ECLI:NL:RBZWB:2023:5070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
02/290049-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in uitgaansgeweld met beperkte letsel

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident op 15 oktober 2022 in Terneuzen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van meerdere slachtoffers. Tijdens de zitting op 5 juli 2023 heeft de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, de beschuldigingen toegelicht, waarbij camerabeelden en forensisch bewijs werden gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer01] te doden door hem meermalen met kracht tegen het hoofd te stompen, terwijl hij op de grond lag. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard.

De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag, wijzend op het beperkte letsel van [slachtoffer01] en de omstandigheden van het geweld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag en twee mishandelingen. De strafmaat werd vastgesteld op 365 dagen gevangenisstraf, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leven en de wens van [slachtoffer01] om niet verder strafrechtelijk te vervolgen. De rechtbank besloot geen vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, gezien het incident karakter van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/290049-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedag01] 1986 te [geboorteplaats01] ,
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] , [adres01] ,
raadsman mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer01] te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer01] ;
feit 2:[slachtoffer02] heeft mishandeld;
feit 3:[slachtoffer03] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer01] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Hij baseert zich daarbij op de eigen verklaring van verdachte, de camerabeelden en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit blijkt dat de kans op ernstig of fataal schedel-/hersenletsel bij [slachtoffer01] zeer groot was. De mate van geweld, gericht op het hoofd van [slachtoffer01] , en de intentie waarmee het geweld is gebruikt, maakt dat er een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond op de dood en deze kans hebben verdachte en de medeverdachten bewust aanvaard. Hierbij was sprake van een gezamenlijke uitvoering met een nauwe en bewuste samenwerking omdat [slachtoffer01] door verdachte en de medeverdachten tegen het hoofd is geslagen en geschopt en door verdachte op het hoofd is gestampt terwijl hij op de grond lag.
Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer02] en [slachtoffer03] heeft mishandeld, zoals ten laste is gelegd onder feiten 2 en 3. Dit is op de camerabeelden te zien en verdachte heeft deze feiten bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De verdediging wijst daarbij op het geringe letsel van [slachtoffer01] . Op de camerabeelden is volgens de verdediging ook niet goed te zien waar, dan wel of, iedere slag of trap het lichaam of het hoofd van [slachtoffer01] raakt. Hierdoor is niet vast te stellen met hoeveel kracht er geslagen, getrapt en gestampt is en of [slachtoffer01] op een kwetsbaar deel is geraakt. Er is dan ook bij verdachte geen sprake geweest van opzet op de dood van [slachtoffer01] , ook niet in voorwaardelijke zin. De tenlastegelegde gedragingen kunnen wel worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.
Voor wat betreft de feiten 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat er op 15 oktober 2022 in het centrum van Terneuzen aan de Nieuwstraat een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte en medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] en [medeverdachte03] betrokken zijn geweest. [slachtoffer01] is hierbij meermalen met kracht tegen zijn hoofd gestompt en meermalen met geschoeide voet en met kracht tegen zijn lichaam geschopt en op zijn hoofd gestampt, terwijl hij op de grond lag. De aanleiding voor de vechtpartij was een incident dat kort daarvoor had plaatsgevonden tussen een neef van verdachte en [slachtoffer01] . De neef van verdachte had volgens [slachtoffer01] zijn vriendin een klap op haar billen gegeven. Als reactie hierop had [slachtoffer01] de neef van verdachte een klap in zijn gezicht gegeven, waardoor hij op de grond was gevallen en knock-out leek te zijn.
Het primair tenlastegelegde: poging tot doodslag
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van een poging tot doodslag tezamen en in vereniging gepleegd ten aanzien van [slachtoffer01] . Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte het volle opzet had op het overlijden van [slachtoffer01] .
Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat hij zijn neef als bewusteloos op de grond had zien liggen, op [slachtoffer01] is afgelopen en hem meermalen met kracht tegen zijn hoofd heeft gestompt. Toen [slachtoffer01] op de grond lag, heeft verdachte [slachtoffer01] wederom met kracht tegen zijn hoofd gestompt en heeft hij met geschoeide voet en met kracht op zijn hoofd gestampt. Daarna heeft hij zich omgekeerd en is hij weggelopen. Vervolgens heeft verdachte zich weer omgedraaid en is toen in versnelde pas wederom naar [slachtoffer01] gegaan, die nog altijd op de grond lag. Hij is boven [slachtoffer01] gaan staan, heeft zijn been opgetild en met geschoeide voet vol op zijn hoofd gestampt. Uit de wijze waarop verdachte deze beweging maakte, valt af te leiden dat dit met veel kracht gebeurde.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat met kracht uitgevoerde geweldshandelingen tegen/op het hoofd fatale gevolgen kunnen hebben. De rechtbank is van oordeel dat in de situatie dat verdachte, na eerst te zijn weggelopen, weer om te draaien, in versnelde pas wederom naar [slachtoffer01] toe te gaan, boven hem te gaan staan en met geschoeide voet en met veel kracht vol op het hoofd van [slachtoffer01] te stampen terwijl hij weerloos op de grond lag, er een aanmerkelijke kans was op dodelijk letsel bij [slachtoffer01] . De gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het veroorzaken van dodelijk letsel dat uit deze gedragingen zelf kan worden afgeleid dat verdachte de kans op het intreden van dit ontstane risico bewust heeft aanvaard. Dat het letsel beperkt is gebleven is niet aan verdachte te danken geweest.
