11 april 2022 nog een telefoon van het merk Oppo gevonden in het centrum van Middelburg. De telefoon bevat berichten waaruit kan worden afgeleid dat de eigenaar van de telefoon is ontsnapt en in de nacht van 9 april 2022 wil worden opgehaald.
Van de in totaal 450 in de loods aangetroffen pakketten, worden er willekeurig 32 getest. Twee monsters worden indicatief getest en testen positief op cocaïne. Door het Douane Laboratorium wordt in alle van de 30 onderzochte monsters cocaïne aangetroffen. Het gemiddeld netto gewicht van deze 30 pakketten is 999,95 gram. Er kan dan ook worden vastgesteld dat de op 9 april 2022 aangetroffen 450 pakketten bij ZZC ongeveer 449,98 kilogram cocaïne bevatten.
Op de vier in beslag genomen telefoons die konden worden onderzocht, worden in de app Signal meerdere chats aangetroffen die duiden op afspraken en andere (voorbereidings)handelingen ten behoeve van het uithalen van verdovende middelen.
Betrokkenheid en rol [verdachte]
ontkent dat hij wetenschap had van de in de loods aangetroffen cocaïne en heeft verder geen verklaring willen afleggen omtrent de reden van zijn aanwezigheid op het terrein. [verdachte] ontkent ook dat hij de Volkswagen Transporter heeft gehuurd die is aangetroffen in Vlissingen op 17 april 2022 en dat hij onderdeel heeft uitgemaakt van de verschillende chatgroepen over de inbraak bij ZZC en het uithalen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bevindingen van de verbalisanten leidt de rechtbank af dat de verbalisanten, die omstreeks 03.20 uur ter plaatse komen bij ZZC en zich bevinden bij de roldeur van laaddock 8, na enige tijd voeten en benen zien bewegen bij deze roldeur. De roldeur bevindt zich in terminal (loods) 1. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat om 03.59 uur het alarm van loopdeur 4 aan de achterkant van terminal 1 wordt geactiveerd. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die aan de achterkant van deze loods staan, zien vervolgens vier personen uit de richting van de loods komen rennen. De verbalisanten hadden goed zicht op de omgeving en hadden tot dan toe nog geen personen op het terrein gezien. Ook een auto van de Douane die met zoeklichten voorbij was gereden, had tot op dat moment nog geen personen aangetroffen. De verbalisanten zetten de achtervolging in en de vier personen vluchten. Nadat er een waarschuwingsschot is gelost, stoppen twee mannen met rennen. Dit zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] en zij worden om 04.00 uur aangehouden.
Gezien het bovenstaande kan het dan ook niet anders dan dat [verdachte] een van de vier personen is die uit de loods komt gerend.
Bij deze aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 2] wordt door [verbalisant 1] waargenomen dat zij allebei hun telefoon op de grond gooien alvorens zij worden aangehouden. Er zijn ook twee telefoons aangetroffen op de grond in de buurt van [verdachte] en [medeverdachte 2] . Een van de telefoons is nog uit te lezen en krijgt de [beslagcode] . Uit onderzoek van deze telefoon blijkt dat het gebruikte profiel op de chatapplicatie Signal was genaamd “ [accountnaam 1] ”. In deze telefoon staan chatgesprekken en groepchats inzake het treffen van voorbereidingen voor het uithalen van verdovende middelen, onder andere het regelen van een auto en een busje met valse kentekenplaten. Uit deze chats blijkt dat “ [accountnaam 1] ” degene is die de valse kentekenplaten alsmede het busje zal gaan regelen. Ook staat er een groepschat in Signal genaamd “ [accountnaam 3] ”, waar “ [accountnaam 1] ” ook lid van is. Deze groep vangt aan op 8 april 2022 om 23:59 uur en eindigt op zaterdag 9 april 2022 om 01:58 uur. In deze groep wordt gesproken over de bananendozen die moeten worden gezocht en wordt er een afbeelding van de gezochte doos met etiket toegezonden. Tevens vindt er op 9 april 2022 een chatgesprek plaats tussen “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 2] ” waarbij door “ [accountnaam 2] ” wordt gesproken over “blokken”. De rechtbank weet ambtshalve dat in versluierde taal met “blokken” veelal cocaïne wordt bedoeld. Ook wordt tussen “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 2] ” de taakverdeling besproken waarbij er door personen tassen worden gevuld en andere personen de dozen zullen leegmaken. Tevens geeft “ [accountnaam 1] ” aan dat alles zal worden bezorgd.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de telefoon die op de grond is gevonden, de telefoon van [verdachte] is en dat hij dan ook kan worden aangemerkt als de gebruiker van het Signalaccount “ [accountnaam 1] ”. Ter toelichting hierop het navolgende.
