ECLI:NL:RBZWB:2023:5093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
02-090103-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van (verlengde) invoer van 450 kilogram cocaïne met gevangenisstraf van 40 maanden

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 450 kilogram cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 en 14 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig had gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 40 maanden.

De tenlastelegging omvatte het medeplegen van de invoer van cocaïne, voorbereidingshandelingen voor de invoer, en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door camerabeelden en aangetroffen telefoons met chats die duidden op afspraken en handelingen met betrekking tot de invoer van verdovende middelen. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte onwetend was van de cocaïne en dat hij geen rol had gespeeld in de invoer.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 40 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor drugsfeiten en dat zijn persoonlijke omstandigheden geen aanleiding gaven om de straf te matigen. De tijd in voorarrest werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/090103-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg
hierna aangeduid als [verdachte] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 20 juli 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 450 kilogram cocaïne;
subsidiair: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne;
meer subsidiair: zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen wederrechtelijk verblijven op een haventerrein van ZZC en zich de toegang tot dit terrein verschaffen door middel van braak.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van ongeveer 450 kilogram cocaïne. Vier verdachten zijn aangetroffen op het terrein van ZZC. Dit moeten de personen zijn geweest die op de camerabeelden te zien zijn. Uit de chats op de aangetroffen telefoons valt de link tussen verdachten en de in de loods aangetroffen cocaïne af te leiden. Voor [medeverdachte 1] is er nog een extra link door het huren van een Volkswagen Transporter. Voor [medeverdachte 2] geldt dat hij blijkens de berichten op de onder hem in beslag genomen telefoon op de uitkijk heeft gestaan. Verklaringen van verdachten zijn uitgebleven, of zijn onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig. Gelet op de aangetroffen kar en de sporttassen, is het de bedoeling geweest om de cocaïne in te laden en verder te vervoeren, waardoor sprake is van verlengde invoer. Bij alle verdachten moet ten minste voorwaardelijk opzet daartoe aanwezig zijn geweest en gelet op de nauwe en bewuste samenwerking en het gewicht van ieders rol bij die samenwerking, is er sprake van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle drie de tenlastegelegde feiten. Naar de mening van de verdediging blijkt uit het dossier onvoldoende dat er sprake is geweest van invoer. Ook kan niet worden vastgesteld hoeveel personen daadwerkelijk op het terrein aanwezig zijn geweest. De in de buurt van verdachte aangetroffen iPhone kan niet aan hem gekoppeld worden. Hoewel vaststaat dat [verdachte] op het terrein aanwezig is geweest, kan niet worden vastgesteld hoe lang hij op het terrein was. Ook als dat enkele uren is geweest, is dat onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Er kan immers, enkel op basis van zijn aanwezigheid, niet worden vastgesteld dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet had op het invoeren van de drugs.
Ook van het meer subsidiair tenlastegelegde dient [verdachte] te worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat hij in de loods is geweest, zoals in de tenlastelegging staat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feitelijke gang van zaken
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken het volgende komen vast te staan.
In de nacht van 8 op 9 april 2022 wordt een medewerker van ZZ Coldstores (hierna: ZZC), gelegen aan de [adres] , rond 03.05 uur gebeld door de beveiliging dat er een inbraakalarm is afgegaan op het terrein. Dit alarm is afgegaan bij het hekwerk alsmede in de zone van dock 8. Rond 03.20 uur komen de eerste opsporingsdiensten het terrein van ZZC op. De verbalisanten constateren dat de roldeur van laaddock 8 is geforceerd. Als zij dichterbij komen zien zij na enige tijd voeten en benen bij de roldeur. Verbalisanten, die aan de andere kant van de loods staan, zien kort daarna vier personen wegrennen vanaf de loods. Na een achtervolging worden omstreeks 04.00 uur de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangehouden. [verbalisant 1] ziet dat de beide verdachten hun telefoon op de grond gooien alvorens zij kunnen worden aangehouden. Deze telefoons zijn in beslag genomen. [verbalisant 2] ziet omstreeks 04.15 uur [medeverdachte 2] in het gras liggen op een nabijgelegen dijk aan de Europaweg Noord. [medeverdachte 2] probeert nog te vluchten maar wordt ook aangehouden. In de buurt van van de plek waar [medeverdachte 2] is aangehouden, wordt een telefoon inbeslaggenomen. Bij het onderzoeken van het terrein treffen verbalisanten van het team Bijzondere Bijstand Douane in een loods bij de roldeur van laaddock 8 vervolgens een rolkar aan met sporttassen met hierin pakketten. In een koelcel in de loods liggen nog diverse (al dan niet gevulde) sporttassen, lege bananendozen, pakketten en trackers. Op de pakketten staat een afbeelding van een beer met de tekst “Oso” . De bananendozen zijn van het merk Boni Bananas met het [nummer] , waarbij op de doos staat vermeld ‘product of Ecuador’. In en nabij de loods worden nog diverse goederen aangetroffen zoals een slijpmachine van het merk “Milwaukee”, hoofdlampen, een schroevendraaier, diverse koevoeten, zwarte handschoenen, twee autokrikken en een zaklamp.