Medeplegen poging tot doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte en de medeverdachten in vereniging hebben gehandeld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier blijkt dat op het moment dat [slachtoffer01] op de grond lag, zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] een trap in de richting van [slachtoffer01] hebben gegeven. Op enig moment heeft verdachte zich omgedraaid en is hij weggelopen in de richting van zijn neef. Kort daarna is hij naar [slachtoffer01] teruggelopen en heeft hij hem, onder meer, op zijn hoofd gestampt. De medeverdachten gebruikten op dat moment geen geweld tegen [slachtoffer01] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van groepsgeweld, maar dat de voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering van de poging tot doodslag en de bijdrage van de medeverdachten aan het primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem tenlastegelegde poging tot doodslag.
Feiten 2 en 3Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Deze feiten zullen bewezen worden verklaard gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
primair
op 15 oktober 2022 te Terneuzen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht met geschoeide voet op het hoofd heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 15 oktober 2022 te Terneuzen [slachtoffer02] heeft mishandeld door tegen het hoofd te slaan;
3
op 15 oktober 2022 te Terneuzen [slachtoffer03] heeft mishandeld door meermalen tegen het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor een periode van 3 jaren, inhoudende een locatieverbod voor het uitgaansgebied in Terneuzen na 20.00 uur ’s avonds, met een vervangende hechtenis van twee weken per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, wellicht gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, gelet op de rol die [slachtoffer01] heeft gehad, het beperkte letsel bij [slachtoffer01] , het feit dat verdachte heeft meegewerkt aan mediation, de wens van [slachtoffer01] om verdachte niet verder strafrechtelijk te vervolgen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging verzoekt om de vordering ex artikel 38v Sr af te wijzen, nu het hier duidelijk gaat om een incident.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feitenVerdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en twee mishandelingen. Hij heeft [slachtoffer01] ’s nachts op straat, in het bijzijn van zijn vriendinnen, meermalen hard tegen zijn hoofd gestompt, nadat [slachtoffer01] zijn neef, voor wie hij zich verantwoordelijk voelde, had geslagen en deze als bewusteloos op de grond lag. Daarna heeft hij, terwijl [slachtoffer01] in hulpeloze toestand op de grond lag, meermalen met geschoeide voet hard op zijn hoofd gestampt. Vervolgens heeft hij zich omgekeerd, is hij weggelopen, heeft hij zich weer omgedraaid en is toen in versnelde pas wederom naar [slachtoffer01] gegaan en heeft hem met geschoeide voet hard op zijn hoofd gestampt. Dit is, zo blijkt uit de camerabeelden, met een immense kracht gebeurd. Terwijl de vriendinnen van [slachtoffer01] probeerden om het geweld te laten stoppen en verdachte tegen te houden, heeft hij hen mishandeld. Dit is ook te zien op de camerabeelden van het incident.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, met name van [slachtoffer01] . Dat de slachtoffers niet ernstiger gewond zijn geraakt, is niet aan verdachte te danken geweest. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweld zich in het openbaar, namelijk buiten op straat in een druk uitgaansgebied, afgespeeld, waardoor ook omstanders hiermee zijn geconfronteerd. Dit kan ook voor hen een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook slaat de rechtbank acht op de inhoud van het rapport van de reclassering van 24 april 2023 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Hij heeft een woning en een vaste baan. Hij heeft goed contact met zijn partner en kinderen. Hij heeft geen schulden of verslavingen. Ook is er sprake van een pro-sociale houding. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Om die reden wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan oplegging van een gevangenisstraf. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf komt de rechtbank tot een kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Dit heeft er mee te maken dat het om een incident gaat, dat het handelen van [slachtoffer01] (het slaan en als bewusteloos achterlaten van de neef van verdachte) onmiskenbaar van invloed is geweest op de – verkeerde – beslissing van verdachte om hem aan te vallen, dat het letsel van [slachtoffer01] relatief beperkt is gebleven en dat verdachte zijn best heeft gedaan om het goed te maken met [slachtoffer01] . Hij heeft meegewerkt aan mediation, waarbij [slachtoffer01] alle vragen aan verdachte heeft kunnen stellen die hij graag wilde stellen. Verdachte heeft uitgelegd waarom hij destijds zo heeft gehandeld en zijn spijt betuigd. Het mediationgesprek is door zowel verdachte als [slachtoffer01] als een fijn gesprek ervaren en [slachtoffer01] heeft specifiek de wens geuit om verdachte niet verder strafrechtelijk te vervolgen.
De rechtbank acht, alles overwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte, nu het hier om een incident gaat.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:poging tot doodslag;
feit 2:mishandeling;
feit 3:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2023.
Mr. Sterk, mr. Mulders en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.