In het proces-verbaal bevindingen van de chatgegevens van de telefoon met [beslagcode] zijn een aantal chats opgenomen die door de gebruiker van het Signalaccount “ [accountnaam 1] ” zijn verzonden. Een van deze chats heeft plaatsgevonden tussen “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 2] ”. Deze chat vangt aan op 24 maart 2022 om 12:05 uur en eindigt op 9 april 2022 om
01:20 uur. In deze chat schrijft “ [accountnaam 1] ” op 1 april om 05.29 pm (17.29 uur dus) dat hij binnen een uur een Volkswagen Transporter ophaalt. Vervolgens stuurt “ [accountnaam 1] ’’ om 06.29 pm (18.29 uur dus) een foto van een witte Volkswagen Transporter door. Uit het proces-verbaal verstrekking en onderzoek Enjoy Car Rental blijkt dat er op 1 april 2022 om 18:25 uur een witte Volkswagen Transporter bus is gehuurd. De persoon die deze Transporter heeft gehuurd heeft zich gelegitimeerd met een rijbewijs. Dit rijbewijs stond op naam van [verdachte] . Ook het huurcontract is aangegaan op naam van [verdachte] en zijn eigen adresgegevens zijn opgenomen in het huurcontract. Daarnaast zijn er beelden van het verhuurbedrijf van Enjoy Car Rental van 1 april 2022 waarop de huurder van de witte Volkswagen Transporter te zien is. [verbalisant 5] vergelijkt de persoon op de beelden met een foto van [verdachte] en komt tot de conclusie dat beide personen erg op elkaar lijken. Tot slot heeft verdachte bij de politie op 9 april 2022 verklaard dat hij laatst in Rotterdam een transportbusje heeft gehuurd. De eigenaar van de Transporter, Enjoy Car Rental, is een bedrijf dat gevestigd is in Rotterdam. Ook noemt “ [accountnaam 1] ” in een chat met “ [accountnaam 2] ” het [kenteken 2] , een kenteken dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen. De rechtbank stelt dan ook vast, gezien het voorgaande, dat het [verdachte] is geweest die op 1 april 2022 de witte Volkswagen Transporter heeft gehuurd met [kenteken 3] .
Door Enjoy Car Rental wordt de Transporter op 17 april 2022 via het GPS systeem getraceerd in Vlissingen. Zij meldt dit aan de politie en als de politie op 17 april de bus onderzoekt treffen zij o.a. een telefoon, donkerkleurige handschoenen en kentekenplaten aan. Een van deze aangetroffen kentekenplaten, zijnde de kentekenplaat met het [kenteken 2] , wordt door “ [accountnaam 1] ” genoemd in het chatgesprek dat hij op 1 april 2022 heeft met “ [accountnaam 2] ” over valse kentekenplaten. Ook heeft [getuige 1] een witte Transporter dan wel Ford Transit gezien in de nacht van 9 april 2022 die vermoedelijk richting het havengebied afsloeg. Gezien het feit dat de Transporter daarnaast op 9 april 2022 is uitgepeild in de omgeving van ZZC kan het niet anders dan dat deze Transporter is betrokken bij de inbraak bij ZZC op 9 april 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] dan ook de huurder van de Transporter geweest en tevens de gebruiker van het Signalaccount “ [accountnaam 1] ”. Hiermee staat voor de rechtbank ook vast dat [verdachte] als “ [accountnaam 1] ” heeft deelgenomen aan chats over de voorbereiding en uitvoering van de inbraak alsmede het regelen van valse kentekenplaten. Ook is [verdachte] in de loods geweest en heeft hij meegeholpen met het in- en uitpakken van de cocaïne. Het Signalaccount “ [accountnaam 1] ” van [verdachte] was immers ook lid van de chatgroep “Binnen” en heeft met “ [accountnaam 2] ” gesproken over de taakverdeling inzake het uitpakken van bananendozen, het vullen van tassen, het opletten dat er niemand een blok in zijn jas steekt en de bezorging.