In de vroege ochtend worden door een verbalisant, samen met de eigenaar van ZZC, camerabeelden uitgekeken. Er wordt gezien dat er tussen 02.44 en 03.05 uur niet vier maar vijf mannen op de beelden te zien zijn. Nadat het terrein nogmaals wordt doorzocht wordt [verdachte] samen met [medeverdachte 4] omstreeks 07.49 uur aangehouden. Zij zitten verstopt achter pallets gelegen onder een overkapping bij het containerplein, aan de achterzijde van de loodsen. De bij [verdachte] en [medeverdachte 4] aangetroffen telefoon is kapot.
Door [getuige 1] wordt verklaard dat hij omstreeks 02:15 uur op 9 april 2022 drie voertuigen heeft gezien die voor hem reden onder viaduct Engelandweg in de nabijheid van ZZC. Een van deze voertuigen betrof volgens de getuige een Volkswagen Transporter bus dan wel een witte Ford Transit. Een week na de inbraak bij ZZC, op 17 april 2022, wordt een witte Volkswagen Transporter bus aangetroffen in Vlissingen. De oorspronkelijke kentekenplaat van de Volkswagen Transporter, zijnde [kenteken] , ontbreekt. In de bus wordt een mobiele telefoon aangetroffen. Deze bus blijkt op 1 april 2022 op naam van [medeverdachte 1] te zijn gehuurd.
Tot slot wordt op 11 april 2022 nog een telefoon van het merk Oppo gevonden in het centrum van Middelburg. De telefoon bevat berichten waaruit kan worden afgeleid dat de eigenaar van de telefoon is ontsnapt en in de nacht van 9 april 2022 wil worden opgehaald.
Van de in totaal 450 in de loods aangetroffen pakketten worden er willekeurig 32 getest. Twee monsters worden indicatief getest en testen positief op cocaïne. Door het Douane Laboratorium wordt in alle van de 30 onderzochte monsters cocaïne aangetroffen. Het gemiddeld netto gewicht van deze 30 pakketten is 999,95 gram. Er kan dan ook worden vastgesteld dat de 450 op 9 april 2022 aangetroffen pakketten bij ZZC ongeveer 449,98 kilogram cocaïne bevatten.
Op de vier in beslag genomen telefoons die konden worden onderzocht, worden in de app Signal meerdere chats aangetroffen die duiden op afspraken en andere (voorbereidings)handelingen ten behoeve van het uithalen van verdovende middelen.
Betrokkenheid [verdachte]
heeft zich ten aanzien van zijn mogelijke betrokkenheid en rol beroepen op zijn zwijgrecht. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rol en betrokkenheid van [verdachte] niet vaststaan en niet enkel kunnen worden afgeleid uit zijn aanwezigheid op het terrein vier uur later.
Uit de bevindingen van de verbalisanten leidt de rechtbank af dat de verbalisanten, die omstreeks 03:20 ter plaatse komen bij ZZC en zich bevinden bij de roldeur van laaddock 8, na enige tijd voeten en benen zien bewegen bij deze roldeur. De roldeur bevindt zich in terminal (loods) 1. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat om 03.59 uur het alarm van loopdeur 4 aan de achterkant van terminal 1 wordt geactiveerd. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die aan de achterkant van deze loods staan, zien vervolgens vier personen uit de richting van loods 4 komen rennen. De verbalisanten hadden goed zicht op de omgeving en hadden tot dan toe nog geen personen gezien. Ook een auto van de Douane die met zoeklichten voorbij was gereden had tot op dat moment nog geen personen aangetroffen. De verbalisanten zetten de achtervolging in en de vier personen vluchten. Nadat er een waarschuwingsschot is gelost stoppen twee personen met rennen. Dit zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Zij worden om 04.00 uur aangehouden.
Na aanhouding van de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en nog iets later de aanhouding van [medeverdachte 2] , die als uitkijk fungeerde, buiten het terrein van ZZC, hebben verbalisanten samen met de eigenaar van ZZC de camerabeelden van die avond bekeken. Uit de camerabeelden blijkt dat er tussen 02.44 en 03.05 uur vijf mannen op beelden te zien zijn in de loopruimte tussen terminal 1 en 2. Op basis van de op 11 april 2022 gevonden Oppo telefoon kan worden vastgesteld dat één van deze personen, die te zien is op de beelden, heeft kunnen vluchten. Er resteren dan ook nog vier verdachten, van deze vier verdachten zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] om 04.00 uur aangehouden.
