ECLI:NL:RBZWB:2023:5071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
02/290058-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met significante bijdrage aan geweldsdelict

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een geweldsincident op 15 oktober 2022 in het centrum van Terneuzen, waar de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij met een slachtoffer. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, stelde dat de verdachte openlijk en in vereniging geweld had gepleegd tegen het slachtoffer, wat werd ondersteund door camerabeelden. De verdediging betwistte de beschuldigingen en pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte slechts een geringe bijdrage had geleverd aan het geweld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, ondanks dat zijn aandeel minder was dan dat van de medeverdachten. De rechtbank achtte de tenlastelegging van openlijke geweldpleging in vereniging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis, en de rechtbank besloot geen vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, gezien het incident karakter van de zaak. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/290058-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Hij baseert zich daarbij op de camerabeelden waarop duidelijk te zien is dat verdachte [slachtoffer] tegen zijn rug schopt terwijl hij op de grond ligt en tegen zijn hoofd stompt terwijl hij op de grond zit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte een voldoende wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen
[slachtoffer] . Hij heeft slechts een klein trapje gegeven en een slaande beweging gemaakt. Verder was er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat er op 15 oktober 2022 in het centrum van Terneuzen aan de Nieuwstraat een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn geweest. [slachtoffer] is hierbij meermalen met kracht tegen zijn hoofd gestompt en meermalen met geschoeide voet en met kracht tegen zijn lichaam geschopt en op zijn hoofd gestampt, terwijl hij op de grond lag. De aanleiding voor de vechtpartij was een incident dat kort daarvoor had plaatsgevonden tussen een neef van [medeverdachte 3] en [slachtoffer] . De neef van [medeverdachte 3] had volgens [slachtoffer] zijn vriendin een klap op haar billen gegeven. Als reactie hierop had [slachtoffer] de neef van [medeverdachte 3] een klap in zijn gezicht gegeven, waardoor hij op de grond was gevallen en knock-out leek te zijn.
Openlijke geweldpleging
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer] . Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging is onder andere vereist dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank stelt vast dat verdachte [slachtoffer] op de openbare weg tegen zijn rug heeft geschopt, terwijl hij op de grond lag. Daarna heeft hij zich omgekeerd en is hij weggelopen. Vervolgens heeft hij zich weer omgedraaid, is toen wederom naar [slachtoffer] gegaan, die inmiddels overeind was gekomen en op de grond zat, en heeft hem met gebalde vuist tegen het hoofd geslagen. Verdachte heeft dus op twee momenten fysiek geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Daarnaast is ook door de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld toegepast tegen [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat tegen [slachtoffer] werd gebruikt. Dat zijn bijdrage minder is geweest dan die van de medeverdachten maakt dit niet anders. Bij openlijke geweldpleging in vereniging maakt het in beginsel niet uit wie welk geweld heeft gebruikt, zodat het geweld gepleegd door de medeverdachten ook voor rekening van verdachte komt.
Conclusie
Gelet hierop acht de rechtbank de tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 oktober 2022 te Terneuzen openlijk, te weten, in de Nieuwstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam te slaan en stompen en meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het lichaam te schoppen en trappen en
meermalen met kracht met geschoeide voet op het hoofd te stampen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nut niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast vordert hij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor een periode van 3 jaren, inhoudende een locatieverbod voor het uitgaansgebied in Terneuzen na 20.00 uur ’s avonds, met een vervangende hechtenis van twee weken per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring te volstaan met een taakstraf van zeer beperkte duur, gelet op het uiterst geringe aandeel van verdachte in het geweld, het blanco strafblad van verdachte en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is hoofdkostwinner en draagt samen met zijn vriendin de zorg voor twee kinderen, waarvan er één een autistische stoornis heeft. Hij werkt in wisselende diensten en heeft beperkte oppasmogelijkheden. De verdediging verzoekt om de vordering ex artikel 38v Sr af te wijzen, nu het hier duidelijk gaat om een incident.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] nachts op straat zonder enige aanleiding, in het bijzijn van zijn vriendinnen, tegen zijn rug geschopt, terwijl hij op de grond lag. Daarna
heeft hij zich omgekeerd en is hij weggelopen. Vervolgens heeft hij zich weer omgedraaid, is toen wederom naar [slachtoffer] gegaan, die inmiddels overeind was gekomen en op de grond zat, en heeft hem met gebalde vuist tegen het hoofd geslagen
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken geweest. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweld zich in het openbaar, namelijk buiten op straat in een druk uitgaansgebied, afgespeeld, waardoor ook omstanders hiermee zijn geconfronteerd. Dit kan ook voor hen een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ook slaat de rechtbank acht op de inhoud van het rapport van de reclassering van 21 juni 2023 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat verdachte op geen enkel leefgebied problemen kent, zijn leven goed op orde heeft en spijt heeft van zijn rol in het geheel. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Om die reden wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen strafBij het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en bij straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken. Doorgaans wordt voor openlijk geweld met licht letsel een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank ziet in de vrij beperkte rol van verdachte in het geweld en de persoon van verdachte aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank acht, alles overwegend, een taakstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte, nu het hier om een incident gaat.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2023.
Mr. Sterk, mr. Mulders en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.