Opzet verlengde invoer van 450 kilogram cocaïne
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende vast is komen te staan dat er sprake is van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 450 kilo cocaïne. De lading cocaïne is gevonden in een aantal dozen met bananen. Uit de bijgevoegde foto’s bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] blijkt dat op de bananendozen vermeld staat dat deze afkomstig zijn uit Ecuador. Dit komt ook overeen met de Bill of Lading van 18 maart 2022 die zich in het dossier bevindt en waarin is opgenomen dat het gaat om bananen afkomstig uit Ecuador. Ook betreft het merk bananen, “Boni bananas”, zijnde het merk waarvan de dozen leeggehaald en verspreid door de loods worden aangetroffen door verbalisanten. Tot slot is het een feit van algemene bekendheid dat bananen niet in Nederland gekweekt worden en altijd worden ingevoerd uit landen met een warmer klimaat.
Uit de tekst van artikel 1, vierde lid juncto artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet blijkt wat onder de (verlengde) invoer van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken. Dit betekent dat onder verlengde invoer ook kan worden verstaan het vervoeren van de lading vanuit de haven naar een onbekende bestemming.
Gezien het feit dat in de loods een steekkar met daarop diverse sporttassen is aangetroffen en er nog lege sporttassen in de loods zijn aangetroffen, verbindt de rechtbank aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen van verdachten erop gericht is geweest om een grote partij cocaïne over te laden. Dit blijkt ook uit de chats die zijn aangetroffen op de telefoon met de [beslagcode] die is aangetroffen in de buurt van [verdachte] en [medeverdachte 2] . Hierin wordt in de chat die het Signalaccount “ [accountnaam 1] ” heeft met een andere persoon genaamd “ [accountnaam 2] ” gesproken over “blokken”. De rechtbank weet ambtshalve dat hier in versluierde taal veelal cocaïne mee wordt bedoeld. Daarnaast geeft “ [accountnaam 1] ” aan dat alles compleet zal worden bezorgd. Gezien de chats en gezien het feit dat met het gebruik van voornoemde spullen, de steekkar en de sporttassen, wordt beoogd het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de cocaïne, stelt de rechtbank vast dat het de bedoeling was om de cocaïne naar een onbekende bestemming te vervoeren vanuit de loods.
De verdediging heeft voorts betwist dat [verdachte] opzet had op de (verlengde) invoer van de cocaïne.
De rechtbank overweegt daarover in de eerste plaats dat er in totaal ongeveer 450 kilogram cocaïne in de loods van ZZC is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers risico’s met zich mee, zoals het inlichten van de politie.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoering van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Drugs moet immers verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht te zijn gericht op de opzet tot het binnen het grondgebied van -in dit geval- Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
De verdediging heeft bepleit dat er geen verband kan worden gelegd tussen de gevonden cocaïne en de aanwezigheid van [verdachte] op het haventerrein. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat [verdachte] samen met medeverdachten is gevlucht uit loods 1. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] nergens anders vandaan had kunnen komen dan uit deze loods waar door de opsporingsorganisaties uiteindelijk 450 kilogram cocaïne is aangetroffen. Deze cocaïne was afkomstig uit bananendozen. Uit de chats in de Signalapp “ [accountnaam 3] ”, waar [verdachte] middels het account “ [accountnaam 1] ” onderdeel van uitmaakte, is een foto verzonden van de bananendozen waar de personen die in de loods aanwezig waren naar op zoek moesten gaan. Bovendien troffen de opsporingsdiensten de cocaïne aan in 450 pakketten verspreid over de loods en waren de pakketten al voor een groot deel ingepakt in sporttassen, hetgeen ook door [verdachte] is besproken met “ [accountnaam 2] ”. Zij bespreken immers in een chat van 9 april 2022 de taakverdeling inzake het vullen van de tassen en het leegmaken van de dozen. Ook is het [verdachte] geweest die de Transporter heeft gehuurd die bij de inbraak betrokken is, en tevens de valse kentekenplaten heeft geregeld. Tot slot gaat de rechtbank uit van het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] . Zij houden [verdachte] na een vluchtpoging aan, waarbij door [verdachte] de volgende woorden worden gezegd: ‘Soms word je gepakt en soms gaat het goed’. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal.