Als douaneambtenaren in de ochtend van 9 april 2022 nogmaals het pand en de omgeving doorzoeken, treffen zij [verdachte] en [medeverdachte 4] aan, aan de achterkant van een loods tussen pallets. Zij worden om 07.50 uur aangehouden. Tussen de pallets worden tevens een rode hoofdlamp en een kapotte Apple iPhone aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat [verdachte] heeft behoord tot de vier personen die door de verbalisanten zijn gezien terwijl ze wegrenden uit de richting van loods 4. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zien vier personen uit de loods vluchten en zij houden uiteindelijk de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aan. De andere twee personen die tot de groep van vier behoorden zijn op dat moment ontsnapt. Vier uur later worden vervolgens nog twee personen op het terrein gevonden die zich achter pallets hebben verstopt, zijnde [verdachte] en [medeverdachte 4] . Deze twee mannen moeten dan ook hebben behoord tot de groep van vier mannen die is gevlucht. De rechtbank acht het voorts volstrekt niet aannemelijk dat [verdachte] later die nacht het terrein op gelopen is, dat op dat moment vergeven was van opsporingsdiensten, en zich vervolgens heeft verstopt achter een stapel pallets, zoals door de verdediging is gesuggereerd. Dit is een volstrekt onaannemelijk scenario. Gezien de hoeveelheid opsporingsambtenaren had [verdachte] niet ongezien het terrein kunnen oplopen en bovendien acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat [verdachte] dit ook daadwerkelijk zou doen gezien de risico’s waar hij zich alsdan aan had blootgesteld. [verdachte] heeft overigens ook niet zelf verklaard dat hij later het terrein is opgelopen, maar heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Daarnaast is in de buurt van [verdachte] en [medeverdachte 4] een hoofdlamp aangetroffen van het merk Varta. In de chat van de Signalapp “ [accountnaam 1] ” wordt door “ [accountnaam 2] ” aangegeven dat hij o.a. een hoofdlamp heeft aangeschaft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook op basis van genoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn dan dat [verdachte] zich heeft bevonden in de loods waar 450 kilogram cocaïne is aangetroffen, een van de vier personen was die uit de loods kwamen en is gevlucht toen de verbalisanten ter plaatse kwamen.
Opzet verlengde invoer van 450 kilogram cocaïne
In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende vast is komen te staan dat er sprake is van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 450 kilo cocaïne. De lading cocaïne is gevonden in een aantal dozen met bananen. Uit de bijgevoegde foto’s bij het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] blijkt dat op de bananendozen vermeld staat dat deze afkomstig zijn uit Ecuador. Dit komt ook overeen met de Bill of Lading van 18 maart 2022 die zich in het dossier bevindt en waarin is opgenomen dat het gaat om bananen afkomstig uit Ecuador. Ook betreft het merk bananen, zijnde “Boni bananas”, het merk waarvan de dozen leeggehaald en verspreid door de loods worden aangetroffen door verbalisanten. Tot slot is het een feit van algemene bekendheid dat bananen niet in Nederland geteeld worden en altijd worden ingevoerd uit landen met een warmer klimaat.
Uit de tekst van artikel 1, vierde lid juncto artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet blijkt wat onder de (verlengde) invoer van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken. Dit betekent dat onder verlengde invoer ook kan worden verstaan het vervoeren van de lading vanuit de haven naar een onbekende bestemming.
Gezien het feit dat in de loods een steekkar met daarop diverse sporttassen is aangetroffen en er nog lege sporttassen in de loods zijn aangetroffen, verbindt de rechtbank aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen van verdachten erop gericht is geweest om een grote partij cocaïne over te laden. Dit blijkt ook uit de chats die zijn aangetroffen op de telefoon met de [beslagcode] die is aangetroffen in de buurt van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Hierin wordt in de chat die het Signalaccount “ [accountnaam 3] ” heeft met een andere persoon genaamd “ [accountnaam 4] ” gesproken over “ blokken ”. De rechtbank weet ambtshalve dat hier in versluierde taal veelal cocaïne mee wordt bedoeld. Daarnaast geeft “ [accountnaam 3] ” aan dat alles compleet zal worden bezorgd. Gezien de chats en gezien het feit dat met het gebruik van voornoemde spullen, de steekkar en de sporttassen, wordt beoogd het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de cocaïne, stelt de rechtbank vast dat het de bedoeling was om de cocaïne naar een onbekende bestemming te vervoeren vanuit de loods.
De verdediging heeft bepleit dat de enkele aanwezigheid van [verdachte] op het haventerrein onvoldoende bewijs is voor opzet op de invoer van cocaïne.