Het vluchtgedrag en de uitlating van [verdachte] ondersteunen het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] heeft geweten dat het ging om een container met bananen met hierin een grote hoeveelheid cocaïne. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van [verdachte] heeft bestaan uit het voorbereiden van werkzaamheden inzake het uithalen alsmede het daadwerkelijk uithalen van de cocaïne, het regelen van de Transporter en de valse kentekenplaten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet. Dit opzet is gericht geweest op de verlengde invoer van cocaïne.
Medeplegen
Door de verdediging is bepleit dat er geen sprake is geweest van medeplegen omdat onvoldoende kan worden aangetoond dat er sprake is geweest van een intensieve samenwerking en een bijdrage van voldoende gewicht aan de zijde van [verdachte] .
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de beschreven gang van zaken en de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] een essentiële en substantiële rol heeft vervuld. Er kan worden vastgesteld dat [verdachte] is aangehouden op het haventerrein tezamen met onder meer de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en dat zij op dit terrein waren om cocaïne uit de loods te halen en verder te vervoeren. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij wisten naar welke dozen zij in de loods moesten zoeken aangezien de codes van de dozen via de groepsapp “Binnen” - waarvan [verdachte] deel uitmaakte - zijn doorgegeven. Dat de juiste dozen ook zijn gevonden, blijkt uit het feit dat de politie 450 pakketten cocaïne heeft aangetroffen die gedeeltelijk al in sporttassen waren ingepakt. Het gaat bovendien om een grote hoeveelheid met een aanzienlijk gewicht, die niet door een of twee personen kan worden getild. Er heeft dan ook een gezamenlijke uitvoering plaatsgevonden van het uithalen van de cocaïne. Dit vormt een onderdeel van het logistieke proces van een miljoenentransport van verdovende middelen waarvan het niet anders kan zijn dan dat dit vooraf moet zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Hier komt nog bij dat [verdachte] tevens een substantiële rol heeft vervuld door vervoer te regelen en ook met een andere, onbekend gebleven, medeverdachte de taakverdeling inzake het vullen van de tassen en het leegmaken van de dozen te bespreken. De gedragingen van [verdachte] kunnen dan ook worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verlengde invoer van ongeveer 450 kilogram cocaïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 april 2022 te Ritthem tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 450 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 5 jaar inhoudende dat verdachte zich niet mag ophouden in alle zeehavens in Nederland.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de verdediging bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Verdachte heeft een vast dienstverband bij een autogarage en een jong gezin waar hij financieel verantwoordelijk voor is. Bovendien is verdachte mantelzorger voor zijn moeder die ernstig ziek is. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf dient, op basis van de opgelegde straffen in soortgelijke zaken, sterk te worden gematigd. De verdediging verzoekt aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 450 kilogram cocaïne. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Het op de markt brengen van deze harddrugs vormt dan ook een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Door de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne heeft verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen, waarmee hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van -ook zeer ernstige- criminaliteit, waaronder liquidaties. [verdachte] heeft zich, door een bijdrage te leveren aan de invoer van cocaïne, niet laten weerhouden door deze voorzienbare gevolgen en is slechts uit geweest op financieel gewin.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting van de maatschappij waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde criminaliteit in te laten.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitganspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet, zijnde in beginsel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van 3 tot 4 jaren.
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor drugsfeiten. De rechtbank heeft kennis genomen van de door [verdachte] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, onder meer via het over hem opgemaakte reclasseringsrapport. Deze persoonlijke omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende bijzonder om tot strafvermindering te leiden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Zij bepaalt dat de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal moeten worden gebracht.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel aan [verdachte] , zoals gevorderd door de officier van justitie. Artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht voorziet al in een verbodsbepaling om wederrechtelijk op een haventerrein te verblijven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A
van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.E. van Dooren, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juli 2023.