De rechtbank overweegt daarover in de eerste plaats dat er in totaal ongeveer 450 kilogram cocaïne in de loods van ZZC is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers risico’s met zich mee, zoals het inlichten van de politie.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoering van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Drugs moet immers verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht te zijn gericht op de opzet tot het binnen het grondgebied van -in dit geval- Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] samen met drie medeverdachten is gevlucht uit een loods. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] nergens anders vandaan had kunnen komen dan uit deze loods waar door de opsporingsorganisaties uiteindelijk 450 kilogram cocaïne is aangetroffen. Deze cocaïne was afkomstig uit bananendozen. Uit de chats in de Signalapp “ Binnen ” blijkt dat alle personen die betrokken zijn geweest bij het uithalen van de cocaïne voor vertrek naar ZZC bij elkaar zijn gekomen in een huis (in Vlissingen) en dat op dat moment een foto is verzonden van de bananendozen waar de personen ,die in de loods aanwezig waren, naar op zoek moesten gaan. Bovendien troffen de opsporingsdiensten de cocaïne aan in 450 pakketten verspreid over de loods en waren de pakketten al voor een groot deel ingepakt in sporttassen. Onder deze omstandigheden is het volstrekt onaannemelijk dat [verdachte] geen wetenschap had van de cocaïne en wat daarmee moest gebeuren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bij [verdachte] op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne. [verdachte] is immers direct in verband te brengen met de cocaïne. Hij was in de nachtelijke uren aanwezig in een loods waarin dozen met bananen waren opgeslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne wordt verstopt in legale ladingen zoals bananendozen. Die loods was opengebroken. In de loods lagen de pakketten cocaïne, die uit de bananendozen waren gehaald en gedeeltelijk al in sporttassen waren gestopt. Onder deze omstandigheden heeft [verdachte] welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zou mee werken aan het doorvoeren van cocaïne. Tevens kunnen zijn gedragingen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de overtreding van de Opiumwet dat het niet anders kan zijn geweest dat [verdachte] de kans op die gevolgen heeft aanvaard. Door het vluchtgedrag van [verdachte] toen de politie het terrein betrad en het feit dat in de directe omgeving waar hij is aangetroffen een hoofdlamp is aangetroffen wordt dit beeld nog verder versterkt.
Gelet op alle factoren in samenhang bezien is er dan ook naar het oordeel van de rechtbank aan de zijde van [verdachte] sprake van voorwaardelijk opzet op de verlengde invoer van de cocaïne.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de beschreven gang van zaken en de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] een essentiële en substantiële rol heeft vervuld. Er kan worden vastgesteld dat [verdachte] is aangehouden op het haventerrein tezamen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en dat zij op dit terrein waren om cocaïne uit de loods te halen en verder te vervoeren. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij wisten naar welke dozen zij in de loods moesten zoeken aangezien de codes van de dozen via de groepsapp “ Binnen ” op Signal zijn doorgegeven op het moment dat [verdachte] en de medeverdachten in een huis bij elkaar waren. Dat de juiste dozen ook zijn gevonden blijkt uit het feit dat de politie 450 pakketten cocaïne heeft aangetroffen die al gedeeltelijk in sporttassen waren ingepakt. Er heeft dan ook een gezamenlijke uitvoering plaatsgevonden van het uithalen van de cocaïne. Dit vormt een onderdeel van het logistieke proces van een miljoenentransport verdovende middelen waarvan het niet anders kan zijn dan dat dit vooraf moet zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De gedragingen van [verdachte] kunnen dan ook worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verlengde invoer van 450 kilogram cocaïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 april 2022 te Ritthem tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 450 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 5 jaar waarbij verdachte zich niet mag ophouden in alle zeehavens in Nederland. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van deze maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voorzover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit komt, stelt de verdediging dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf niet in lijn is met vergelijkbare strafzaken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 450 kilogram cocaïne. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Het op de markt brengen van deze harddrugs vormt dan ook een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Door de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne heeft verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen, waarmee hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van -ook zeer ernstige- criminaliteit, waaronder liquidaties. [verdachte] heeft zich, door een bijdrage te leveren aan de invoer van cocaïne, niet laten weerhouden door deze voorzienbare gevolgen en is slechts uit geweest op financieel gewin.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde criminaliteit in te laten.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitganspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet, zijnde in beginsel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van 3 tot 4 jaren.
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor drugsfeiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door [verdachte] (zeer beperkt) aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Deze persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding om de straf te matigen. Het feit dat [verdachte] een eigen onderneming heeft, heeft hem er niet van weerhouden om te kiezen voor het snelle geld en een ernstig strafbaar feit te plegen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Zij bepaalt dat de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal moeten worden gebracht.
De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel aan [verdachte] , zoals gevorderd door de officier van justitie. Artikel 138aa Wetboek van Strafrecht voorziet al in een verbodsbepaling om wederrechtelijk op een haventerrein te verblijven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A
van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.E. van Dooren, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juli 2023.